John Neubauer
De door de redactie getoonde belangstelling voor de recente ontwikkelingen in de literatuurwetenschap is op zichzelf een teken voor verschuivingen binnen het vak, en het doet mij genoegen daarop te reageren. Wel moet ik opmerken dat mijn opleiding en lange ervaring aan universiteiten in de Verenigde Staten alsmede het feit dat ik altijd interdisciplinair onderzoek heb gedaan mij een iets ander perspectief geven dan dat welke de vragen impliceert.
Laat me met twee kwalificaties beginnen. Ten eerste dat naar mijn mening zuivere paradigmawisselingen in de zin van Thomas Kuhn zelfs in de natuurwetenschappen niet voorkomen, en zeker niet in de letterkunde, die van het begin af aan een ‘poly-paradigmatisch’ karakter had. De gesignaleerde verschuivingen beschouw ik geenszins als déja vu, toch weet ik uit eigen ervaring dat interdisciplinair en cultuurhistorisch onderzoek in de letteren ook gedurende de jaren bestond die wij nu als de decennia van het New Criticism en de werkimmanente literatuurwetenschap beschouwen.
De these dat het paradigma van een ‘strikt wetenschappelijke’ literatuurstudie nu aan het verdwijnen is, wordt nog meer gecompliceerd door het feit dat het New Criticism en de werkimmanente literatuurwetenschap de ‘strikte wetenschappelijkheid’ van de letterenstudie hebben opgegeven of tenminste ter discussie gesteld. In de anglo-amerikaanse sfeer had het minder strikt wetenschappelijke begrip van ‘criticism’ al vanouds een centrale rol. Men sprak en spreekt van literary scholarship en niet van een science of literature, en het woord ‘wetenschap’ wordt in de benoeming van letterkundige vakgroepen ook niet gebruikt. Misschien lijken de recente verschuivingen vanuit een puur Nederlands perspectief een paradigmawisseling te zijn omdat hier in de jaren zeventig structuralistische en linguïstische benaderingen met ‘strikt wetenschappelijke’ pretenties een sterkere rol speelden dan in de angloamerikaanse sfeer.
Ik zie dus geen paradigmawisseling, wel verschuivingen in de literatuurwetenschap. Deze verschuivingen houden een groei van interdisciplinair onderzoek in, maar worden vooral door een verandering van het interdisciplinair onderzoek zelf gekenmerkt, die in de meest algemene termen met de problematisering van het taalgebruik te doen heeft en het gevolg is van zowel vakinterne als ook bredere wetenschappelijke en maatschappelijke veranderingen.
Twee grotere gebieden zijn bij deze verschuivingen betrokken: aan de ene kant de relatie tussen literatuur en de het institutioneelsociologisch milieu, en aan de andere de relatie tussen literatuur en andere talige en niet-verbale tekensystemen. Wat het eerste betreft vindt een verschuiving plaats van oudere modellen, waarin het milieu als basis, causale oorzaak en achtergrond van de literatuur werd gezien, naar een nieuwere, waarin de ‘werkelijkheid’ niet als een objectief bestaande sfeer wordt gezien maar een waarin taal en beeldvorming een constructieve rol hebben. Essen-