het modernistische aspect van Matisse, zijn arabesken. De vooruitgang van Dokoupil zit dan in de nog grotere onhandigheid.
Maar wat is het belang van onhandigheid? Al in het negentiende-eeuwse modernisme gold de gaucherie als een teken van eerlijkheid en integriteit, als het tegendeel van oppervlakkige academische geliktheid. De ironie van het lot wil dat Vincent van Gogh nu juist het voorbeeld van integriteit bij uitstek is. Zouden de tentoonstellingsmakers dat niet begrepen hebben?
Zeker wel, Dokoupil en zijn postmodernistische supporters zeggen helemaal niet gesteld te zijn op zoiets als integriteit die uit de voordracht zou moeten blijken. Voor nu iemand roept dat het dus toch om nauwelijks amusante oplichterij gaat, om de nieuwe kleren van de keizer, enzovoort, enzovoort, heeft de kunstenaar ernstig verklaard dat we hier met postmoderne ironie te maken hebben. ‘Om te kunnen schilderen, is verweer nodig: het mijne is ironie,’ verklaarde Dokoupil in een interview met kunsthandelaar Paul Maenz. De dichter Auden parafraserend zou men Dokoupil ook in de mond kunnen geven:
Matisse, L'arabesque (1931)
Kan ik tekenen leren,
zonder iets ironisch of grappigs op papier te
zetten
over het tekenen?
Nee, dat is moeilijk al blijkt het resultaat zelden grappig. Of het ironisch is staat ook nog te bezien.
Ironie veronderstelt ernst, het is er zelfs een verkapte vorm van, veelal tot stand gebracht door omkering. De ernstige kant van Dokoupils modeltekeningen is wat de vorm betreft uitsluitend van Matisse afkomstig. Wat de inhoud betreft is er geen sprake van een intelligente omkering van de intenties van Matisse of de klassieke moderne kunst. Dokoupils getekende ironie kan nauwelijks op eigen benen staan.
Op dit punt aanbeland wil iemand misschien weten of dit werk van Dokoupil meer is dan een eventueel kunsttheoretisch te legitimeren provocatie, die in het beste geval van een zekere conceptuele inventiviteit getuigt. Met andere woorden, hoe groot is de verdienste iets niet meer te kunnen, als je zo overduidelijk aan je voorbeeld refereert dat je eigen produkten zonder dat voorbeeld geen reden van bestaan lijken te hebben? Hoe ironisch zijn deze tekeningen en waaraan kun je dat zien? Die vragen zijn niet irrelevant, want aan een vergelijking met Matisse valt voor de kijker niet te ontkomen.
Die vergelijking gaat op alle gebieden gevaarlijk
Dokoupil, Liggend meisje met de handen achter het hoofd, 1990