De Gids. Jaargang 155
(1992)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 414]
| |
tie wellicht niet zo op zijn plaats. Toch is dit een misvatting. De dood van Donne is belangwekkend juist omdat deze werd geënsceneerd en geregisseerd als ware het een kunstwerk. In een van zijn gedichten benoemt Donne zijn dood als ‘my play's last scene’, en we zouden kunnen zeggen dat Donne zijn sterfbed ‘produceerde’ als een toneelstuk met een lerende voorbeeldfunctie - een toneelstuk waarin hij zowel de hoofdrolspeler als de belangrijkste toeschouwer was. In de winter van het jaar 1630-31 werd Donne, toen 58 jaar - een gevorderde leeftijd in dat tijdvak van de Engelse geschiedenis - gedwongen het bed te houden door een ziekte waarvan hij vermoedde dat het zijn laatste zou zijn. In januari 1631 ging in Londen het gerucht dat Donne, zeer bekend als deken van St Paul's Cathedral, gestorven was. In een brief aan een vriend weerlegde hij dit gerucht, met de opmerking dat ‘a man would almost be content to die (if there were no other benefit in death) to hear of so much sorrow, and so much good testimony from good men as I (God be blessed for it) did upon the report of my death...’ Het vermogen van Donne om de toeschouwer bij zijn eigen dood te spelen wordt al gesuggereerd in deze prachtige ironische maar tegelijkertijd voldaan zelfbewuste reactie op het onware verhaal. Een maand later echter schiep Donne op een schokkend doelbewuste en veel concretere manier een beeld van het op handen zijnde sterven. Hij kwam zijn bed uit en trok zijn lijkkleed aan, zijn ‘winding-sheet’, zodat er, op eigen aandringen, een portret van hem geschilderd kon worden waarop hij al dood leek te zijn. Zijn zeventiende-eeuwse biograaf, Izaak Walton, merkt op dat de lijkwade net voldoende was teruggeslagen om het magere en lijkbleke gelaat te tonen, waarin de ogen zich sloten in geduldige berusting om zo gezien te worden en zo te worden geschilderd. Deze afbeelding werd daarop naast Donnes bed opgesteld, zodat hij kon mediteren over een embleem van zijn eigen dood tot op het moment van het sterven zelf. Zo overdacht Donne zijn eigen sterfelijkheid op een flamboyant letterlijke wijze. Hij combineerde de devote traditie van de nederigheid - van het mensenleven als stof dat terugkeert tot stof - met een spectaculair narcisme. Hij richtte zijn blik niet op een doodshoofd of een crucifix, maar op zijn eigen beeltenis. De mengeling van zelfkastijding en zelfverheerlijking is uiterst bizar. Donnes benadering van zijn dood is wellicht beter te zien in het kader van zijn levenslange preoccupatie met sterfelijkheid. Hij zag het leven als een voortdurend proces van sterven: ‘We have a winding-sheet in our mother's womb... and we come into the world wound up in that winding sheet, for we come to seek a grave.’ Zijn doodsbed was daarom het triomfantelijke slot van dit sterfelijkheidsdrama. Voor Donne was de dood doelgericht, de ‘sleutel’ tot de ‘gevangenis’ van dit aardse leven. De mooiste of beste dood was vrijwillig, met de ‘sleutel’ in de ‘eigen hand’; in een vroeg prozawerk publiceerde hij dan ook een verdediging van de zelfmoord. Het meest omstreden argument dat Donne gebruikte was de gedachte dat Christus, omdat hij vrijwillig de dood aan het kruis aanvaardde, zelfmoord pleegde. In Donnes opinie ‘onderwierp’ Christus zich niet aan de dood, maar hij ‘gave up’ zijn lichaam en ‘laid down’ zijn ziel door ‘his own act and before his natural time’. Hoewel Donne vanzelfsprekend heeft gewacht tot het natuurlijke moment van zijn dood daar was, zouden we wel kunnen zeggen dat hij, door zijn sterfbed te ensceneren, eveneens zijn dood liever in eigen regie wilde houden dan zich over te geven aan de gebeurtenissen. Donne had een groot deel van zijn leven gespendeerd aan het repeteren van het drama van zijn dood, en veel van zijn religieuze gedichten gaan over de ‘last things’, de dood en het laatste oordeel. Toen Donne in 1623 ziek werd en het leek dat hij zou sterven, schreef hij een reeks ‘Devotions’ die tot tekst de staat van zijn lichaam en het relaas van zijn ziekte namen. Donne werd wel beter, maar de sterfelijkheid bleef de centrale focus van zijn ver- | |
[pagina 415]
| |
beelding. Gedurende zijn laatste ziekte, ongeveer een maand voordat hij stierf, stond hij op van zijn ziekbed om een krachtige preek te houden over de ‘issues of death’ die door degenen die hem hoorden werd beschouwd als zijn eigen begrafenispreek. Donne bekende dat hij op de kansel wilde sterven, aldus eens te meer een staaltje gevend van zijn eigenaardige mengeling van zelf-gerichte dramatisering en het geven van lering over de dood door middel van een aanschouwelijk voorbeeld. Het schijnt dat Donne wilde dat alle ogenvan zijn gemeente, zijn lezers, van hemzelf - waren gericht op zijn stervend lichaam en hetgeen dat betekende. Paradoxaal genoeg was hij het meest intens levend voor zichzelf en anderen op het moment dat hij lichamelijk minder en minder vitaal was. Het geval wil dat zijn laatste akte niet op de kansel, maar in bed plaatsvond, een zeer geëigende plaats voor de dood van een dichter over de liefde die had geschreven dat zijn bed een microkosmos was, het ‘centrum’ van de wereld, een soort ‘tempel’ die samenvattend stond voor ‘overal’. Walton vermeldt dat Donne, tot op het laatste moment van zijn leven zich sterk bewust van zijn lichamelijkheid, zijn handen en lichaam in een houding schikte ‘as required not the least alteration by those that came to shroud him’. Hoe groot ook het vertrouwen van Donne in zijn eigen verlossing was (en dit is moeilijk te bepalen, want de dichter werd voortdurend geplaagd door twijfel), zijn hoop was zeker gevestigd op het geloof dat de dood van Christus de mens verlost van de dood. Zoals hij herhaaldelijk citeerde in zijn laatste preek: ‘Unto God the Lord belong the issues of death.’ De bevredigende symmetrie van de dood die zelf weer door een dood wordt overwonnen - de kruisiging - inspireerde de overmoed van zijn ‘Holy Sonnets’ waarin hij dreigt: ‘Death, thou shalt die!’ Donnes tartende wens dat de dood niet het laatste woord zal hebben is tenslotte nog tot uitdrukking gebracht in het monument dat Donne te zijner nagedachtenis liet plaatsen in St Paul's Cathedral. Het is een standbeeld van Donne in zijn lijkwade, gebaseerd op hetzelfde beeld dat hijzelf voor ogen had gehouden terwijl hij stierf. De energie van zijn engagement met de dood is eens te meer zichtbaar in de keuze van dit gedenkteken dat ons een embleem van de dode in plaats van de levende John Donne geeft, en dat hem aldus afbeeldt: rechtop met het gezicht naar het oosten in afwachting van de komst van Christus. De notie van slaap is afwezig in deze wijze van gedenken. Dit lichaam is duidelijk dood maar in gespannen afwachting van het moment van de apocalyps; het is dynamisch zelfs in de dood. Als men St Paul's Cathedral bezoekt ziet men dit standbeeld van Donne zelf - ons eraan herinnerend dat hij nog steeds (dat lijdt geen twijfel) wacht op wat hij ‘that last busy day’ noemde. In vergelijking daarmee is zijn eigen dood, hoe vaardig ook geregisseerd, slechts een voorspel. |
|