De Gids. Jaargang 155(1992)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 200] [p. 200] Freek de Jonge It is all meant to try us out We zijn jong. We zitten in de trein. We willen geen auto. - Mooi landschap, zegt mijn vriendin uit het raam kijkend. - Ja, ik houd zielsveel van je, zeg ik zonder blikken of blozen. Ik ben dol op de natuur maar ik haat landschappen. Ons pasgeboren kind ligt in de kinderwagen in het gangpad. - Kijk daar een Roomse kerk! - Je bent de liefste moeder van de hele wereld, fluister ik zo onbevlekt mogelijk. Ik ben dol op God maar ik haat kerken. Iemand uit god mag weten wat voor Turks land steekt een sigaret op omdat hij of zij dat kan ik door die sluier niet zien niet begrijpt dat een sigaret met een streep erdoor in een rode cirkel betekent dat het in deze coupé niet is toegestaan te roken. Ons kind begint te huilen. Mijn vriendin haalt het kind uit de wagen. - Ziet ie dan die koetjes in het weitje van die voetjes zo zoetjes. - Ja, zeg ik, dat komt door de infrastructuur. Ik ben dol op absurditeiten maar ik haat babygebrabbel. [pagina 201] [p. 201] Het jongetje huilt onophoudelijk. - Heeft ie dan last van de rokepetook. - Nee, hij heeft een bloedhekel aan Turken ik ben dol op racistische grappen maar ik haat de mensen die erom lachen. We stappen uit de trein op de boot die ons naar het eiland vaart. - Heerlijk die golven. - Ik houd alleen van water als ik dorst heb. - Kijk de duinen. - Ik houd het meeste van je ogen. Ik ben dol op kijken. Ik haat luisteren. - Op dit eiland kreeg ik mijn eerste fiets zeg ik, spartelend in mijn herinnering. - Een te grote damesfiets. Ik was er nog te klein voor maar als ik er straks te groot voor was kon mijn zuster hem krijgen. Vroeger kreeg je niets voor het moment altijd iets voor later. Je kreeg het op de groei nooit iets voor de lol omdat je er zo lang mogelijk plezier van moest hebben. We stappen op de bus. De baby slaapt. - Een schaap met witte voetjes, zegt mijn vriendin. - In de oorlog zaten hier Georgiërs. Ik ben dol op geschiedenis maar ik haat anekdotes. Al die nutteloze feitjes in mijn hoofd. Mijn betovergrootvader is als dokter met Napoleon naar Rusland geweest. Kon ik maar duidelijk maken hoe gelukkig ik was. Te beginnen aan mezelf. De baby weet van niets. Er is nog geen sprake van geschiedenis of anekdote. We stappen uit. [pagina 202] [p. 202] De bus rijdt weg. - Daar! roept ze uitgelaten. Ze wijst naar een hotel op het duin. - Een jaar geleden, val ik haar overmoedig bij. - Twaalf maanden geleden, zingt ze geil. - Werd hij verwekt, juicht mijn lichaam. Mijn vriendin duwt de wagen. Ik draag de koffer. Ze staat stil, trekt het dekentje weg, ze verstijft in afschuw. De koffer wordt zo zwaar dat ik niet meer vooruitkom. Het handvat heeft mijn hand vast. Het kind is dood. Zoveel is zeker. Een mens wil zekerheid. Houd ik wel genoeg van mijn vriendin. Een mens wil houvast. Waarom omhels ik haar niet? Ik sta lamlendig tegen haar aangeleund. Haar handen proberen wanhopig houvast te krijgen. Ze rent naar de top van het duin. Ik volg haar op de voet. De wind slaat ons tegemoet. Ze vervloekt god, ik bid. Dan omhels ik haar en zeg het stomste wat ik ooit in mijn leven tegen iemand gezegd heb. Ik zie het landschap in haar ogen, de kerk, de schapen en de geschiedenis, het kind. De dood. De schuld. Nooit heb ik overwogen zelfmoord te plegen. Ik ben dol op het bestaan. It is all meant to try us out. Vorige Volgende