steeds meer vraagtekens worden gezet. Mijn antwoord kan op dit onderdeel dan ook volledig instemmend met de eerste stelling luiden: het interpreteren van literaire teksten kan niet op een strikt wetenschappelijke manier geschieden. Deze instemming is echter slechts de ene kant van de medaille. De andere is dat de literatuurwetenschap als een wetenschap - niet van teksten maar van de sociaal-institutionele inbedding en van de psychologische effecten van teksten - de stringente wetenschappelijke eisen van de empirische (sociale) wetenschappen dient te respecteren. De omgang van mensen met literatuur zorgt voor tal van onopgeloste problemen, en valide verklaringen op dit gebied zijn er nog maar nauwelijks voorhanden. Wat weten wij eigenlijk over de verhouding van mensen en literatuur in die gevallen die ik zomaar opnoem: de nachtmerrie van het kind nadat het een sprookje heeft aangehoord dat het zo graag wilde horen; de speurtocht van de zieke naar een roman waarin zijn ziekte een rol speelt; de brief van de jonge vrouw/man waarin een liefdesgedicht van een schrijver uit het begin van deze eeuw wordt overgeschreven om een boodschap te brengen; de weigering van de leerling om nog moeite te doen een gedicht van Lucebert te begrijpen; de deconstructie van een sonnet van Shakespeare door de interpretator die volle zalen trekt; de verklaring van berouw getekend door Salman Rushdie; de censurering van een onwelgevallige roman door het ene of het andere politieke regime; de negatieve recensie van een vaderlandse criticus op het nieuwe boek van een hoog gecanoniseerde vaderlandse schrijver; het door de uitgever teruggezonden manuscript; de toekenning van een vertaalsubsidie, en ga maar door... Zeggen al deze beslissingen en handelingen niet minstens even veel over mensen als over teksten? En wat te zeggen van het zwaarwichtige besluit - in het verre verleden genomen - om bepaalde teksten ‘literatuur’ te noemen en aan deze groep teksten bepaalde, in
de loop van de tijd nogal eens wisselende, functies toe te kennen?
De literatuurwetenschap als wetenschap van de interactie tussen mens en tekst - empirische literatuurwetenschap geheten - zal geen vraagtekens zetten bij strikte methodologische eisen. Wel zal ook deze richting zich bewust (moeten) zijn van de belangrijke inbreng van het subject van de wetenschapsbeoefenaar bij de bestudering van het object, maar hierin onderscheidt de literatuurwetenschap zich van geen enkele andere wetenschap. Het menselijke subject wil iets weten; het object is het totaal onverschillig of het al dan niet wordt bestudeerd.
Maar, hoe zit het dan toch met het interpreteren van literaire teksten waarvan wij meenden dat het niet op strikt wetenschappelijke wijze zou kunnen geschieden?
Welnu, de discipline die zich met literatuur bezighoudt kent globaal twee verschillende taken: die van de zojuist geschetste - empirische - bestudering van de relatie tussen mens en tekst, en het - hermeneutische - zingeven aan literaire teksten. Het laatste garandeert enerzijds het overleven van literaire teksten (alleen een tekst die commentaren aan zich weet te binden is levensvatbaar), anderzijds vormt het de ‘interpretive occasion’ die de aansluiting met de leefwereld van de lezer/interpretator tot stand brengt. Zingeven kan een poging zijn iets van het verleden opnieuw te beleven, maar het kan ook betekenen: het verleden (in de vorm van een tekst uit het verleden) vanuit het heden ter verantwoording roepen. Zingeving moet zich vrijelijk kunnen bewegen, wil zij nieuw, wil zij interessant zijn. De vrijheid van de zingeving bereikt alleen dan haar grens wanneer het zingeven zich een oordeel over wetenschappelijkheid aanmeet, zoals de wetenschap haar grens bereikt wanneer zij zich een oordeel over het zingeven aanmatigt.
Ik realiseer mij dat ik met het dusver gestelde mijn reactie op de tweede stelling reeds voor een goed deel heb gegeven.
2. Het bestudeerde gebied is niet meer ‘de tekst en de tekst alleen’. Voor de beoefenaar van de wetenschap niet, omdat de tekst op zich zelf geen ‘problematisch’ en verklaringen uit-