| |
| |
| |
Buitenlandse literatuur
Primo Levi
Connie Kristel
Het ambacht van het leven
voor Alvin
Adolescenten kunnen hartstochtelijk op zoek zijn naar een verklaring voor het ongrijpbare leven dat hen dagelijks overspoelt. Primo Levi, geboren in Turijn in 1919 en in 1987 in dezelfde stad overleden, was als middelbare scholier aan het D'Azeglio Liceo in Turijn vastbesloten de schepping haar geheimen te ontfutselen. In het autobiografische Il sistema periodico (Het periodiek systeem) schreef hij over deze periode:
Ik keek naar het zwellen van de knoppen in de lente, naar het glinsteren van mica in graniet, naar mijn eigen handen, en zei tegen mezelf: ‘Dat zal ik ook begrijpen, alles zal ik begrijpen, maar niet zoals zij willen. Ik zal een kortere weg vinden, ik zal een sleutel vinden die op alle sloten past, ik zal deuren forceren.
Hij ervoer alles om zich heen, in de eerste plaats de materiële wereld, als een mysterie dat drong naar openbaring. Maar de weg der letteren die op school werd aangeprezen en die voor de leerlingen gepaard ging met veel retorische abstracties en karrevrachten feiten, deed Levi's bloed niet sneller stromen. En dat was nu juist waar hij als romantisch ingestelde adolescent naar op zoek was. De kortere weg, geschikt om de geheimen van hemel en aarde te ontsluiten, was volgens Primo Levi de scheikunde. Hij had zelfs het gevoel dat de leraren op school met opzet iets voor hem verborgen hielden. De exacte vakken waren volgens hen louter informatief; in tegenstelling tot de literaire vakken hielpen ze je niet om de wereld te begrijpen. Dit overtuigde de jonge Levi niet. Integendeel, juist op die terreinen die op school minder belangrijk werden gevonden, waaronder de chemie, meende hij de sleutel te moeten zoeken.
De overgang naar de universiteit in 1937 ervoer de achttienjarige Levi dan ook als een bevrijding. Daar werd voluit strijd geleverd met de materie. Hij genoot van het handwerk op het laboratorium en van de duidelijke, precieze taal die de natuurwetenschappers spraken. Zijn motivatie voor de scheikunde was onverminderd ambitieus, zij het dat hij deze - weliswaar achteraf in Het periodiek systeem - wat volwassener formuleerde. Tegenover een enigszins verbaasde studiegenoot verklaarde hij zijn keuze:
Dat de adeldom van de Mens, verworven in honderd eeuwen van pogen en dwalen, zijn heerschappij over de stof was, en dat ik scheikunde was gaan studeren, omdat ik die adel trouw wilde zijn. Dat de stof overwinnen wil zeggen de stof begrijpen, en dat je de stof moet begrijpen om het heelal en jezelf te kunnen begrijpen.
| |
| |
Het begin van zijn studie aan de faculteit der Natuurwetenschappen viel echter samen met de afkondiging van de eerste rassenwetten (1938) in het Italië van Mussolini. Dit stimuleerde de ambitieuze chemiestudent om extra hard te werken. De schei- en natuurkunde, schreef Levi in Het periodiek systeem, ‘helder en duidelijk en bij elke stap op hun juistheid toetsbaar’, waren immers ook een tegengif tegen het fascisme, ‘een samenraapsel van leugens en holheid’. In 1941 studeerde hij cum laude af. Naar hij zelf later verklaarde had hij dit voor zestig procent te danken aan de professoren die met deze kwalificatie uiting gaven aan hun protest tegen de antisemitische maatregelen. In 1942 verhuisde Levi naar Milaan, waar hij op een farmaceutisch laboratorium een baan had gevonden. Hij werd in toenemende mate politiek bewust en ging deelnemen aan antifascistische activiteiten. Toen Italië in september 1943 capituleerde, bezetten de Duitsers NoordItalië en bevrijdden Mussolini, die onder Duitse bescherming in het noorden de fascistische republiek van Salò stichtte. Levi sloot zich net als veel van zijn vrienden aan bij een kleine, maar vooral onervaren partizanengroep - ‘we waren de slechtst bewapende partizanen van Piëmont en waarschijnlijk ook de onnozelste,’ zou hij in Het periodiek systeem opmerken. In december 1943 werd de groep na verraad door de fascistische militie opgerold. Vanuit het concentratiekamp Carpi-Fossoli werd hij twee maanden later, nadat hij zichzelf als jood bekend had gemaakt, naar Auschwitz gedeporteerd.
| |
Chemicus in Auschwitz
Als jood, als chemicus in hart en nieren en als mislukt partizaan passeerde Levi, vierentwintig jaar oud, de poort van Auschwitz die was getooid met de woorden ‘Arbeit macht frei’. Gekweld door de dorst na een lange treinreis zonder iets te drinken te hebben gehad, opende hij het raam van de barak om een dikke ijspegel af te breken. Iemand buiten rukte hem deze echter ruw uit de hand, waarop Levi de hem zo vertrouwde vraag stelde: ‘Warum?’ Het antwoord was zijn inwijding in de absurde wereld van het concentratiekamp: ‘Hier ist kein Warum.’ Het was absoluut van levensbelang, zou Levi in Se questo è un uomo (Is dit een mens) optekenen, om deze boodschap tot je door te laten dringen. Zoals hij veelvuldig zou doen, nam hij hier zijn toevlucht tot de Divina Commedia van Dante en hieruit - wie zal het verbazen - de Hel.
Hier is het Heilig Aanschijn niet in tel,
hier is het anders zwemmen dan in de Serchio!
Ondanks de angst, honger en uitputting voelde Levi ook in het Lager een diepe behoefte te begrijpen wat er om hem heen gebeurde. Vanwege de enorme hoeveelheden human material waarmee hij werd geconfronteerd, vond hij achteraf zijn verblijf in Auschwitz ook fascinerend. In een interview met Risa Sodi in Partisan Review (3/1987) zei Levi hierover: ‘Het was uiteraard pijnlijk, maar het was ook de interessantste periode in mijn leven.’ Dit soort uitspraken duidt op een vermogen tot distantie en nieuwsgierigheid dat misschien wel bijdroeg tot overleven, in elk geval tot bescherming. Mede dank zij zijn opleiding heeft Primo Levi Auschwitz overleefd. Ondanks zijn slechte toestand kon hij de tegenwoordigheid van geest opbrengen om het scheikunde-examen dat hij in het kamp moest doen om te worden toegelaten tot het Chemisch Kommando met goed gevolg af te leggen.
Dit examen had verstrekkende gevolgen. Het dwong Levi afstand te doen van de idealistische notie dat wetenschappers geen fascisten kunnen zijn. Doctor ingenieur Pannwitz, degene die het examen afnam, boezemde hem vanzelfsprekend angst in. Uit zijn beschrijving in Is dit een mens spreekt echter vooral fascinatie en nieuwsgierigheid. De manier waarop deze Arische Duitser hem, Häftling 174517, gezeten achter een ordelijk bureau aankeek was, zo schrijft Levi, ‘geen blik tussen twee mensen’, maar een ‘als door een aquariumruit gewisseld tussen twee wezens die verschillende elemen- | |
| |
ten bewonen’. Gelukkig was daar ook nog Levi's landgenoot Lorenzo - de metselaar, civielarbeider - die hem dagelijks extra voedsel bezorgde. Aan hem heeft Levi in Lilit e altri racconti (Lilith) een hoofdstuk gewijd en naar hem heeft hij zijn zoon vernoemd. De scheikunde was materieel van essentieel belang, maar de weldoener Lorenzo had een morele betekenis die van niet te onderschatten belang is. Lorenzo herinnerde Levi aan zijn menszijn. In Is dit een mens ontpopt Levi zich tot een soort bioloog. Hij kwam tot haarscherpe, bijna microscopische beschrijvingen van situaties en personen. In het voorwoord verklaart hij dat zijn boek als materiaal kan dienen ‘om enkele eigenschappen van de mens eens rustig te overdenken’.
Aan zijn tijd in Auschwitz heeft hij een grote hoeveelheid beelden en indrukken overgehouden die in zijn geheugen lijkt te zijn gegrift. Het was noodzakelijk weerstand te bieden aan zijn bijna instinctieve drang om te doorgronden wat hem en zijn lotgenoten overkwam. ‘Ne pas chercher à comprendre’, zoals een Franse lotgenoot uit het Chemisch Kommando op de bodem van zijn gamel had geschreven.
De confrontatie met Pannwitz, die een schok betekende voor het wereldbeeld van Levi, bleek tegelijkertijd buitengewoon waardevol. Levi bleef geruime tijd in het ongewisse over de uitslag van het afgelegde examen. Intussen sleepte hij als lid van Kommando 98 zakken betafenol heen en weer van het magazijn naar de kelder. Maar in november 1944 - de eerste sneeuw was al gevallen - werd hij samen met twee anderen uitverkoren om in het laboratorium van de Buna-fabriek te werken, een nooit in bedrijf gekomen fabriek voor synthetisch rubber van ig Farben. Daar was het maar liefst 24o graden C. Bovendien was er volop zeep, benzine en alcohol, stuk voor stuk waardevolle ruilobjecten. Het werk binnen de muren van het laboratorium was niet te vergelijken met het gezwoeg van de minder gelukkigen buiten in de modder en sneeuw. Als spezialist had Levi nu de beschikking over een stoel, pen en papier - een ongekende luxe!
In Auschwitz - en vooral tijdens het schrijven van Is dit een mens - ontdekte Levi dat zijn klassieke opleiding een onverwachte bron van inspiratie en morele steun was. Terwijl hij samen met een vierentwintigjarige student uit de Elzas, die vloeiend Frans en Duits sprak, de soep voor hun commando ging halen, vertaalde Levi de zang van Ulysses uit de Divina Commedia. Daar maakte hij althans een begin mee, maar na de eerste paar regels liet zijn geheugen hem in de steek. Van het vervolg wist hij zich nog slechts fragmenten te herinneren - waaronder de volgende drie regels, die ondanks alle weerzin tegen de klassieke Italiaanse literatuur op de scholier Levi indruk moeten hebben gemaakt.
Bedenkt uit welk zaad gij gesproten zijt:
niet om als vee te leven schiep men u,
maar om te reiken naar het hoogste en het beste.
Deze regels kregen onder de omstandigheden een heel eigen betekenis voor Levi. Hij ervoer ze als een ‘bazuinstoot, de stem van God’ en ze verhieven hem voor een kort moment uit de poel van ellende. ‘Een ogenblik vergeet ik wie ik ben en waar ik ben.’
Bij de evacuatie van het kamp, die het begin betekende van een van de beruchte dodenmarsen, bleef Levi achter in de ziekenbarak, de Infektionsabteilung; paradoxalerwijs bleek dit achteraf zijn redding. In januari 1945 werd hij door soldaten van het Rode Leger bevrijd.
Zijn internering in Auschwitz en de daarop volgende terugreis hadden een beslissende invloed op de jonge Levi. Onder druk van de antisemitische maatregelen had hij zich aanvankelijk teruggetrokken in een ‘nauwelijks reëel te noemen wereld bevolkt door beschaafde Cartesiaanse hersenspinsels’, schreef hij in Is dit een mens. Levi's ervaringen in Auschwitz deden zijn wereldbeeld gedomineerd door logica en redelijkheid, op zijn grondvesten schudden. Op hardhandige wijze maakte hij kennis met een realiteit waarin redelijkheid ver te zoeken was.
| |
| |
| |
Chemicus en schrijver
Bij zijn terugkeer in zijn geboortestad Turijn in oktober 1945 vond Primo Levi, zesentwintig jaar oud, zijn familie die was ondergedoken terug, behalve zijn vader die in 1942 - een natuurlijke dood - was gestorven. Gedreven door een wanhopige behoefte zich te bevrijden van de last van zijn kampherinneringen schreef hij gedichten en verhalen. De eerste maanden na zijn thuiskomst klampte Levi wildvreemden aan om zijn ervaringen in het Lager kwijt te kunnen. Later heeft hij zichzelf in die periode vergeleken met de oude zeeman uit The Rime of the Ancient Mariner van Samuel Taylor Coleridge, die bruiloftsgasten met zijn verhaal lastig valt.
Met schrijven kon hij echter niet in zijn levensonderhoud voorzien en bij een vernisfabriek in Avigliana, niet ver van Turijn, vond hij een baan. Aanvankelijk kon hij daar bij gebrek aan duidelijk omschreven bezigheden werken aan wat Is dit een mens zou worden. Tot de directeur op een dag een beroep deed op zijn chemische kennis en vooral op zijn speurzin: hij moest maar eens zien uit te zoeken waardoor een grote hoeveelheid verf ‘verleverd’ was geraakt en, indien mogelijk, deze weer bruikbaar maken. Een dag later ontmoette Levi Lucia Morpurgo, de vrouw die zijn levensgezellin zou worden. Nu de eenzaamheid was opgeheven, werd het schrijven een bron van plezier. In Het periodiek systeem noemt hij de bevrediging die het hem vanaf dat moment gaf verwant ‘aan de emotie waarmee ik als student was doorgedrongen in de strenge orde van de differentiaalrekening’. Het zoeken naar het juiste woord - ‘juist, dat wil zeggen treffend, kort en sterk’ - gaf hem een geluksgevoel. In het schrijven van zijn Auschwitz-memoires zag hij een parallel met zijn werk als chemicus, die immers ‘weegt en scheidt, meet en oordeelt op grond van onbetwijfelbare gegevens en zijn best doet om antwoord te geven op de vragen’.
Is dit een mens wordt dan ook gekenmerkt door een opvallend kalme, beheerste toon. Nauwgezet beschrijft Levi wat er van de mens overblijft in het sociaal-biologisch experiment van de nationaal-socialisten. Hij is als scherpzinnig waarnemer getuige van zijn eigen aanwezigheid in het Lager. Hij registreert, oordeelt niet snel en de valkuil van vals pathos weet hij royaal te vermijden. Uitgangspunt is nauwkeurige waarneming en becommentariëring van het leven in het concentratiekamp. Hoewel het merendeel van de bladzijden in de eerste persoon meervoud zijn geschreven, komen ook af en toe de gedachten en gevoelens van de ik-figuur aan de orde.
Is dit een mens verscheen in 1947. Het was niet eenvoudig geweest een uitgever te vinden voor het manuscript. Toen er nog geen 2000 exemplaren werden verkocht, besloot Levi zijn strijd met de materie, de grote antagonist van de geest, voort te zetten. Ruim tien jaar later, aangemoedigd door de belangstelling voor een herdruk en de vertalingen van Is dit een mens in Engeland, Amerika, Frankrijk en Duitsland - in Nederland kwam het pas in 1987 op de markt -, maar ook door de herinnering aan het plezier dat hij had beleefd aan het schrijven van zijn eersteling, besloot hij zijn thuisreis op papier te zetten. In La tregua (Het respijt), dat in 1963 verscheen, heeft hij de zes maanden van bizarre omzwervingen door Polen, Wit-Rusland, de Oekraïne, Roemenië, Hongarije en Oostenrijk op weg naar zijn geboortestad prachtig beschreven. Het succes van dit boek, dat werd bekroond met de Premio Campiello, deed hem zijn schrijverschap erkennen. Vanaf dat moment was hij behalve technisch directeur van de verffabriek de Siva in de buurt van Turijn ook schrijver. Achtereenvolgens in 1966 en 1971 kwamen twee bundels met verhalen uit, de eerste Storie Naturali (Natuurlijke geschiedenissen) onder pseudoniem, omdat hij zich met deze schertsverhalen wat ongemakkelijk voelde ten opzichte van zijn lezers die hem tot dan toe slechts kenden als Auschwitzoverlevende. De tweede bundel, getiteld Vizio di forma (Vormgebrek), verscheen - kennelijk was hij de schaamte voorbij - onder zijn eigen naam. Een keuze uit beide bundels verscheen
| |
| |
in Nederlandse vertaling onder de titel De zesde dag (1990). Deze ‘fantastische vertellingen’, zoals vertaler Reinier Speelman deze verhalen typeerde, zijn van een geheel andere orde dan de Auschwitz-memoires, maar vormen wel de schakel tussen Levi's boeken over de oorlog en zijn latere werk. Als vingeroefeningen vormen zij een aanloop naar het full-time schrijverschap.
| |
Schrijver
In 1975 - hij was vijfenvijftig jaar - besloot Levi zich volledig aan het schrijven te wijden. Hij ging vervroegd met pensioen en in datzelfde jaar verscheen Het periodiek systeem. Hierin komen de twee sporen, dat van de chemicus en van de literator, op een fraaie manier bij elkaar. Levi verwoordt zijn passie voor de scheikunde en zijn afkeer van de manier waarop hij op school met literatuur in contact was gebracht. Als student vond hij het periodiek systeem van Mendelejev poëzie, ‘verhevener en grootser dan alle gedichten die we op de middelbare school hadden doorgeworsteld’. In Dialogo. Primo Levi and Tullio Regge (Ned. vert. opgenomen in Gesprekken, 1991) licht Levi dit nader toe. Letterlijk vond hij het poëzie omdat elke regel van de meest voorkomende grafische voorstelling van het periodiek systeem op dezelfde wijze eindigt: met een hallogeen plus een zeldzaam gas. Figuurlijk omdat de sensatie die Mendelejev moet hebben ervaren bij de ontdekking van het systeem, waarmee immers de chaos plaatsmaakte voor orde, vergelijkbaar is met het gevoel van bevrediging dat de dichter ervaart wanneer hij een woord op de (enig) juiste plaats heeft gezet. Hier trekt Levi opnieuw een parallel tussen het werk van de natuurwetenschapper en dat van de dichter (literator). Beiden putten uit dezelfde bron, de drang naar ordening, het aanbrengen van samenhang in de verschijnselen. Met dit belangrijke verschil dat de mate van objectiviteit in het geval van de natuurwetenschappen vele malen groter is.
De scheikunde voorzag Levi van een schat aan metaforen voor de door hem zo hartstochtelijk gezochte verbinding tussen de materiële en geestelijke wereld. Hij wist een gevoel van eenheid en samenhang in de schepping te creëren door onder andere levenloze, veelal scheikundige en technische, zaken menselijke trekken te geven. Hij benaderde zowel de wereld als de geest met de instrumenten die hij zich tijdens zijn scheikundige opleiding had eigen gemaakt: nuchterheid, geduld, precisie, objectiviteit, fantasie en vernuft. Levi was niet alleen een haarscherp analyticus, maar beschikte ook over een groot synthetisch vermogen. De kracht van zijn werk hangt voor een belangrijk deel samen met deze combinatie van talenten.
In Het periodiek systeem fungeert de chemie als brug tussen de wereld van de woorden en de wereld van de dingen. Elk scheikundig element - 21 in getal - is aanleiding tot het vertellen van een autobiografisch verhaal. Zo opent het hoofdstuk over ijzer met een verhaal uit Levi's studietijd. Op een dag in de periode dat de bisschoppen in Rome in conclaaf bijeen waren om een nieuwe paus te kiezen, deelde in het laboratorium een medestudent plechtig mee: Habemus ferrum. Deze woorden waren afkomstig van Sandro, aan wie de rest van het hoofdstuk over ijzer is gewijd. Tussen Levi en Sandro groeide in 1939, het jaar dat de oorlogsdreiging steeds duidelijker voelbaar werd, een bijzondere vriendschap. Levi's gedrevenheid miste zijn uitwerking niet op Sandro, die op zijn beurt Levi de bergen leerde kennen. Sandro was van ijzer. Het is een buitengewoon ontroerend verhaal. ‘Sandro in de bergen zien verzoende je met de wereld en deed je de nachtmerrie die over Europa hing vergeten’ en ‘hij gaf me een nieuw gevoel van verbondenheid met hemel en aarde, waarin mijn behoefte aan vrijheid, de kracht van mijn jeugd en de honger om de dingen te begrijpen die me naar de scheikunde hadden gedreven samenstroomden’. Hun gezamenlijke tochten in de bergen, 's zomers en 's winters, hebben hen allebei gehard, hen voorbereid ‘op een toekomst van ijzer, die van maand tot maand dichterbij kwam.’
| |
| |
Bij het schrijven van deze ‘verhalen van een leven’ kon Levi uit een zeldzame verscheidenheid aan bronnen putten. Als kind was hij al vertrouwd geraakt met literatuur, of liever met boeken in het algemeen, als bron van kennis en plezier. Zijn vader, autodidact en omnivoor - op een dag kocht hij een kelder met boeken - had altijd een boek in of bij de hand en liet de kleermaker zelfs een speciale zak in zijn kostuum naaien, die zo groot moest zijn dat er een boek in paste. Maar de chemie, het beginpunt van zijn pogingen de wereld te doorgronden, was zijn belangrijkste inspiratiebron. Zij verschafte hem, zoals James Atlas in Vanity Fair van januari 1988 opmerkte, niet alleen een anker in de wereld, maar ook een manier om deze te interpreteren.
Levi beleefde veel plezier aan de strijd met en vooral tegen de materie. Dat het ook werkelijk een strijd was, blijkt onder meer uit zijn woordkeus. Hij heeft zichzelf herhaaldelijk een ‘militant’ chemicus en een ‘soldaat op het slagveld’ genoemd. In het chemisch onderzoek gaf hij, zo schreef hij in Het periodiek systeem, de voorkeur aan ‘de snelle, geïmproviseerde manoeuvres van een veldtocht in plaats van de afmattende routine van een stellingenoorlog’. Hij heeft zich voortdurend geoefend in de superioriteit van de geest, die volgens hem - Levi was een rationalist - moet blijven proberen de materie te overwinnen. ‘Ons beroep’ - en hier heeft hij de scheikundigen op het oog - ‘is het om die eindeloze strijd te voeren en te winnen’. De vijand is ‘het niet-ik, de Grote Bult; de domme materie, even traag vijandig als de domheid van de mensen en even moeilijk te bestrijden in haar botte passiviteit’.
Gezien Levi's uitzonderlijke, tweesporige levensloop is La chiave a stella (1978, De kruissleutel), waarvoor hij in Italië de belangrijke Premia Strega kreeg toegekend, een veelzeggend boek. Het element ‘sleutel’ in de titel verwijst naar het gereedschap van het belangrijkste personage, maar kan ook in overdrachtelijke zin worden verstaan.
De kruissleutel staat volkomen los van de joodse thematiek en de Tweede Wereldoorlog en is alleen af en toe op de achtergrond aanwezig, alleen herkenbaar voor degenen die de rest van zijn werk kennen. Voor het eerst schiep Levi een volkomen fictief personage - voor een natuurwetenschapper die niet gewend is om zaken en mensen te verzinnen een nieuwe ervaring. Libertino Faussone, Levi's alter ego, zet over de hele wereld ingewikkelde bouwwerken in elkaar. Hij is een homo faber in hart en nieren, het type van de ongebonden - hij doet zijn naam eer aan - ambachtsman, die een grote liefde voor zijn werk koestert en over een aangename dosis gezond verstand beschikt.
In de monoloog, die De kruissleutel grotendeels is - Faussone vertelt verhalen -, komt ontzaglijk veel aan de orde: de natuur, reizen, volksaard, technische en chemische uiteenzettingen, het schrijverschap, leren zwemmen, opvoeden van kinderen, arbeidsverhoudingen. Stuk voor stuk overpeinzingen die in grotere of kleinere cirkels om de essentie van het leven heen draaien. Het bijzondere is dat Levi de meest alledaagse zaken zo weet te beschrijven dat ze een bijzondere kleur, een universele betekenis krijgen. Het boek is een combinatie van essentiële levensvragen met de dingen van alledag. De voortdurende uitwisseling tussen Faussone en de chemicus/schrijver heeft eigenlijk maar één onderwerp: waar het in het leven nu eigenlijk op aan komt.
De gesprekspartner van Faussone is een chemicus, die op het punt staat zijn baan in de verfindustrie op te geven om zich volledig aan het schrijven te kunnen wijden. In zijn ontmoetingen met Faussone komen de motieven voor deze ingrijpende beslissing aan de orde. Faussone raadt de chemicus aan nog maar eens goed na te denken, omdat een schrijver in tegenstelling tot een ambachtsman geen objectieve maatstaven ter beschikking heeft. Precies hier scheiden de geesten van Faussone en de chemicus/schrijver. De laatste is zich zeer wel bewust van het verlies van objectiviteit bij zijn overstap naar het schrijverschap, maar hij schrikt niet terug voor het subjectieve element.
| |
| |
Het centrale thema van De kruissleutel is de plaats van werk in het menselijk bestaan, werk als schakel tussen de natuur en de mens. Ook Levi zelf heeft onder zeer verschillende omstandigheden en uit zeer uiteenlopende motieven gewerkt: om geld te verdienen, gedwongen, als uitdaging en tenslotte als keuze. Hij heeft zijn voorkeur voor werkzaamheden die niet alleen een beroep op het hoofd doen nooit onder stoelen of banken gestoken. In Het periodiek systeem schreef hij al hoe onhandig hij zich voelde als zoon uit een gegoed burgergezin, die niet heeft geleerd zijn handen te gebruiken: ‘Als de mens een maker is, waren wij geen mensen: dat wisten we en het zat ons dwars.’ Net zomin als de theoretische scheikunde hem kon boeien, was hij geïnteresseerd in poëziestructuren of literatuurwetenschap. Aan hem was vooral de praktische, technische kant van de scheikunde besteed.
Voor Levi was het belangrijk om zo compleet mogelijk mens te zijn. Dit stelt je immers in staat om de volheid van het leven te ervaren. In hoeverre kunnen schrijven en monteren deze volheid geven? In de gesprekken die de chemicus/schrijver met Faussone voert, worden deze twee beroepen uitvoerig met elkaar vergeleken. Het schrijven heeft ambachtelijke aspecten maar is tegelijkertijd méér dan dat. Creativiteit en inspiratie laten zich immers niet dwingen binnen vaste werktijden en - zoals Levi verschillende malen heeft opgemerkt - je moet wel iets hebben om over te schrijven. Bovendien heeft de schrijver anders dan de ambachtsman niet de beschikking over winkelhaak en schietlood. De chemicus/schrijver is ontegenzeggelijk ambachtsman, maar hij is vooral ook nieuwsgierig, laten we zeggen ‘intellectueler’, ingesteld. Hij heeft de behoefte de dingen te doorgronden en beleeft plezier aan het verwerven van kennis en inzicht, omdat dit zijn begrip van de wereld doet toenemen. Faussone daarentegen kent deze behoefte niet, maar accepteert de dingen zoals ze zijn. Op verscheidene plaatsen in het boek doet de chemicus/schrijver vergeefs een poging Faussone te laten delen in wetenswaardigheden. Wanneer Faussone het bijvoorbeeld heeft over een derrick, kan zijn gesprekspartner het niet laten hem te vertellen dat Derryck de naam is van de beul van Hare Britse Majesteit aan het einde van de zestiende eeuw, die een nieuw model galg ontwierp, de ‘Derryck gallows’ genoemd. Die naam werd later ook gebruikt voor gelijksoortige ijzerconstructies, zoals de boortoren in Faussones verhaal. Zijn reactie op deze uiteenzetting is: ‘Dat zal dan wel: ik voor mij had altijd gedacht dat ze de mensen opknoopten zoals het uitkwam. Hoe dan ook, die derrick was niets bijzonders...’ en hij vervolgt zijn verhaal. Dit zijn de enige momenten in de communicatie tussen hen dat de monteur zijn ergernis ternauwernood kan onderdrukken.
Levi moet zich hebben afgevraagd wat mensen eigenlijk in hun werk zoeken. Welke behoeften willen zij bevredigen? IJver? Creativiteit? Speurzin? In de chemie, althans in de romantische opvatting van Levi, is dit laatste niet onbelangrijk. Levi houdt van raadsels, hij laat zich graag uitdagen. Ook in De kruissleutel is de chemicus als een ware detective op zoek naar de oplossing van het raadsel van klonterende verf. Bovendien kent elk ijverig mens volgens hem het gevoel van bevrediging wanneer een karwei ten einde is gebracht. Zelfs in Auschwitz, waar de gevangenen gedwongen waren meestal absoluut zinledig werk te verrichten, gold dit. Werken, of liever houden van je werk als dat mogelijk is en anders met een positieve instelling je werk verrichten, is in de ogen van de chemicus/schrijver essentieel in een mensenleven, zelfs een voorwaarde voor geluk, ‘de meest concrete benadering van het geluk op aarde’. Dit moet niet worden verward met een loodzwaar, calvinistisch arbeidsethos. Bij Levi gaat het om plezier in het leven.
Je kunt het werk van Levi lezen als een pleidooi voor de volheid van het leven, voor de nieuwsgierigheid, creativiteit, openheid en voor de menselijke waardigheid, de adeldom van de mens.
Levi sprak alleen voor zichzelf. Hij was een
| |
| |
kind van de humanistische westerse traditie. Hij was een individualist en een fervent verdediger van het concrete. Hij was ook een hartstochtelijk rationalist, met een groot vertrouwen in de rede. Onafhankelijkheid van geest, niet je verstand inleveren, wegen voor Levi zwaar. Hoe kon het ook anders voor iemand die de gevolgen van de weigering om redelijk te denken aan den lijve heeft ondervonden? In twijfelgevallen waar gevoel en rede om de voorrang strijden, krijgt bij hem de rede het primaat. In Auschwitz weerstond hij de verleiding om God aan te roepen hem bij te staan gedurende een selectie. De mens is voor hem in de eerste plaats een rationeel wezen, of liever gezegd: zou dat moeten zijn. Een muzelman definieert hij als ‘een uitgemergeld mens met hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht niets meer te lezen is van een gedachte’.
Het bijzondere is dat zijn analytische en nuchtere blik nergens kil aandoet. Er klinkt juist een grote warmte door in zijn werk. Het is de ontledende blik van iemand die een grote betrokkenheid heeft bij datgene wat hij beschrijft, maar zijn emoties bewust beheerst. Hij houdt deze grotendeels voor zichzelf. Het resultaat is echter oneindig veel ontroerender dan expliciet benoemde emoties. Levi is de bioloog die participerend onderzoek verricht onder de diersoort die mens heet. Zijn werk wordt veeleer gekenmerkt door verbazing en verwondering en een gedetailleerd verslag over wat hij om zich heen waarneemt dan door woede en morele oordelen. Dit wil niet zeggen dat hij hiervoor terugschrikt. Wel is hij van nature terughoudend, zelden gemakzuchtig en verbluffend eerlijk. De (zelf)beheersing die altijd wordt genoemd in verband met zijn werk over de oorlog, is bewust. Hij wil de lezer vanuit de duisternis naar het licht leiden. In zijn ethiek hebben we een plicht tot communiceren, een verantwoordelijkheid jegens elkaar die inherent is aan ons leven op aarde.
Hij was een niet-calvinistische humanist. Ondanks het feit dat de twintigste eeuw zo genadeloos heeft afgerekend met het vooruitgangsgeloof en Levi daar zelf getuige van is geweest, was en bleef hij - voorzover wij dat kunnen beoordelen - advocaat van de idee dat de mens in staat is tot adeldom en dat het leven ook bedoeld is om van te genieten. Het is zonder meer intrigerend dat uitgerekend hij, die immers de waanzin aan den lijve heeft ondervonden, het geloof in de rede en het vermogen het leven positief tegemoet te treden, leek te hebben behouden. De paradox, dat uitgerekend vervolgingsslachtoffers een niet-ontluisterende conclusie uit de oorlog hebben getrokken, is ook door Ton Anbeek opgemerkt over de Nederlandse literatuur. Hij doelde op Pressers Nacht der Girondijnen en de dagboeken van Etty Hillesum. Misschien is het juist door alle twintigste-eeuwse pessimisme en scepsis dat het werk van Levi zo veel weerklank vindt. Het is een uitzonderlijke mengeling van morele strengheid en humor van iemand die de verbinding tussen de duisternis en het licht legt. Het rijk der duisternis kent hij uit eigen ervaring maar al te goed en hij leidt de lezer daar in zijn werk ook geduldig rond, maar hij laat hen daar niet gebroken en verslagen achter. Zoals hij de brug was tussen de chemie en de letteren, was hij ook de brug tussen de nacht en de dag.
Levi is zijn nieuwsgierigheid en zijn hartstochtelijke relatie tot de rede zijn leven lang trouw gebleven. De ultieme sleutel die alle geheimen van hemel en aarde zou onthullen heeft hij niet gevonden, maar in de loop van zijn leven heeft hij het zoeken daarnaar ook opgegeven. Volgens Levi, die niet religieus was, is de mens op zichzelf aangewezen. We kunnen geen beroep doen op of ons verschuilen achter een god of een andere autoriteit, we zijn elk persoonlijk verantwoordelijk. Als middelbare scholier kon hij niet vermoeden wat het leven op korte termijn voor hem in petto zou hebben. Met de hem zo vertrouwde wapens heeft hij zich zo goed mogelijk geweerd. Hij leek een modus vivendi te hebben gevonden, waarin een aantal zaken centraal staat: lever nooit je verstand in, probeer een fatsoenlijk en verant- | |
| |
woordelijk mens te zijn en geniet van het leven. Misschien geen geringe opgave, maar niet te veel gevraagd voor wie zich aangesproken voelt door de woorden van Ulysses: ‘niet om als vee te leven schiep men u maar om te reiken naar het hoogste en het beste’.
| |
Boeken van primo Levi in nederlandse vertaling
Het periodiek systeem. Verhalen van een leven; Is dit een mens; Het respijt; Zo niet nu, wanneer dan? Roman; De kruissleutel. Roman; De zesde dag. Verhalen (een keuze uit de bundels Storie naturali en Vizio di forma); Lilith. Verhalen; De spiegelmaker. Verhalen en essays (een keuze uit de bundels Racconti e saggi en L'altrui mestiere); De verdronkenen en de geredden. Essays; Gesprekken met Ferdinando Camon, Germaine Greer, Tullio Regge en Philip Roth; Op een onzeker uur. Een keuze uit zijn poëzie.
|
|