het proces van taakverdeling en -concentratie in te luiden, dat ook op hoog ministerieel bevel of verzoek in onderlinge afstemming tussen de universiteiten moest worden voltrokken. De Kleine Letteren moeten zich daar alvast maar op voorbereiden. Het hele proces zal wederom veel vergadertijd vragen, veel papier verbruiken, veel ergernis en frustratie veroorzaken en het klimaat in de Kleine Letteren en in de letterenfaculteit, waar het vigerende financieringsmodel toch reeds voor spanningen tussen ‘groot’ en ‘klein’ zorgt, grondig bederven.
De problematiek der Kleine Letteren is een door de minister zelve geïntroduceerde financiële problematiek die veroorzaakt wordt door het gehanteerde systeem van financiering. In de taakomschrijving van de commissie-Staal rept de minister daarvan met geen woord, en in zijn brief van 20 februari 1991 gaat hij op de financiële voorstellen van de commissie eveneens met geen woord in. Dat is veelzeggend. De minister wil over geld en financieringsmodellen niet praten - in zijn brief schrijft hij dat de ‘gegeven bestuurlijke en financiële constellatie’ als uitgangspunt voor het overleg moet dienen - en evenmin over nationale taken van de instellingen; die moeten maar tot een onderlinge afstemming komen, want dat is allereerst hun verantwoordelijkheid! We zijn terug bij af na veel gepraat, veel commotie en weinig, ja, steeds minder Kleine Letteren. Baby Krishna wordt niet groot en sterk, maar zal klein en zwak blijven, want dat is de gewone gang van zaken in een klein land dat alleen groot is in praten en het produceren van nota's en rapporten. Misschien dat het Wereldnatuurfonds het kleine olifantje onder zijn hoede wil nemen, of het sponsoren, de laatste trouvaille van de oudste Nederlandse universiteit met veel Kleine Letteren om haar aantal leerstoelen te kunnen financieren.
Op het moment dat ik deze reactie schrijf deelt mijn kwaliteitskrant (NRC Handelsblad, 19 maart 1991) me mede dat de pvda en de vvd er in de Tweede Kamer bij de minister van O & W op hebben aangedrongen meer geld aan het beta-onderzoek te besteden en dat onder andere bij de letterenstudies weg te halen. Ook de aan het budget van nwo toegevoegde vijfentwintig miljoen gulden, nota bene aan de instellingen van wetenschappelijk onderwijs onttrokken, zou aan dit onderzoek ten goede moeten komen. Ik heb nog geen politicus de alarmklok horen luiden over het verval der Kleine Letteren, maar integendeel slechts horen pleiten voor meer geld voor het beta-onderzoek, hoewel op dit terrein de laatste jaren miljarden zijn verspild. Het chip-onderzoek van Philips, dat volstrekt is mislukt, is daarvan een der treurigste voorbeelden. De kamerleden stellen Japan, waar alles zo veel beter gaat in de technologie, aan de minister ten voorbeeld. Uit het rapport van de commissie-Staal hadden de politici kunnen leren dat Japan van alle landen het meeste besteedt aan wat daar Kleine Letteren heet, om in de wereld mee te kunnen komen.
Het rapport van de commissie-Kleine Letteren is een goed werkstuk dat op goede gronden pleit voor drastische maatregelen om de treurige situatie in een belangrijk onderdeel van de Nederlandse humaniora te verbeteren. De commissie verdient daarvoor de erkentelijkheid van allen die het met de geesteswetenschappen goed menen. Het politieke en bestuurlijke klimaat in volksvertegenwoordiging en ministerie van Onderwijs en Wetenschappen heeft daar echter weinig oog voor. Daar vergadert men verder en produceert nota's en rapporten, waarvan de aanbevelingen niet worden opgevolgd. De beoefenaren der Kleine Letteren kunnen binnenkort en masse met vut of wachtgeld afreizen naar Californië, de leden van de commissie-Staal achterna, die daar jaren geleden een toevlucht hebben gevonden omdat het vaderlandse wetenschappelijke klimaat niet te harden is. Ongetwijfeld wordt een aantal hunner na verloop van jaren naar Nederland teruggehaald om wederom een rapport te produceren over baby Krishna, die dan nagenoeg gestorven is, en om niet-luisterende en vergaderende beleidsmakers duidelijk te maken hoe dat toch, o arme, gekomen is.