| |
| |
| |
Repke Hollema
Brua brua
Het is erg druk op de weg. Of er een verband bestaat weet ik niet, maar toch voel ik dat er een oorzakelijk verband moet bestaan tussen de door mij ongewenste drukte en de herinnering. Ik heb door de drukte te weinig gelegenheid om naast het besturen van de auto ook nog scherp op te letten. Ik herken de omgeving echter nog altijd en kijk in de richting van het huis. Ik voel dat dit de plek moet zijn, maar er vindt geen echte herkenning plaats. Pas de tweede keer dat ik er langs rijd, komt er enige tekening in de witte vlek van mijn geheugen. Zeven jaar is lang. Jaren die nog veel zwaarder worden door het onbekende dat altijd is gebleven.
Twee maïskolven had ik boven de deurpost hangen. In mijn streven naar perfectie in het een worden met de zwarte cultuur paste ook dit teken. Immers, de mensen van hier zijn ervan overtuigd dat de twee kolven er enkel hingen om geluk te brengen en wie zou ik zijn om daaraan te twijfelen?
Een andere cultuur kun je het beste leren kennen door het vrouwelijke element. Immers, cultuur is vrouwelijk en via de vrouw bereik je al dat andere veel directer, een stelling die ik jarenlang aanhing. Nu ik haar trouwens opschrijf, blijkt me dat ik nog altijd zo denk. Schuld en schuldgevoelens werpe u verre van u, want zonde is er pas als je het eerst hebt benoemd. De vrouwen moet je leren kennen om een cultuur te kunnen doorgronden. Alleen door de vrouw leer je een cultuur tot in je diepste vezels kennen. Dit was mijn opdracht en daar heb ik me aan gehouden.
‘Jij hebt maïskolven boven de deur opgehangen, hè?’ vroeg mijn bruine vriendin met een voor mij wat geheimzinnige alwetende glimlach. Mijn aarzelende bevestiging was, naar ik veel later begreep, voor haar de laatste schakel in de ketting die tot dan toe ontbrak. Het gevecht kon nu eindelijk beginnen waarbij haar meester de hulp kon geven die zij onvoorwaardelijk van hem verwachtte.
De kamer was met enkele kaarsen zwak verlicht. De sfeer was indringend door het voor mij zo onbekende, maar voor alles ook door de scherpe geur die alles overheerste. Ik zag haar gezicht alsof het een griezelige onderaardse vis was. De ogen blonken zonder tranen, terwijl mijn ogen vol liepen. Koude nietszeggende diepzwarte ogen die zoveel zagen dat ze mij niet meer konden opnemen. Glazen bolrondingen vrijwel zonder beweging. De kracht van de gebeurtenis was dusdanig dat mijn schroom nog groter werd en ik terugweek. Ik sloot met veel gevoel de deur en keerde op mijn schreden terug.
| |
| |
Gedachteloos. Ik wist dat ik nu eindelijk, zij het vaag, kennis had gekregen van iets dat wij koele berekenende westerlingen immers nooit en te nimmer kunnen aanvaarden. Dingen die waar zijn voor hen die erin geloven.
De derde keer dat ik in mijn auto langs de plek kom, zie ik dat het huis er nog altijd staat. Dit is het, schiet het door me heen. Het diepgele plankenhuis achter wat rafelig groene struiken waarvan de voordeur hermetisch en donker gesloten is. Er is geen levende ziel te bekennen op het erf.
Het nog altijd vreselijk kale erf is, merk ik, danig geslonken, omdat een deel ervan afgeschut is voor een snack met veel reclameborden. Meer reclame dan verkoopgoederen, zo te zien. Ik schrik. Nog nooit zag ik op het hele eiland een snack zonder mensen. Altijd en eeuwig staat er tenminste één iemand wat of vaker niets te doen. Deze snack blijkt echter totaal uitgestorven. Er is zelfs geen verkoper te zien.
Angst is een groot woord. Potverdorie blijf koel, man! Toch moet ik met al mijn westerse calvinisme toegeven dat ik niet de moed heb de auto tot stilstand te brengen om er iets te gaan drinken. Mijn verontschuldiging dat er niemand is overtuigt mezelf dat ik door moet rijden.
Een zachte rilling gaat door me heen als ik even denk aan de mogelijkheid haar terug te zien. Er lijkt absoluut niets veranderd te zijn. Echt niets. Zij zou nu zomaar ineens kunnen verschijnen. Heel natuurlijk en mij zeggen dat zij hier al jaren werkt. Heel gewoon. Helemaal niet op mijn verbazing en ontsteltenis lettend.
Even laat ik de gaspedaal los en probeer te stoppen. Ik kan het echter niet. Telkens hoor ik in mezelf het ritmische gedicht van de bekende anarchistische Curaçaose dichter Yerba Seku: ‘Alles heel gewoon. We verkopen alles wat we hebben voor weinig geld. Ons water, onze grond en zelfs onze lucht. Heel gewoon, heel gewoon. Wij blijven daardoor altijd arm op dit eiland. Heel gewoon. Zo is het nu eenmaal. Heel gewoon.’
Vertwijfeld kijk ik om en zie het huis al weer snel verdwijnen. De zandweg ervoor langs loopt enige kilometers lang evenwijdig met de weg. Er tussenin ligt een met teer gestolde afwateringsgoot waarin ik nooit enig water heb zien staan.
Ik heb het er zeker niet op aangestuurd. Daar ben ik van overtuigd. Toch rijd ik vandaag alweer langs het gele huis.
De witte kever liet als ik bij de hoge brug kwam altijd een hoog en heerlijk grommend geluid horen. De 1600 c c motor was puur geschikt voor zoiets. De rest van de tijd met hoogstens zestig, tachtig kilometer nooit op zijn plaats op het eiland, maar op de brug kwam hij pas echt tot leven. Het contact met mensen in de andere voertuigen is veel directer als de ramen open zijn. In Nederland kan een autoraam op een enkele uitzondering na nooit en te nimmer open. De consequentie is dan ook dat enig direct contact vrijwel onmogelijk is. Daar gaat men ook heel gewoon vanuit. Kijk maar eens zonder opzet naar een auto die naast je staat voor een stoplicht. De reactie is vrijwel altijd dusdanig afwijzend - lijkt het zo of pleeg je op dat moment duidelijk huisvredebreuk? -, dat ik me vaak met enig rood op de kaken schielijk omdraai.
Het contact is trouwens sinds de komst van de auto wel heel erg beperkt geworden. Vroeger kon je op het platteland niet honderd keer door een straat komen zonder vrijwel alle mensen die er woonden tenminste een keer te hebben gezien.
| |
| |
Sinds de auto there is no return to the beginning point. Je kunt desnoods duizenden keren door een straat komen zonder ooit iemand die daar woont te hebben gezien. Het kan zelfs nog gekker. Er zijn ook diverse objecten direct langs zo'n weg die je nooit zult zien vanwege de hoge snelheid waarmee wij ons menen te moeten voortbewegen. Het gaat ook mij vaak nog altijd lang niet snel genoeg.
Aan dit niet alles zien moet ik eerlijkheidshalve wel toevoegen dat het ook kan liggen aan mijn slechte ogen waardoor ik in de auto gedurig een slecht zicht op de weg heb. Eigenlijk een geweldige vondst om geen bril te dragen. Je ziet minder de precieze contouren van de dingen. Vrouwen worden daardoor bijvoorbeeld veel sneller mooi. Een effect dat nog versterkt wordt wanneer je iemand met enige snelheid, zoals in een auto, waarneemt.
In alles worden de afstanden telkens korter, maar het hebben van een goed menselijk contact kost steeds meer moeite. Het is inmiddels simpeler geworden om de maan daadwerkelijk te bereiken dan je naaste, vertelde een dominee mij ooit. Voor mij was dit tegelijkertijd ook een van de weinige echt interessante dingen die hij mij ooit vertelde.
Ach wellicht is god ook echt niet interessant, maar juist heel simpel en gewoon. Hebben reeksen journalisten, zoals toch ook degenen moeten worden genoemd die een boek als de bijbel volschreven, ons wellicht een verkeerd beeld geschetst? Het is immers zaak een onderwerp interessant te maken ook als het dat niet is, omdat anders geen krant er trek in heeft.
De glimlach van dat donkerzwarte meisje met die schitterende oorbellen in zal me altijd bijblijven. De glimlach die verder letterlijk alles overbodig maakte. Het was dusdanig innemend dat ik verder ook niet gekeken heb. Het ging allemaal zo snel. Alleen dat gezicht of beter die glimlach staat nog altijd kristalhelder in mijn geheugen. Vreemd dat ik me verder echt niets meer van haar herinner. Ach, wat is een mens meer dan enkel een glimlach?
Gelukkig is het even rustig op de weg. Ik parkeer de auto. Pak mijn fototoestel uit het dashboardkastje. Loop wat dichterbij en stel de lens op scherp. Van hieruit is de woning duidelijk te zien. Het is doodstil op het erf en ook bij de snack is vandaag alweer geen enkele beweging waar te nemen. Alles went blijkbaar, want nu voel ik geen enkele ongerustheid meer opkomen.
Ik loop naar een tamarindeboom om vandaar uit de schaduw een goede plaat te maken. Een laaghangende groentak komt als dichtstbijzijnde vaaggroene tak op de foto. Het lijkt dan net alsof ik vanuit een schuilplaats de woning op de foto vastleg. Ik kijk lang door de lens. Zoek de hele omgeving af en vindt niet wat ik zoek. Het huis, duister donker is de deur, is nog altijd precies zoals ik het toen ook zag. Er is niets veranderd. Die gedachte geeft angst en die bezet me. Immers, als er niks veranderd is in die zeven jaar zou dat tevens inhouden dat de kans dat ze alsnog weer tot actie overgaat nog altijd aanwezig is. De brua brua te hulp roepend en er is geen vlucht meer mogelijk.
Ik geloof er niet in. Ik geloof er niet in. Get lost, son of a bitch. You're just a white nigger, but you don't even know. Het vuur verlicht een groepje mensen vrij dicht bij het vuur. Ze zitten stil. Bewegen niet. Wat verderop, in de schaduw van de tamarinde, zit nog iemand geheel apart. Iemand van de
| |
| |
groep begint zachtjes een monotoon, simpel ritme op een tamboe te slaan.
De figuur op afstand wenkt. Zonder woorden gaat een slank ongeveer achttien jaar oud meisje met lang sluik zwart haar staan en loopt soepel bewegend in zijn richting. Ze gaat heel sierlijk naast hem zitten. Ze praten zacht. Na een wat aarzelend begin stort zij letterlijk haar hart uit bij de bruameester en vertelt alles vanaf het allereerste begin.
De vreemde makamba zat daar elke dag. Letterlijk elke dag als ze er aan het eind van de middag na haar werk in de garage langskwam op weg naar haar broer. Elke dag opnieuw zat hij daar en deed net of hij een boek las. Hij deed altijd bijzonder vriendelijk tegen haar. Keek haar aan en knikte haar ook elke keer toe.
Ze vertelt eveneens uitvoerig van die twee maïskolven boven de deurpost en dat ze vanaf dat moment had geweten dat het goed was. De bruaman knikt goedkeurend met een glimlach rond de mond.
Ze gaat er echt voor zitten om het hele verhaal te vertellen. Recht haar rug waardoor haar borsten enkele niets verhullende sierlijke lijnen in haar dunne jurk veroorzaken. Een feestjurk. Elke keer als ze een bijeenkomst hebben, draagt ze het mooiste wat ze heeft, omdat de avonden met de bruameester voor haar de echte hoogtepunten in haar bestaan zijn. Ze voelt zich dan niet meer het kansloze meisje dat zoals zovele anderen uit haar omgeving hoogstens de vrouw van een veel kinderen willende man kan worden. Nee, ze is dan de vrouw zoals zij wil zijn.
Ze heeft soms nachtmerries. Dan droomt ze dat ze ooit nog eens de by-side zal worden van een man met meerdere vriendinnen. Volop kinderen, een hard bestaan en geen hoop dat haar dromen over een licht bestaan ooit zullen uitkomen. Daar hoort volgens haar een blanke bij, want voor hen is immers alles lichter, beter en daarom gelukkiger.
Ze vertelt de bruameester uitvoerig van die keer dat ze bleef staan en die blanke in Papiamentu vroeg waarom hij haar altijd zo vriendelijk toeknikte. Hij zat weer aan tafel en keek haar toen uiterst bevreemd aan. Even leek hij verward toen hij haar daar voor het eerst bij het muurtje om de tuin zag staan.
Hij kwam echter overeind en begon uit te leggen dat zijn Papiamentu niet al te best was en of ze wellicht ook wel Nederlands kon. Natuurlijk kon ze dat, had ze vinnig gezegd, want dat was immers de taal die ze op school had geleerd. Ze kon ook nu nog altijd het hele rijtje van aap, noot, mies opzeggen. Kon nog haarfijn uitleggen hoe het verhaal ging in Voetstapjes in de sneeuw, terwijl ze daar alleen van wist dat sneeuw koud en wit was. Gezien had ze dat nog nooit, want daarvoor moest je in Nederland zijn.
Het gesprek was er zomaar. Hij wees haar de bananeplant verderop in de tuin en ook op de prachtige bloemen van de vurig bloeiende faya lobie. Ze keek verwonderd naar al die tientallen groene en anders gekleurde planten en ging in op zijn uitnodiging om ook de achter het huis liggende tuin te bekijken.
De muren van de woning waren roze geschilderd. Vaak had hij het met vrienden erover gehad dat de woning wellicht beter tot haar recht zou zijn gekomen in een andere kleur. De verhuurster wilde hier niet van weten en daarom bleef het bij het volgens hem afschuwelijk bleke roze.
In de tuin waren het de papaya, rode pepers en de zuurzak die haar bijzondere
| |
| |
belangstelling trokken. Ze boog zich ook voorover naar de lage struik met rode kleine pepers. Hij waarschuwde haar voor de pittige vruchten: ‘Pas op. Als je er met je handen aan komt en je raakt daarna je gezicht aan, dan gaat het branden. Niet doen!’ Ze glimlachte en pakte ze toch...
Haar lichaam was helemaal zacht bruin, en het viel hem op dat ze geen enkele last had van smoezelige lijnen waar het zwempak of de bikini langsliep. Iets wat zijn Nederlandse vriendinnen altijd wel hadden in de nazomer als ze uit de kleren gingen. Het enige wat hij bij haar kon ontwaren, was dat haar borsten ietsjes lichter van kleur waren. De diepbruine tepels staken fier omhoog.
Op de muur leken tepels met resten moedermelk te zitten toen ik er langs reed. Hier was het gebeurd, had de krant uitgeschreeuwd, terwijl de foto's van de muur met niets verhullende tekeningen waren bijgewerkt. De lichamen van de beide jonge moeders waren door een dronken automobilist tegen deze muur in een keer vernietigd. Op de muur waren enkel wat vage vlekken bloed te zien. Te vaag, oordeelde de redactie en omcircelde de vlekken met rode inkt. De krant meldde tevens triomfantelijk dat de bestuurder absoluut niks mankeerde.
Saillant detail was dat de krant de volgende dag eveneens op de voorpagina het wel erg voor de hand liggende bericht uitschreeuwde dat een van beide slachtoffers zwanger was. Toen ik nogmaals naar de vlekken keek zag ik dat ik meer had gezien dan er werkelijk was.
De vraag was zo eenvoudig. Deze makamba was altijd alleen en had dus een grote behoefte aan een vrouw die goed voor hem kon zorgen. Zij had liefde genoeg voor hem om haar leven lang aan zijn zijde door te brengen, wist ze. De bruaman buigt zijn hoofd even opzij en kijkt peinzend naar het vuur. Zijn linkerhand gaat langzaam omhoog en beduidt daarmee de overige vrouwen dat hij de fles rum wil hebben. Een oudere, al wat grijzende vrouw brengt de fles en overhandigt deze eerbiedig. Hij neemt een grote slok.
‘Ga verder meisje.’
‘Ik vroeg hem of hij van me hield. Hij keek me aan en knikte van ja. Daarop schrok hij. Hij sloot zijn ogen. Kreeg rimpels in zijn voorhoofd en vertelde van een blanke vriendin overzee in Nederland met wie hij ooit wilde gaan samenwonen.’
De mensen in een vliegtuig dat aankomt kunnen, als ze tenminste bij het raam zitten, het eiland altijd prachtig zien liggen. Mist is iets dat ze daar niet kennen of het moet een mist zijn tijdens een felle regenbui. De luxe van een eigen smog kennen ze niet op het eiland bij gebrek aan voldoende smerige industrie en een overdaad aan fris waaiende winden. De vieze donkerzwarte rookwolken uitbrakende raffinaderij is daardoor enkel op een gering stukje van het eiland te merken. Alleen op die plaats waar de grond amper waarde heeft, ruik je elke dag de zoete geur als van een walmende petroleumlamp in het groot.
De duur van de mist veroorzakende regen beperkt zich hoogstens tot enkele uren waarna de blakerende zon, droogte, hete stenen en het stuifzand, vermengd met erg veel zweet, weer de dagelijkse eilandwerkelijkheid vormen. Als we samen, mijn Duitse vriendin en ik, aankomen is de eerste kennismaking met de hitte op
| |
| |
het eiland voor haar direct al doorslaggevend. Zij vraagt en smeekt me even later, zij het tevergeefs, om zo snel mogelijk weer terug te gaan in het vliegtuig. ‘Dit is geen klimaat voor ons. Het is te heet en die hitte brandt al jouw creativiteit dood. Er blijft niets over dan wat rondhangen op het strand. Dat is toch niet aan ons besteed. Wij zijn hier niet op gebouwd!’ roept ze me wanhopig toe. Haar gezicht heeft donkere kringen om haar diepgrijze ogen. Een teken van de twaalf uur durende vliegtocht waarbij we de slaap maar niet konden vatten.
Haar lange donkere haren hangen plakkerig vet op haar t-shirt waarin de rondingen van de zware borsten duidelijk zichtbaar zijn. Het zweet maakt donkere plekken in het katoenen hemd. Haar ogen geven de schrik weer waarin ze zich realiseert dat we afscheid nemen. Verdomme, vijf jaar samen op weg naar een gezamenlijk leven en dan kom je er op een godvergeten eiland in de Caraïbische zee in de eerste minuut al achter dat het beter is om alleen te blijven.
Ik weet me in mijn herinnering vanaf dat moment volkomen alleen. Mijn excuus om te willen blijven was dat we er nu we er waren voor hetzelfde geld ook prima enkele weken konden vertoeven. Het werden echter drie tropenjaren.
Mijn eenzaamheid breekt op dat moment aan die ook al die jaren zal gaan duren, net zolang totdat ik afscheid van het eiland zal nemen. Tussen twee culturen. Van de ene kon ik maar geen echt afscheid nemen en binnen de andere kon ik niet echt terecht komen. Hangend aan een touw, niet wetende waar mijn voeten steun moesten zoeken. Wanhopig de schrale rotsgrond afschrapend.
‘Ik moet toch eerst goed weten wat hier is en hoe het hier is,’ voeg ik haar toe. Ik ben zeker niet echt overtuigd van mijn eigen gelijk, maar loop stug door.
Zij gaat hier, zij het bedroefd kijkend, mee akkoord. Ergens voelt ze dat de grens in onze verhouding op dat moment bereikt is, zal ze me later ooit nog eens schreeuwend toevoegen.
Dat moment keert jaren later terug als ik haar vertel dat elke keer wanneer zij komt het voor mij is, alsof de Duitse legers opnieuw mijn erf opmarcheren en ik de witte vlag moet hijsen ten teken van mijn tijdelijke overgave. Het was nog altijd het Befehl ist Befehl und Niederlage ist Niederlage, waartegen ik enkel wat zinloos verzet pleegde. Zij was een deel van mijn leven geworden waarvan ik zelf geen afscheid kon nemen dan door het afscheid door haar af te laten dwingen.
Ik zag haar na die dramatisch verlopen middag nooit meer terug. Wel ging sinds die tijd regelmatig de telefoon. Vooral tijdens vakantieperiodes. Zij als schooljuffrouw had dan blijkbaar tijd om even mijn richting uit te denken. De hoorn bleef altijd akelig stil als ik opnam en mijn naam zei. Enkel een zacht ademhalen. Nooit een woord of klank.
Ik was in elk geval ontzettend blij zeker te weten dat zij het was.
Op het eiland beheerste de telefoon mijn leven veel meer alomvattend. De angst nam daar juist wel toe toen de telefoon telkens opnieuw overging en er weer niemand sprak. Alleen een soort van mechanisch hijgen hoorde ik. Ik gooide de hoorn kwaad neer of schreeuwde constant conjo, conjo, conjo! Riep en smeekte haar op den duur toch alsjeblieft wat te zeggen. Nooit echter hoorde ik enig teken van leven. Het was trouwens erg verwarrend, want ook
| |
| |
normale mensen belden me wel eens. Conjo!
De magnetische klank van dat woord is dusdanig dat je het erg snel overneemt. Het is zeer geschikt om in een andere taal op te nemen. Het woord conjo voegt zich echter, nog voordat je wat ook voor woord in het Papiamentu kent, al in je woordenschat en wordt meteen manifest. Word je kwaad, dan is daar als een soort duvel uit het doosje telkens opnieuw het simpele, maar zo betekenisvolle: conjo.
Vreemd is dat het woord verdomme altijd een diepere betekenis voor mij blijft houden. Het zal wel met de christelijke traditie te maken hebben waarmee elke westerling doordrenkt is. ‘Ik denk dat de uitdrukking uiteindelijk wel hetzelfde is. Ik gebruik het toch veel lichter. Ik kan wel duizend keer op een dag conjo zeggen, terwijl het woord verdomme nooit in me opkomt,’ vertelde Hans me toen hij op bezoek was. Hij kan het weten. Hij woont al bijna zijn hele leven op het eiland en voelt zich daar regelmatig min of meer thuis. Spreekt de taal tenminste beter dan de meeste mensen van het eiland. Dat is wellicht ook het probleem van de eilandbewoners. Komen er mensen van buiten, dan kunnen zij binnen de kortste keren veel dingen beter dan zijzelf. Zelfs wat hun cultuur aangaat. Het was een priester van buiten die ooit begon met hun kinderen de eigen taal te leren schrijven. Het beste Papiamentu dat ikzelf ooit hoorde, was van een priester. Ja inderdaad, ook hij kwam uit Nederland.
Begonnen als onderwijzer heeft Hans inmiddels een eigen houtzagerij. Ingestort en weer opgekomen. Teruggekomen vooral dankzij zijn kinderen, zegt hij. Een kind schijnt alles te vergoeden in het leven. Je kunt, zo zegt men althans, alles missen als je kinderen het dan maar wel krijgen. Zelfs een leven met een houten been is mogelijk. Je bent toch gelukkig als je kinderen dan maar gezonde benen hebben. Wellicht dat martelen daarom het beste lukt als je de kinderen in handen hebt. Dat wordt tenminste wel door deskundigen in deze richting beweerd.
Hij is bijna kapot gegaan, omdat hij een te goede leerkracht voor het eiland bleek te zijn. Hij werkte aanvankelijk op een school voor moeilijk lerende kinderen. Kreeg het na enige maanden voor elkaar dat ze keihard gingen werken en er echt plezier in kregen. De kinderen gingen voor het eerst graag naar school. In december ontdekte hij echter dat zowel de taalboekjes met opdrachtjes als de rekenboekjes bijna op waren. Hij vroeg de directie om nieuwe, maar die bleken er niet te zijn. De directrice had maar één goede raad voor hem: minder hard werken met die kinderen, leren konden ze immers toch niet!
Schrijnende toestanden. Hans gaf het niet op, vocht terug en klaagde haar aan bij het katholieke schoolbestuur. Een machtig conglomeraat waartegen vrijwel het hele eiland opziet, omdat men er vrijwel alle scholen in handen heeft. Een restant puur kolonialisme van de zuiverste soort. Voor onze voorvaderen waren de zwarte slaven niet menselijk genoeg om hen te willen bekeren tot het enige ware geloof. Voor de Nederlanders was dat veelal het protestantisme. Daarom moesten priesters van elders komen om hun zegenrijk werk te doen.
Een bijna natuurlijk aandoende scheiding op grond hiervan vond plaats. De kinderen van de blanken gingen naar de protestantse school en de katholieke zwarten massaal naar de katholieke school.
| |
| |
Een perfecte scheiding. Dit veranderde toen er minder kinderen kwamen en men gedwongen werd te integreren. Ook geen probleem, want de school met zijn blanke achtergrond bleek erg populair onder de gekleurden te zijn. ‘They just want to be white, that's the only question.’
Een onderwijsinspecteur kwam enige keren bij Hans op bezoek. Hij was danig onder de indruk van zijn lessen, vertelde hij. Het bestuur ook, want Hans werd twee weken later met onmiddellijke ingang gedwongen op verlof gestuurd. Hij zou overspannen zijn en niet meer naar behoren les kunnen geven. Thuis kreeg hij een brief dat hij zich direct na de schoolvakanties moest melden op een andere school.
Hij spande daarop een kort geding aan tegen het schoolbestuur. Het kwam voor. Hij deed zijn uiterste best om aan te geven dat men hem oneerlijk had behandeld. De uitslag was dat het bestuur gelijk kreeg. ‘If there is't anybody to help, you just join the fucking bastards to beat them all.’ Hij ging een jaar lang uit pure frustratie reizen door Zuid-Amerika. Zag veel ellende op zijn tocht door vrijwel het gehele contingent. Kwam toch weer terug en ging opnieuw aan een school werken. Noodgedwongen, omdat hij nooit een echt vak had geleerd, zei hij in die tijd vaak met een zuur gezicht. Ditmaal echter bij het openbaar onderwijs.
Hij werkte weer als een paard, maar kwam al snel in gevecht met de schoolleiding over hoe nou precies les te geven. Inzet was: hoe ver kun je gaan met kinderen en welke verantwoordelijkheid kunnen ze aan? Het kwam tot een climax toen hij door de politie op het bureau werd verwittigd. ‘Werd ik gelijk ingesloten! Ik had niks te vertellen en ze sloten de deur achter mijn kont, conjo. Zei die agent nog dat ik eerst maar eens even de tijd moest hebben om over mijn zonden na te denken. Daarop gooide hij pardoes die zwarte metalen deur dicht. Ik was te verbaasd om ook maar wat te kunnen zeggen en vond mezelf terug in die cel.’ Na urenlange sessies kreeg hij te horen dat hij werd verdacht van inbraak in zijn eigen school en dat hij op het schoolbord met stront had geschreven dat de directrice een lesbienne en hartstikke gek was!
‘Ja echt, dat was de enige beschuldiging! Ik kwam niet meer bij toen ik dat hoorde. Daar hebben ze me echt urenlang voor verhoord. En ik maar denken dat ze dachten dat ik op zijn minst iemand had vermoord, maar ik kon maar niet bedenken wie.’
's Avonds laat mocht hij alsnog plotseling naar huis wegens gebrek aan bewijs, zo vertelde de rechercheur hem. De ware reden was dat hij na vele uren had kunnen bedenken waar hij de vorige avond was geweest. Gewoon thuis bij zijn vrouw en die had dat desgevraagd na een telefoontje beaamd. Op school was de sfeer echter daarna helemaal bedorven. Wie had hem aangegeven? Een persoonlijke kruistocht van de jonge leerkracht volgde.
‘Ik heb toen alsnog de waarheid boven water gekregen. Eerst wist ik niet waar te zoeken totdat ik toevallig van een kind in de klas hoorde dat juffrouw Elisa van klas twee had gezegd dat zij wel wist wie mij had aangegeven. Ik ben diezelfde middag naar haar toe gegaan en heb van haar geëist dat ze de ware reden en toedracht vertelde. Man, wat ging dat mens daarop te keer. Eerst zei ze van niets te weten. Ik bleef doorzeuren en toen kwam het er geheel onverwacht ineens uit. Wat bleek? De directrice in hoogsteigen persoon had
| |
| |
mij aangegeven! Zij zou ervan overtuigd zijn dat ik het zelf had gedaan in mijn eigen klas! Gewoon om haar eens even flink te pesten. Die idioot. Dan ben je volgens mij niet normaal als je zoiets van je eigen volwassen leerkrachten denkt!’
Hans probeerde woedend de directrice te spreken te krijgen. Het ging niet, want ze had het veel te druk, zo liet ze hem weten. De volgende dag had ze alweer geen tijd voor hem. Hij wachtte daarop vreselijk opgewonden na schooltijd in de auto op haar en reed haar met zijn aftandse pickup resoluut klem.
‘Toen heb ik haar op de vrouw af gevraagd waarom ze me zoiets stoms had aangedaan en of ze wellicht spijt had. Ze gaf aanvankelijk niets toe. Ze zei dat ik volgens haar wel degelijk aanleiding had gegeven tot groot wantrouwen en dat dit nog groter was geworden door mijn vreemde gedrag. Nee, eigenlijk vond ze het nog altijd niet zo'n gek idee dat ik het had gedaan om haar te pesten. Wanneer ze echt eerlijk was, zei ze, wilde ze nog altijd niet geloven dat ik er echt niets mee te maken had gehad! Nou, dan vraag ik je. Dat was dus mijn allerlaatste dag op die school,’ beëindigde hij zijn verhaal geëmotioneerd, snel van zijn koel glas bier drinkend.
Was de weigering van mij om definitief met haar in zee te gaan een gebrek aan liefde? Hield ik van haar? Ach wat is liefde meer dan je een tijdlang lekker voelen bij iemand. Je kunt er natuurlijk wel weer een heel scala van vooroordelen tegen aangooien, maar dat is onzin. We wisten beiden waar we aan begonnen. Dat dacht ik tenminste.
Ik trachtte haar duidelijk te maken dat ik enkel liefde voelde voor mijn overzeese vriendin. Ik sprak in buitengewoon mooie zinnen, weet ik nog. Zinnen die zonder meer ontleend waren aan diverse boeken die ik wel eens placht te lezen. Je weet immers nooit wat je eraan hebt, zei mijn moeder vroeger soms als ze weer in een zevenstuiversroman verdiept was. Ik heb dat ook gedaan en ooit nog getracht het systeem te ontdekken om het zelf ook te kunnen. Er mijn vak van te maken. Wekelijks zo'n ding vol te schrijven, het geld beuren en dan leven als een miljonair. Het was echter veel moeilijker dan ik dacht. Het is mij dan ook nooit gelukt om zoiets gelikts te schrijven.
Ze keek me aan met een ontzielde blik. Haar zwarte ogen blonken waterig. Dieper zag ik ze zelden. Ze schrompelde ineen en zei een hele tijd niets. Ook niet toen ik begon over de tijd dat ik terug zou keren naar Nederland. Dat ik het eiland enkel slechts tijdelijk als woonoord had uitgekozen. Haar prachtig gevormde, lange, bruine, vingers beefden en ze verwijderde, om zich een houding te geven, een restje nagellak van haar linker duimnagel.
Ze knikte, maar of ze het ook begreep was niet duidelijk waarneembaar. We dronken nog wat waarna ik haar naar huis bracht. Het gele huis blonk in de volle maan. Het koele schijnsel verlichtte tevens de massief donker aandoende deur net bovenaan de stenen trap. Ze boog zich naar mij toe, ik voelde haar borst op mijn arm toen ze me vurig en intiem kuste. Op datzelfde moment graaide ze de sleutels uit het contact en vloog het huis binnen. Mij perplex achterlatend. Ik schaamde me, al weet ik nog steeds niet waarom.
‘Toen de ijzeren deur hard achter me dichtsloeg, voelde ik me pas echt totaal
| |
| |
alleen en hulpeloos. Het wankelende zelfbewustzijn kwam toch langzaam weer terug. De constante druk van de verhorende rechercheur bijt zich in je vast en worstelt met letterlijk alles wat in je is. In de cel krijg je even lucht en begint het verlangen naar een sigaret als teken dat je nog altijd leeft. Ik voelde zeker geen angst. Had alleen sterk het gevoel dat ik er graag van af wilde zijn. De ongemeen harde druk op je maakt onverwachte krachten in je wakker. Steeds dezelfde vragen. De felle lamp die op je gezicht gericht is en waar achter vandaan steeds dezelfde stem komt van iemand die je niet kunt zien. Steeds weer die stem die almaar weer vraagt naar het waarom, terwijl je nog steeds niet hebt toegegeven. Je wilt zelfs helemaal niet toegeven, want je hebt het niet gedaan, maar dat stadium slaat hij doelbewust over om de druk zo groot mogelijk te doen zijn.
De aarzeling in je wordt sterker. Er komt een deel in je dat zegt dat je maar moet toegeven om ervanaf te zijn. De andere kant helpt je door het tegendeel te beweren. Ik weet nog haarscherp dat ik even een zwak moment had waarop ik besloot iets te bekennen wat ik niet gedaan had. Gelukkig had de rechercheur het niet in de gaten.
Op de muren hebben andere gevangenen dingen gekrast. De kale muren hebben daardoor woorden en daardoor weet je weer dat je niet alleen bent. De geschreven woorden zijn een hulpstuk waaraan je je vastklampt. Je leest of probeert te lezen. Het is ongelooflijk hoe mensen het klaarspelen om hier dingen op de muur te schrijven, terwijl ze niks bij zich zouden hebben. Zelfs de veters zijn immers uit je schoenen gehaald!
“Fuck you” is er met krijt geschreven. Het geeft je bijna een bevredigend gevoel dat iemand dit in eenzelfde hopeloze situatie toch heeft kunnen schrijven. Er is, besef je dan, verzet mogelijk tegen die immense druk waartegen je voor je gevoel echt niet op kan. Je realiseert je door die daad dat je niet de enige bent die er zo voor zit of heeft gezeten. Dat lucht geweldig op en geeft je meteen weer kracht.’
Als onderwijzer ontdekte hij bij zichzelf zijn talent voor het bedenken en schrijven van verhalen. Rienk schrijft na een volledige mislukking als volksdichter alleen nog maar voor kinderen. Een grote kast op zijn slaapkamer is ook nu nog niet toegankelijk vanwege de honderden in eigen beheer uitgegeven dichtbundels die op enkele uitzonderingen na niemand wil hebben. Zelfs toen hij ze op de markt gratis wilde uitdelen, bleek er nog vrijwel geen belangstelling voor te bestaan. Mensen reageerden zelfs dermate argwanend op zijn actie dat hij besloot ze voortaan maar in de kast te laten.
Hij is bij kinderen op het eiland wel bekend geworden. Toch kent vrijwel geen enkele uitgever zijn naam, omdat hij nog nooit een commercieel interessant verhaal heeft geschreven en dat is nu eenmaal onmisbaar op het eiland.
De andere methode is bekend te worden in Nederland. Dan was je het automatisch ook op het eiland, want alles wat van ver komt is altijd beter, pleegt men daar dagelijks in praktijk te brengen. Hem was ook dat nooit gelukt en het leek er verdacht veel op dat 't hem ook werkelijk nooit zou lukken. Al is het geluk toch altijd akelig dicht bij hem. Alleen niet als hij probeert zijn boeken te slijten.
Hij schreef vele boeken. Er kwamen uiteindelijk na lang zeuren slechts twee
| |
| |
regulier uit. De rest zou wellicht ook nog wel zijn gekomen als hij maar geduld had gekend. Dat had hij als Nederlander natuurlijk niet en hij zon op mogelijkheden om op een andere manier zijn pennevruchten naar buiten te brengen. Het idealisme moet immers een uitweg krijgen. Drukwerk stond er op een stukje reclame over een boot dat hij via de post binnenkreeg. Het idee! Het drukwoord bij de daad voegende ging hij meteen het hele eiland af op zoek naar een goede drukmachine om zijn eigen boeken te kunnen drukken.
Hij zocht en vond iemand die vroeger het drukkersvak had uitgeoefend. Hij deed het inmiddels allang niet meer. Rienk kocht enthousiast en zonder enige kennis van het drukkersvak als bagage geheel ongezien de apparatuur voor 10.000 gulden. De man zou die de volgende morgen komen afleveren. Diezelfde dag nog maakte Rienk het geld over. Twee weken later moest hij de machine nog krijgen. Ten einde raad ging hij die dus zelf maar halen. Op het erf van de voormalige drukker aangekomen schrok hij. De man had het apparaat al heel lang in gebruik gehad als kippenhok. De kippestront zat er millimeters dik op.
Zij kwam steeds vaker. Het duurde niet lang of ik hoorde vrijwel elke avond een auto stoppen voor mijn huis waarna ze over het hek sprong, haar grote tas in een stoel even verderop keilde en mij in haar armen nam. Het is volgens veel mensen in mijn directe omgeving geen goed excuus, maar toch meen ik als man onvoldoende weerstand tegen een mooie vurige en vooral ook innemende vrouw te kunnen opbrengen. Het is niet anders dan om toe te geven dat een veel gehoord vooroordeel in mijn geval de nodige bevestiging kreeg.
Immers, zij was een bruine vrouw en eveneens een werkelijk ontzettend seksueel explosieve vrouw. En nog erger ten aanzien van het al eerder genoemde vooroordeel was voorts dat zij in dit opzicht zeker niet de enige bleek op het eiland. Niet alleen seksueel, maar wellicht vooral sensueel waarbij de hele houding net dat ene beklemtoonde als een soort richtingbord paradijs. Veelal beet ik graag toe. Vaak had ik later spijt en zag mezelf dan soms als de oude blanke onderdrukker. Gelukkig duurde dat spijtgevoel nooit echt lang. Daar hielpen de jongens uit de buurt me wel snel overheen. Zij deden immers allemaal hetzelfde. Dus ik ook.
Soms zag ik ondanks alles mezelf in vrijwel dezelfde schoenen staan als ooit wellicht mijn overgrootvader. Gelukkig heb ik nooit enig teken kunnen vinden van familieleden die in het verleden in de West actief zijn geweest. Dat stelde me enigszins gerust, maar ook weer niet helemaal. Je kunt immers nooit weten. Toch wenste ik daar nooit al te diep over na te denken. Immers, zo hield ik me altijd voor, mijn voorouders hebben hun leven lang enkel en alleen zo arm als ratten op de Friese heide rondgescharreld. Waarschijnlijk kenden ze de gepegmenteerde medemens zelfs alleen maar uit verhalen en hebben pas mijn vader en moeder voor het eerst zo iemand in levenden lijve kunnen zien.
Ik kan me nog herinneren dat er in het dorpje waar ik ooit woonde een bus vol mensen uit Suriname langskwam. Men maakte een toeristische rondtocht door Friesland en bekeek daarbij tevens het dorp. Waarvoor ons dorp was uitgekozen, wist niemand. De reactie was wel duide- | |
| |
lijk. Diezelfde dag nog gingen er diverse bezwaarschriften richting gemeentehuis. Er stonden, zo hoorde ik van iemand die het kon weten, een paar huizen al langere tijd leeg en men was bang dat daar die Surinamers uit de bus zouden komen wonen! Ze zijn niet gekomen. Wel kan iedereen nu weten hoe een groot deel van de mensen denkt in dat dorpje waar ik geboren ben.
We gingen dus wel degelijk vrijwel dagelijks met elkaar naar bed. Ze werd al snel een bekende verschijning ook voor de mensen die om me heen woonden. Haar steile blik leende zich echter niet voor enig contact me hen, viel me enkele keren nogal bevreemdend op, want ze was toch ook een kind van haar eiland, meende ik in mijn onschuld.
Het is me nooit echt duidelijk geworden wat de andere buurtbewoners eigenlijk van haar dachten. Michael, een jongen uit de buurt, zei ooit eens dat ze volgens hem zo'n vreemde blik in haar ogen had. Hij lachte hard toen ik hem vroeg of hij soms bang voor haar was. Hij ontkende heftig, maar ik geloofde hem niet echt. Daarvoor was zijn verweer te weinig overtuigend.
Die grote tas van haar maakte prominent deel uit van al haar bezittingen. Ze gooide er altijd mee. Toch mocht niemand de inhoud leren kennen. Een van haar honden, waar ze zo dol op was, haalde eens op een onbewaakt moment een deel van de paperassen eruit. Vreemd bleke papieren zag ik toen. Ze schreeuwde luid, gaf de hond een keiharde schop waarna ze snel de papieren terugdeed in de tas.
De tas bevatte toch ook leuke dingen, zoals een stapel seksboekjes die ze altijd bij zich had. Ze ging zo nu en dan naar Nederland en kocht op de luchthaven altijd een stapel van deze boekwerkjes, omdat ze zo zei ze altijd er duidelijk aardigheid in had. ‘Vaak als ik een nieuw vriendje heb, nodig ik hem uit en laat dan zo'n boekje slingeren. Echt, ik heb nog nooit een jongen gezien die er niet meteen een keiharde van kreeg,’ lachte ze.
Ze haalde het grapje ook met mij uit en ik beantwoordde zonder meer aan haar verwachting.
We hebben daarna nog vaak een stapel boekjes uit de tas gehaald, ze vergeleken en geprobeerd de standjes na te apen. Daaraan merkte ik tevens welk een invloed het zien op de mens heeft. Alles wordt visueel en je wilt echt alles eerst met je eigen ogen zien voordat je het ook echt wilt geloven. Tegelijk besef ik dat er niets nieuws onder de zon is, omdat dit item ook al in de bijbel opgeld doet.
De ideale vrouw op het eiland is zeker niet perse een slanke vrouw, maar iemand waarbij de aandacht speciaal naar haar achterwerk uitgaat. Heeft een mollige vrouw een perfect ruim en bol gerond achterwerk, dan is haar kostje gekocht en valt bijna iedere man voor haar. Een stukje bewegende cultuur.
De sleutels van een auto zijn verschrikkelijk belangrijk, want ze vormen het begin en einde van een tochtje. Ik liep vertwijfeld naar de deur en vroeg voorzichtig of iemand mij mijn sleutels alstublieft wilde teruggeven. Ik kreeg enkel een wild gejammer te horen. Iemand sloeg hard tegen de deur en daarop riep iemand naar me dat ik moest opflikkeren. De deur bleef hermetisch gesloten.
Smekend bleef ik voor de deur staan.
| |
| |
Telkens weer vragend of ik ze terug mocht. Eerst antwoordde niemand. Uiteindelijk zag ik een hoofd achter de schemerige shutters verschijnen.
De stem vroeg nadrukkelijk of ik spijt had. Ik zei niet te weten waarvan. Dat ik altijd open en eerlijk was geweest in onze relatie. Ze vroeg me zeker zeven keer telkens weer hetzelfde, waarna ze moe van mijn stellige herhalingen toezegde met haar zus te gaan praten.
De boom buigt naar beneden van de vruchten die eraan hangen. Het zijn groene bollen met stekels erop. Buurvrouw Eva weet goed raad met de vruchten van de zuurzak. Ze haalt ze allemaal van de boom en maakt er onder meer met behulp van suiker en erg veel koffiemelk een heerlijk zoet drankje van dat we later vergenoegd zullen opslurpen.
Die tuin van mij, daar keken ze toch wel van op in mijn buurt, vertelden de mensen die in dezelfde straat woonden. Blijkbaar vinden makamba's groene tuinen belangrijk, zeiden enkele buurjongens mij zonder er acht op te slaan dat ik er ook een was! Op zo'n avond dronk ik vaak meer dan goed voor me was om te vieren dat mijn instelling van het een worden met hen succes had. Vreselijk, zo eigenwijs ik op die momenten was.
Volgens Eva is een ruim erf een kaal erf en bovendien is volgens haar water eigenlijk te duur om veel planten te hebben. Zij verdiende erg weinig in de slagerij op de ronde markt in het centrum van de stad. Haar erf was dus vreselijk kaal zonder enig groen. Geel hard zand en verder niks. Prima om de auto zonder problemen te kunnen parkeren. Toen ze een plant van een vriend cadeau kreeg, overleefde die maar kort wegens een voortdurend gebrek aan aandacht en water.
Eva was, zo vertelde ze me ooit lachend, sinds enige jaren gescheiden. Haar ex-man kwam toch nog wel. Zij het twee keer in het jaar. Ze hadden volgens mijn waarneming dan nooit ruzie. Dat kon ik weten, want haar huisje stond vlak naast het mijne. Er zat ongeveer dertig centimeter tussen beide muren, terwijl de shutters van het raam in verband met de warmte altijd openstonden. Het leven van de buren is op zo'n manier een open boek. Niet erg, want andersom is het evenzo en heb je niets te verbergen, dan is het dus helemaal niet erg.
Het probleem bij hen was dat zij niet wilde dat hij ook nog een andere vrouw had en dat had hij wel. Voldoende reden voor een scheiding. Kwam hij, dan bleef hij altijd een lange hete gepassioneerde nacht. 's Morgens vroeg namen ze uitvoerig kussend en kirrend afscheid voordat ik zijn auto, een crèmekleurige Buick, hoorde wegrijden.
De drukmachine werd met enorm veel moeite geïnstalleerd in de slaapkamer. Weer kostte het hem erg veel geld, omdat alleen betaalde hulp verkregen kon worden. Hij kreeg, na vele weken inspanning en weer duur betaalde hulp van enkele deskundigen, drukwerk uit het apparaat. Dit kon echter hoogstens doorgaan voor stencilkwaliteit. Het werd daarom veelal door iedere potentiële klant afgekeurd, zodat hij hiermee nog niet echt een produktief drukker werd. Wel een fors afnemer van vele soorten papier.
Ik kende zijn problemen en heb menig uurtje staan lachen bij de vele verwoede pogingen tot het vervaardigen van hoogstaand drukwerk. De vloekwoorden zorgden voor een concert waar goed naar te
| |
| |
luisteren viel. Ik gaf nog enige aanwijzingen. Ze werden niet opgevolgd. Gelukkig maar, omdat ik ook geen enkel verstand van drukapparatuur heb.
Een bijeenkomst met enkele vrienden in het beruchte kamp van de vrouwen voor een paar tientjes bracht de twee zaken bijeen. Het was er gezellig, omdat de drank rijkelijk vloeide en iedereen zijn best deed om een fijne sfeer te creëren; de vrouwen vrijwel ongemerkt vanuit hun professie en wij uit een soort van aangenaam tijdverdrijf.
Hans liet tussen twee boeren door horen een oude drukmachine te hebben staan die hij al jaren niet meer gebruikte. Hij had er in het verleden wel eens wat kaartjes en dergelijke op gedrukt.
‘Weet je. Het werkt prima. Het is echt een goed apparaat, maar mij allemaal veel te moeilijk. Je moet er echt verstand van hebben om goed te kunnen drukken en dat heb ik als simpele onderwijzer nu eenmaal niet.’
‘Kun je er dan niet mee drukken?’ vroeg ik daarop met enige stemverheffing, danig mijn best doende om mijn opwinding niet te laten doorklinken.
‘Jawel, maar alleen simpele dingen. Ik wilde eigenlijk ook met kleuren gaan drukken. Dat kan er volgens de omschrijving ook prima mee, maar ik snap dat allemaal niet zo goed. Ik probeer nu al een hele tijd iemand te vinden die dat ding van me wil overnemen. Een jongen uit de buurt heeft al gezegd het wel te willen kopen, maar hij wil er enkel duizend gulden voor betalen. Nee, ik zoek dus een dommere koper,’ merkte hij grijnzend op, een ferme slok bier nemend.
Ik moest direct aan Rienk denken en weerde een van de meisjes af die me haar borsten wilde laten keuren. Ik kwam overeind en vroeg hem hoeveel dat drukapparaat moest kosten.
Daar kwam die oude instelling van vroeger weer boven die volgens mij terug te voeren valt op het armetierige bestaan van mijn voorouders op de heide. Je hebt niets, maar zodra je wat kunt bemachtigen, dan moet je dat zo duur mogelijk verkopen. Een dergelijk streven heeft mijn vader en moeder ooit enige welstand opgeleverd. Ze hielden dat echter hun hele leven lang zorgvuldig voor zichzelf en iedereen verborgen. De erfenis viel ons als kinderen dus danig mee. Twee weken na de dood van beiden was het feest echter voor mij al weer over en de rijkdom vervlogen tot enkel een zoete herinnering.
‘Tienduizend gulden heeft het apparaat gekost. Alles wat ik meer dan vijfduizend vang, krijg jij.’
‘Dat is een deal,’ zei ik daarop fel. De florijnenkassa rinkelde in mijn oren onvoorwaardelijk.
Het gesprek stokte. We gingen ieder ons weegs naar een ander woninkje in het kamp. Ik blij als een soort van Judas Iscariot die voor enige penningen een vriend verraadt. Ik zag het toen nog niet zo. Meende dat er alleen sprake was van het bijeenbrengen van twee partijen. Beiden waren toevallig vrienden van me, maar daar kon ik toch niets aan doen. Ben ik soms mijn broeders hoeder? schreeuwde men het al uit in een eerder deel van het grote boek. Een nog altijd zeer actuele zin die ook nu nog telkens opnieuw herhaald wordt. Ik hielp ze nu dus beiden. De een door voor een volgens mij redelijke prijs van het apparaat verlost te worden en de ander door hem iets goeds, tenminste iets beters dan een voormalig kippenhok, toe te spelen.
Later, terug in Nederland, kreeg ik ech- | |
| |
ter spijt, maar toen zat ik al niet meer op het eiland en kon ik mijn spijt met niemand delen. Alleen Rienk kwam er in een van zijn brieven nog eens op terug. Hij had veel gedrukt met de machine, zo schreef hij, maar wel nadat hij er voor nog eens tienduizend gulden aan apparatuur bij had gekocht. Hij snapte maar niet hoe het Hans ooit gelukt was er enig drukwerk mee af te leveren, omdat dat godsonmogelijk moest zijn geweest, zo schreef hij mij. Ik heb hier maar niet op geantwoord.
Ik prees me achteraf gelukkig dat ik de tweeduizend gulden winst van Hans nooit heb willen aannemen, al had ik dat wel moeten doen en meteen moeten doorgeven aan Rienk. Ik deed dat niet. Ik had en heb twee vrienden, maar waste mijn handen zorgvuldig.
Rienk moet trouwens toch wel over een schier onuitputtelijke hoeveelheid geld beschikken. Hij was het die vele vakanties lang letterlijk de halve wereld over reisde om een meisje, dat hij ooit kort ontmoette in Panama, terug te zien. Hij was verliefd tot over zijn oren en had alles voor haar over. Ze was, vertelde hij, echt een prachtig mooi gevormd bruin meisje. Het ideaal, zei hij simpel, en trok erop uit om haar te zoeken. Hij reisde regelmatig af naar Panama. Volgde haar ook naar Costa Rica, Mexico en zelfs naar Israël. Daar vond uiteindelijk, volgens Rienk, een verpletterende ontmoeting plaats. Ze zat in een kibboets en had inmiddels een nieuwe vriend. Rienk zag, kwam en meende te overwinnen met al zijn blonde charmes.
Hij overtuigde haar van zijn grote liefde, waarna ze als een echte Zuidamerikaanse geheel gepassioneerd toezegde met hem mee te gaan om zich voorgoed bij hem op het eiland te voegen. Ze vertrokken de week daarop. Hij kocht ook voor haar een ticket. Ze gingen aan boord van een grote Boeing. Ze konden helaas niet naast elkaar zitten. Toen het vliegtuig goed en wel de lucht in was, keek hij om en constateerde dat ze op de w.c. zat. Hij zag haar echter nooit meer, want ze was alsnog uitgestapt...
Hij ontmoette daarop een meisje uit Venezuela. Ook dit was weer een perfect gevormde vrouw waarin hij letterlijk alles meende te vinden wat hij zocht. Hij vergat het meisje uit Panama en werd weer verliefd. Alles ging goed en hij had zelden meer tijd, want ze nam hem vrijwel geheel in beslag. Ze kwam regelmatig bij hem thuis. Dat merkten wij als vrienden erg snel, want hij had weinig tijd meer voor onze regelmatige wilde uitspattingen in het beruchte kamp. Wel bleef ze wonen in een hotel in de stad. Op een avond waren ze weer samen en zaten ze op het strand dat verlicht werd door een bijna volle maan. De tijd leek ver weg te zijn en geen vat op hen te hebben.
Ze barstte in tranen uit en verklaarde heel erg veel van hem te houden. Hij huilde zachtjes mee. Ze hadden elkaar zo lief. Zoiets moois had hij nog nooit meegemaakt, zou hij mij later vertellen. Ik geloof het graag.
Later op die avond vertelde ze hem dat ze een prachtig zakenpandje had gezien in de stad waarin ze haar droom werkelijkheid wilde doen worden. Ze had het in haar fantasie allang klaar. Ze wilde dolgraag een winkel in souvernirs beginnen. Daardoor zou ze zich ook voorgoed op het eiland kunnen vestigen en wellicht, zei ze daarop aarzelend, zouden ze dan ook ooit nog eens samen kinderen kunnen krijgen.
Het leek allemaal te mooi om waar te zijn. Hij zag zich al een leven lang geluk- | |
| |
kig met een ideale vrouw aan zijn zijde. Het begin van een betere wereld zoals hij die zich altijd had voorgesteld.
Het ideaal van een betere mensheid kan het beste worden bereikt door een nieuwe populaire trend dat ieder fatsoenlijk mens een huwelijkspartner zoekt van een ander ras. De gemengde kinderen, die vrijwel altijd mooier blijken te zijn dan de vader of moeder, omdat ze van beide kanten wat meekrijgen, zullen het begin van een betere wereld zijn. Een wereld waarin tenminste de kleurverschillen minder groot zullen zijn en misschien nog wel meer.
Aan het slot van de avond vroeg ze hem om een bijdrage, opdat de droom werkelijkheid zou kunnen worden. Ze wilde eerst geen bedrag noemen, maar na zachte aandrang zei ze minstens 15.000 gulden nodig te hebben. Geen enkel probleem voor hem. Zeker niet nadat ze enkele vurige kussen hadden uitgewisseld.
De week daarop brachten ze weer samen een nacht door op het strand. Ze vroeg niets, maar hij stopte haar ongevraagd het geld toe. Vrijwel al zijn spaargeld had hij van de bank gehaald en in de envelop gedaan. Het werd een wilde nacht daar op het strand die hij nooit zou vergeten, te meer daar het ook de allerlaatste keer was dat hij haar zag. Ze heeft nooit meer contact met hem opgenomen en het personeel van het hotel, waar zij lang had gewoond, vertelde hem dat ze wegens een sterfgeval in de familie met gezwinde spoed samen met haar man van het eiland was vertrokken naar Caracas. Een adres hadden ze niet achtergelaten.
Ik vroeg haar niet meer te komen toen haar komst mij teveel werd. Je bent een vent en je probeert niets te laten merken, maar een jaar lang elke nacht opnieuw is net iets teveel van het goede. Bovendien altijd dezelfde vond ik niet voldoende zinneprikkelend. Zij zorgde ervoor dat mijn belangstelling voor al die andere vrouwen verslapte en daarmee trok ze een streep door mijn pogingen om één te worden met de zwarte cultuur.
Als ik haar auto voor mijn huis hoorde remmen, voelde ik soms een rilling door mijn lichaam gaan en wist ik dat ik actie moest ondernemen.
De bruaman laat het verhaal in zich bezinken en maant de vrouwen om het kampvuur bij hem te komen. Er moet, zo laat hij weten, meer gedanst worden. Denk, zo scherpt hij hun in, daarbij aan die witte makamba die onze zuster Evita niet wil! Dans totdat je erbij neervalt. Laat ons samen de verschrikkelijke kracht oproepen om zijn geest te schaven totdat zijn geest bereidwillig wordt voor zuster Evita.
De tamboe gaat telkens luider klinken. De vlammen worden hoger als iemand er dor hout op gooit. De bewegingen van de vrouwen worden steeds wilder en ook de bruaman danst uitgelaten mee. Telkens opnieuw dezelfde dans en steeds het indringende monotone getik van de tamboe.
De donkere huiden beginnen te glanzen van het zweet. De bewegingen worden steeds hoekiger. De dansers voelen hoe de kracht van de bruaman groeit en gaan helemaal op in het ritme van de tamboe.
Het besluit is genomen. Zijn rode boerenzakdoek maakt manifest deel uit van de ceremonie. De bruaman scheurt er met veel vreemde manoeuvres een stuk van af, drenkt het in de olie en gooit het dan onder het prevelen van vele onverstaanbare, donkere woordklanken in het vuur dat
| |
| |
even scherp opvlamt, terwijl de dans onverdroten verdergaat.
Ze kijkt naar hem met glanzende ogen en weet dat hij gelijk zal krijgen. De makamba zal doen wat zij wil. Zij zal gelukkig worden en haar leven lang aan de zijde van een blanke doorbrengen. Zij zal profiteren van zijn rijkdom en gelukkig zijn met de kinderen, de lichter gekleurde kinderen. Een stap omhoog! Zij staat op een trede die haar kinderen zullen volgen door na haar de volgende trede te nemen.
Zeker een vol uur heb ik daar staan wachten en telkens opnieuw staan smeken om de sleutels. Ze wilde mij nooit meer zien, zei een stem. Iemand die zo gemeen was, paste niet bij een keurig net meisje als zij. Intussen huilde iemand, ik meen dat zij het was, luid op de achtergrond.
Ik voelde me droef en volstrekt wanhopig alleen. Geen enkel idee kwam in me op. Geen alternatief. Niks van dat alles. Alleen een dof gevoel van berusting. Zo stond ik daar en kon alleen maar smeken.
Nog onverwacht gooide de vrouw de sleutels door de shutters heen in het zand. Zonder verbazing, zonder enig gevoel raapte ik ze op. Zag dat er een ontbrak. Constateerde dat ik weg kon rijden en haastte me heen.
Het zal zeven dagen later zijn geweest dat ik tegen de avond de keuken binnenkwam. Ik schrok verschrikkelijk, want daar siste een zeker drie meter grote slang! Ik sprong terug en sloeg op het nippertje de deur dicht om daarna met de mancheta terug te keren op zoek naar de vijand. Waar ik echter ook zocht, nergens vond ik ook maar een spoor van het ondier.
‘Ha ha ha, een slang van drie meter? Alleen kleintjes komen hier voor. Je zult het gedroomd hebben,’ lachte Michaël, die aan het einde van de straat woont en regelmatig even langskomt voor een biertje en een praatje. Hij, als zoon van het eiland, weet veel van de natuur en aarzelt geen moment als hij me dit vertelt. ‘Ratten en muizen en kakkerlakken zitten hier veel in en rondom dit huis, omdat het al oud is en er een grote bergruimte onder het hele huis door loopt. Het probleem daarvan is weer dat er nooit iemand komt en het daardoor een echt broeinest is voor alle ongedierte, maar slangen van die grootte komen hier echt niet voor. Hoe kom je er op man,’ zegt hij het verhaal niet gelovend.
Ik geloofde hem voor een deel over het ongedierte onvoorwaardelijk, maar wat de slang aanging zeker niet. Sinds die tijd sliep ik altijd met de mancheta naast mijn bed en moest ik 's nachts naar de w.c., dan had ik het mes altijd bij me. Je kon immers nooit weten!
De drang op mijn gedachten kwam enige weken later. Ik voelde regelmatig een vaag soort angst in me. Het leek alsof er iemand morrelde aan mijn innerlijk, net als een monteur aan een televisie. Diverse schroefjes en boutjes betastend, zoekend naar de losse schakel.
Dromen van dansen, wilde dansen die ik zelf niet kende, kwamen veelvuldig voor. Het was net of iets me wilde dwingen, alsof iets constant met me bezig was. Dat ik de greep op mezelf dreigde te verliezen.
Ik durfde amper meer over straat. In mijn woede trok ik de twee maïskolven boven de voordeur weg. Schreeuwde vaak luide kreten. Draaide telkens dezelfde plaat van de Sex Pistols en gilde dan met de wilde onstuimige teksten mee, voorzo- | |
| |
ver ik ze kon volgen.
Het hielp niet. Ik kreeg te maken met angstaanvallen. Een boom die er eensklaps griezelig begon uit te zien. Een vrouw die eerst naar me glimlachte, maar daarna pijlsnel veranderde in een lelijke heks. Het was alsof ik in een bizarre sprookjeswereld leefde. De dingen en mensen om me heen veranderden telkens opnieuw, zonder dat ik er invloed op had. De oplossing vond ik bij buurvrouw Eva, want ik moest erover spreken met iemand die er verstand van had en dat was zij, voelde ik bij intuïtie. Zij wist inderdaad het antwoord op mijn vreemde gewaarwordingen. Ze aarzelde niet en ging meteen tot actie over.
‘Simpel you. Er is brua op jou gedaan,’ zei ze zonder enige aarzeling. Ik wist eerst niet goed wat te antwoorden, maar vroeg of er iets aan gedaan kon worden.
‘Jawel. Dan moet je naar een andere, sterkere bruaman gaan om tegenkracht te ontwikkelen.’
‘Is het duur?’
‘Valt wel mee, al blijft het voor jullie Nederlanders altijd duur, maar je wilt toch geholpen worden?’
‘Ja graag.’
‘Nou dan. Dus is het goedkoop.’
Ze ging vrijwel meteen aan de slag. Ze belde een bevriende relatie op. De uitslag liet niet lang op zich wachten. Ik moest nog diezelfde avond mee en moest tevens iets persoonlijks meenemen. Het werd een ring met mijn initialen erin gegraveerd die ik ooit van mijn vader en moeder op een verjaardag, ik meen de 21ste, had gekregen.
In een verschrikkelijk klein houten huisje met rode golfplaten zag ik een oude, grijze, vooral veel dikke sigaren rokende volksvrouw. Vreemd, wat je dan bijblijft. Nog altijd kan ik me die uitbundige boezem letterlijk in herinnering brengen en zie ik haar weer zo helder voor me.
In het kamertje hing vooral een opvallend scherpe, mij volstrekt onbekende, penetrante geur. De mevrouw waggelde rond en schepte iets op uit een rokende grote pot op een houtvuur. Ze maakte telkens opnieuw scheppende bewegingen in allerlei richtingen. Dronk erg veel rum uit een literfles. Spuugde zeker zeven keer keihard op de grond en wierp mijn ring zonder ophef in het vuur. Ik wilde nog wat zeggen, maar voelde dat ik me stil moest houden.
Toen zei ze naar mij wijzend dat ik honderd gulden moest betalen. Ik haalde opgelucht adem en overhandigde haar het biljet dat ze zonder gêne tussen haar grote borsten stopte. Toen moest ik buiten voor haar deur gaan zitten. Wachten. Ik wachtte drie uur lang. Ik hoorde alleen wat geschuifel achter de deur. Keek naar de sterren boven me. Was bang. Voelde me erg klein. Rilde van de kou. Schrok op toen de deur plotseling toch openging en zij naar buiten schreed.
Ik kreeg een klein donker flesje mee, dat moest ik onder de drempel van mijn voordeur stoppen en dan was het gevaar geweken, stelde ze. Thuis deed ik het zonder enige aarzeling.
De dans is op het hoogtepunt gekomen. De bruaman wenkt haar met hem mee te komen naar de woning. De deur gaat open en ze verdwijnen beiden in het donkere gat. Het huis lijkt hen op te slokken als de deur geruisloos sluit.
De andere vrouwen blijven dansen rond het vuur en voelen met het zweet de kracht in hun soepele lijven groeien. De
| |
| |
kracht van de bruaman is onmetelijk groot en niemand kan hem stoppen.
Ik zorg ervoor dat de tak van de tamarindeboom vaag in beeld komt, dat in de verte het huis met de gesloten deur scherp staat en druk dan af. Ik maak zeker tien foto's van het huis in allerlei standen en vanuit diverse hoeken.
Ik hoor de bekende auto voor mijn huis stoppen. Een deur slaat open en dicht en ik hoor haar door het hek het erf opkomen. Ik zie de tas in een stoel neervallen en zij staat voor me.
Bedenkt ze haar of ben ik het die meen te merken dat de omarming anders is dan anders? Minder fel? Minder overtuigend? Mijn twijfel lijkt op haar over te slaan. Ze vraagt me scherp of er wat is. Ik antwoord haar dat er niets is. Haar argwaan is echter gewekt en ze kijkt me met de donkere, glanzende ogen aan.
‘Zeg de waarheid.’
‘Ik zeg de waarheid.’
‘Je liegt! Er is wel degelijk wat veranderd. Ik voel het. Het is dus zo.’ Ze kijkt wild om zich heen en begint heen en weer te lopen. Ze keert zich dan plots om en kijkt me nogmaals indringend aan.
‘Heb je....’
Ze vraagt niet verder, maar we weten beiden waarop ze doelt. Ze snuift.
‘Ik vertrek. Het is hier niet gezond. Ik geloof er niets van dat je niet iets gemeens hebt uitgehaald.’
Daarop grijpt ze haar tas en loopt bij me weg. Ik loop haar snel achterna en vraag haar alsjeblieft de nacht bij me te willen blijven. Ze kijkt me even met een trieste, donkere blik in haar zwarte ogen aan en schudt dan resoluut van nee, loopt naar haar auto en rijdt snel weg.
De al ietwat kalende oudere man kijkt me verwonderd aan wanneer ik ontplof van kwaadheid als hij me in zijn allerbeste Nederlands uitlegt dat hij er toch ook niets aan kan doen. Legt uit dat ze echt wel hun best hebben gedaan. Dat zij er echt alles aan hadden gedaan om letterlijk alle foto's goed te ontwikkelen en af te drukken. Hij veegt zenuwachtig met zijn vrije linkerhand door enkele grijze krulletjes haar. Zweetparels lopen over zijn wangen.
‘Hier staat niets op!’ roep ik hem luider toe dan nodig is, maar wat meer is bedoeld mezelf een gestalte te geven die op kan tegen de snel terugkerende en aan kracht winnende angst.
De man probeert mij nogmaals op andere gedachten te brengen. Als een goed koopman wijst hij op de vele wel prachtig gelukte foto's.
‘Deze foto's van de zee zijn toch allemaal prachtig gelukt, meneer. Zelfs deze foto's die in een donkere grot zijn gemaakt, zijn toch redelijk gelukt. Prachtfoto's, meneer. U hebt een goede camera en ook nog gevoel voor compositie.’
Hij kijkt me hoopvol aan en schrikt merkbaar als hij mijn gezicht ziet dat van woede en angst samengetrokken is.
‘Ze zijn helemaal niet gelukt!’ stampvoet ik en bal mijn vuisten. De man wijkt achteruit.
Ik ruk het mapje met de negatieven uit zijn handen en trek ze uit het plastic mapje. Bekijk ze een voor een en verdomme het is waar...
brua brua: kunst van het bovennatuurlijke
makamba: witte Nederlander
conjo: Papiaments vloekwoord
faya lobie: plant met de naam vurige liefde
|
|