grote liefde. Het lijkt een subtiele vorm van wraak, de minnaar zo omstandig met ieder woord een dolk in het hart te drijven. Enerzijds worden in La Nouvelle Heloise zowel de vigerende burgerlijke moraal, die mesalliances en geslachtsverkeer buiten het huwelijk verbiedt, als de stadse praktijken van lichtzinnigheid veroordeeld, maar anderzijds wordt onthouding, zelfs in geval van hevige liefde, evenzeer bevolen, op grond van Rousseaus Nieuwe Orde. Julies dood - zij sterft een paar dagen nadat zij haar kind uit het water van het meer heeft gered - is het tragisch hoogtepunt van haar verscheurdheid tussen man en minnaar, wettige en onwettige liefde. Dat haar hartsvriendin haar sterfbed deelt, dat wil zeggen in plaats van op een matrasje in haar kamer te slapen bij haar in bed kruipt, is een merkwaardige erotisch getinte toegift, die ons nu enigszins ridicuul voorkomt, maar die toen reden gaf voor nog meer tranen om de vriendschap, zoals men huilt om de trouw van een hond.
Naarmate de eeuw vordert, verschijnen er zedenromans met een cynischer inhoud. De moraal is gecompliceerder, het sterfbed eveneens. Eros, Thanatos en Deugd krijgen stuk voor stuk een Januskop. Les Liaisons Dangereuses (1782) is daarvan het schitterendste voorbeeld. Choderlos de Laclos kiest niet voor niets als motto een zinsnede uit het voorwoord van La Nouvelle Heloise: ‘Ik heb de zeden van mijn tijd gezien en deze brieven gepubliceerd.’ Brief na brief is een omkering, een bespotting bijna van het door Rousseau geschetste ideaal. Het is de meest geraffineerde combinatie van genot en moraal, deugdzaamheid en immoraliteit, die de achttiende-eeuwse literatuur heeft opgeleverd. De boodschap is dubbelzinnig. Madame de Tourvel sterft, alweer na een langdurig wegkwijnen aan eigen vermeende zondigheid, maar niet op de manier van Clarissa uit verzet of wraak, nee, zij vraagt vergiffenis voor de ziel van Valmont, van wie ze ondanks alles houdt. Valmont, de cynicus, die zijn eigen hart niet kent, sterft in een duel, gekweld door wroeging. Madame de Merteuil, de tragische aanstichtster van het kwaad, krijgt de pokken en vlucht naar Holland, wat gelijk staat aan de dood. Ook hier is duidelijk wie slecht is en wie goed, maar er is plaats voor twijfel en mededogen, voor begrip. Het zijn geen sjablonen meer, geen dragers van een ideologie, maar mensen. Er kantelt iets in het moralistische wereldbeeld.
Sade staat aan het extreme einde van de lijn. De discussie over de toelaatbaarheid van zijn denkbeelden is nog niet verstomd, juist omdat de seks-dood-deugdcombinatie bij hem genadeloos tot in alle perverse uitersten wordt onderzocht. Justine is een onschuldig meisje, dat ondanks alle schanddaden haar aangedaan haar onschuld behoudt. Maar zij zinkt steeds dieper weg in de ellende, terwijl haar belagers steeds hoger stijgen. Ten slotte wordt zij getroffen door de bliksem. De drie versies van dat einde zijn steeds gruwelijker. De laatste van 1797 vermeldt dat ‘de bliksem, binnengegaan door de mond, door de vagina naar buiten was gekomen’. Een meer geseksualiseerde dood van een deugdzaam wezen is nauwelijks denkbaar, zeker niet als Sade vertelt hoe daarna de vier libertijnen die haar omringen God loven omdat die haar gat intact heeft gelaten, waarna de abbé ‘zijn lul tot aan de kloten in die levenloze massa stoot’.
In alle genoemde sterfscènes wordt de deugd, de zuiverheid, geïdentificeerd met zwakte, met verlies, met kwetsbaarheid. En de vrouw belichaamt zowel het goede, dat te gronde gaat, als het kwade, dat te gronde richt. Zij is uit de aard van haar wezen verleidster, maar zij is ook slachtoffer. Hoer en heilige. Zij is klaar voor The Romantic Agony.