Buitenlandse literatuur
Latijnse dichters, door de bril van het heden
De bloeitijd van de klassieke Latijnse poëzie was de tweede helft van de eerste eeuw voor Christus, toen de Romeinse republiek ten einde liep en met Octavianus (Augustus) het principaat begon.
Van veel dichters uit die tijd hebben we niet meer dan een handjevol fragmenten, maar van anderen is het werk nagenoeg compleet overgeleverd. Lucretius, Catullus, Vergilius en Horatius, samen een eeuw omspannend, haalden de overlevering en gelden algemeen als de grootste dichters van Rome. Aan hun poëzie zijn de volgende essays gewijd. Zij zijn bedoeld als inleidingen en veronderstellen dus niet te veel voorkennis. Zij hebben met elkaar gemeen dat ze inzicht proberen te geven in de manier waarop deze Latijnse dichters nu gelezen worden - en dat is duidelijk anders dan bij een vorige generatie het geval was.
Rudi van der Paardt