als iets volstrekt natuurlijks, als een onderdeel en vaststaand feit van het leven. De beste dood is dan ook de dood van een wezen dat in complete harmonie met de natuur leeft en de dood als iets vanzelfsprekends ondergaat. Zoals de boom in het verhaal ‘Drie doden’ (1859), die vele malen mooier sterft dan de adellijke dame, die zich verzet tegen haar fatale ziekte en haar dienstpersoneel tiranniseert. Zowel Anna Karenina als Oorlog en vrede hebben mooie, aangrijpende sterfscènes, maar het meest uitgebreid beschrijft Tolstoj het sterven in het eerste grote werk dat hij na zijn ‘bekering’ schreef, De dood van Ivan Iljitsj (1886). Nadat hij zich heeft gerealiseerd hoe onvruchtbaar en dor zijn leven is geweest, komt Ivan Iljitsj tot het inzicht dat hij niet anders kan dan de dood accepteren als iets onvermijdelijks.
Toch tref ik de mooiste sterfscène in de Russische literatuur niet aan bij Tolstoj, maar bij Toergenjev. Tolstojs inlevingsvermogen is buitengewoon, maar er is bij hem toch bijna altijd iets van een filosofische of morele instelling te bespeuren, al was het alleen maar de impliciete gedachte dat de dood nu eenmaal bij het leven hoort. Bij Toergenjev, een ten minste net zo groot ‘psycholoog’ als Tolstoj, is een dergelijke stellingname afwezig. Bij de sterfscène die ik op het oog heb, de dood van Bazarov in de roman Vaders en zonen, wordt de dood, zoals dat hoort in een realistische roman, ook geschilderd als een min of meer natuurlijk feit van het leven. Maar tegelijkertijd is de dood iets onverklaarbaars, iets zinloos en iets tragisch, ook al is de oorzaak ervan, een infectieziekte, veel naturalistischer dan in bijna alle gevallen die Tolstoj beschrijft.
De scène waarin Bazarov sterft ontleent overigens niet zijn grootste kracht aan de manier waarop deze scène zelf verteld wordt, maar aan de beschrijving van het effect dat Bazarovs dood heeft op zijn ouders, de plattelandsarts Vasili Ivanovitsj en diens echtgenote Anna Vlasjevna. Op Bazarov, de verstandelijke, koele ‘nihilist’, hun enige zoon, voor wie een grote toekomst in het verschiet lag, waren ze allebei dol en ze waren dan ook buiten zichzelf van vreugde toen deze zich verwaardigde voor enige tijd zijn intrek bij hen te nemen:
‘Ik ben voor zes hele weken gekomen, ouwe heer,’ zei Bazarov tegen hem, ‘ik wil werken, dus stoor me niet alsjeblieft.’
‘Je zult niet meer weten hoe ik eruitzie, zo weinig zal ik je storen!’ antwoordde Vasili Ivanovitsj.
Hij hield zijn belofte. Nadat hij zijn zoon net als tevoren in zijn kabinet had geïnstalleerd, verstopte hij zich min of meer voor hem, en hij weerhield zijn vrouw van alle overbodige uitingen van tederheid. ‘Bij zijn vorige bezoek hebben we Jenjoesjka een beetje verveeld, moedertje,’ zei hij tegen haar, ‘nu moeten we verstandiger zijn.’ Arina Vlasjevna was het met haar man eens, maar ze schoot er niet veel mee op, want ze zag haar zoon alleen aan tafel en durfde nauwelijks iets tegen hem te zeggen.
Bazarov sloot zich overigens al gauw niet langer op: zijn koortsachtige werklust was verdwenen, en had plaats gemaakt voor een sombere verveling en een doffe onrust. Een vreemde vermoeidheid sprak uit al zijn bewegingen, zelfs zijn manier van lopen, flink en onbevreesd, veranderde. Hij maakte geen eenzame wandelingen meer en begon gezelschap te zoeken; hij dronk thee in de zitkamer, slenterde met Vasili Ivanovitsj door de moestuin en rookte zwijgend met hem een pijpje; hij vroeg zelfs een keer naar vader Aleksej. Vasili Ivanovitsj was eerst verheugd over die verandering, maar de vreugde was van korte duur.
De zelfverzekerde Bazarov is na een ongelukkig verlopen liefdesaffaire aan het twijfelen geraakt - voor het eerst in zijn leven werd hij geconfronteerd met iets dat verstandelijk niet te beredeneren viel en dat hem confronteerde met een hem tot dan toe onbekende kant van zijn innerlijk leven. Hij trekt zich terug bij zijn ouders, begint uit verveling zijn vader te helpen met diens patiënten en loopt een verwonding op bij het opensnijden van het lijk van een boer die aan tyfus is gestorven. De wond wordt niet op tijd behandeld en Bazarov wordt ziek. Zowel hijzelf als zijn vader weten dat hij ten dode is opgeschreven, maar de oude man wei-