Buitenlandse literatuur
Mijmeringen over Lichtenberg
Cyrille Offermans
Lichtenberg - een denker in het klein
‘De Amerikaan die als eerste Columbus ontdekte, deed een rampzalige ontdekking.’
Dat schreef Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799) zo'n tweehonderd jaar geleden in een van zijn Sudelbücher (Kladboeken). Daarin staan ook de volgende notities - ik citeer te hooi en te gras: ‘Wanneer hij zijn verstand moest gebruiken, verging het hem als iemand die altijd zijn rechterhand heeft gebruikt en nu iets met zijn linkerhand moet doen.’
Of: ‘De Groenlanders noemen een kwaadaardige vrouw een fregat sinds zij hebben gezien dat een dergelijk Deens schip zowel van stuurboord als van bakboord op Hollandse schepen schoot.’
Of: ‘De monniken te Lodève in Gascogne verklaarden een muis heilig die een gewijde hostie had opgepeuzeld.’
Nog één: ‘Ik nam op zijn gezicht werkelijk de nevel waar die altijd pleegt op te stijgen bij de verrukking die men voelt wanneer men zich boven anderen verheven waant.’
Bij zijn dood in 1799 bleek dat Lichtenberg gedurende vijfendertig jaar, vanaf zijn studententijd, duizenden van dit soort gedachten, invallen, observaties en aardigheidjes in zijn Kladboeken had genoteerd. Dat moet hij strikt voor privégebruik hebben gedaan, zij het met de bedoeling er later nog eens ooit echt werk van te maken. Maar we hoeven het niet te betreuren dat dat er nooit van is gekomen. Juist door hun losse, springerige en hypothetische vorm behoren de aantekeningen in de Kladboeken van Lichtenberg tot het sprankelendste en origineelste wat er ooit in het Duits is geschreven.
Voor zijn tijdgenoten was Lichtenberg vooral bekend als geniaal natuurkundige: hij construeerde onder meer de eerste deugdelijke bliksemafleider en deed belangrijke experimenten met luchtballonnen. Enige faam genoot hij daarnaast als polemist, satiricus en commentator van de etsen van Hogarth. Niettemin voelde hij zich aan het eind van zijn leven miskend en mislukt. Geen van de grotere literaire projecten die hij zich al vroeg ten doel had gesteld, een autobiografie en een satirische roman, had hij tot een goed einde gebracht. Wat bij nader inzien trouwens helemaal niet verbazingwekkend genoemd mag worden. Zijn speelse natuur en zijn nerveuze ontdekkingsdrift maakten hem ongeschikt voor het werk op de lange baan. Zijn kracht ligt in de beknopte, scherpe formulering. Aan de pompeuze kathedertaal van menige geleerde tijdgenoot had hij een broertje dood.
Op een tijdstip dat Lichtenberg het welslagen van zijn autobiografie nog niet tot de onmogelijkheden kan hebben gerekend, schreef hij eraan bezig te zijn ‘met een oprechtheid die misschien bij menigeen een soort medebeschaamdheid zal wekken’. Die oprechtheid en die beschaamdheid hadden betrekking op wat