| |
| |
| |
Boris Todoroff
Over Vasil
Over Vasil heb ik je vermoedelijk nog niets verteld. Hij had jarenlang een job op de luchthaven, waar hij als keukenhulpje werkte en de lunchpakketten klaarmaakte. Toen die dienst werd gemoderniseerd, werd hij overgeheveld naar de douanediensten, waar hij diezelfde pakjes, die hij eerder had gemaakt, zorgvuldig moest onderzoeken. Hoeveel jobs Vasil precies heeft gehad, valt niet meer uit te maken, maar overal waar hij werkte stond hem wel hetzelfde te doen: inpakken, met plaklint en schaar in de aanslag staan, enorme kartondozen of verpakkingen fabriceren en er nog een prachtig touw rond snoeren. Toen Vasil bij zijn laatste werkgever in ongenade was gevallen, is hij die slag nooit te boven gekomen. Hij was altijd al een wat dor figuur geweest, zo bleek en doods dat zijn werkgevers hem in de somberste uithoeken van hun atelier plaatsten, zo ver mogelijk van zijn collega's en mogelijke klanten; sinds dat laatste ontslag werd die bleekheid ronduit angstaanjagend. Je zag Vasil elke morgen om acht uur de deur uitstappen, in een onberispelijk kostuum, met zo'n deftige pince-nez op de neus en met een massief gouden horloge dat van zijn nek bengelde. Maar na een korte tocht door de stad keerde hij gedwee naar huis terug. Nog bleker dan hij vertrokken was, zijn ogen strak op de grond gericht, diep bewust van wat hij maar was: een onbeschaamde klaploper, een nutteloze werkloze.
Het schijnt dat Vasil in het geheim aan het schrijven was. Hij bezat een collectie foto's van zijn idool Vazov, die hij uit de boeken in de bibliotheek had gescheurd, en waarvan hij een aantal boven zijn bureautafel had ingekaderd. Als je zijn woonkamer binnenstapte, zag je, recht boven de schouwmantel, een akelig hoofd naar je staren in een krans van verdorde chrysanten. Dat was geen doodsprentje of een herinnering aan een ver, in de steek gelaten familielid, maar een foto van Vazov. In een prachtig vitrinekastje ernaast stond de meest volledige Vazov-editie die je je toen kon dromen: een stuk of zestig zwarte boekbanden met extra harde kaft, die Vasil achter slot en grendel bewaarde. Want om zijn lievelingsauteur te lezen gebruikte Vasil liever een reeks goedkope pocketuitgaven, die je, netjes op stapeltjes gelegd, in zowat het hele huis kon terugvinden. In Vasils slaapkamer heeft niemand ooit een voet gezet - maar iemand, die de deur ooit eens heel voorzichtig op een kier had geopend, vertelde me dat hij er een paar vreemde ikonen met een stralende Vazov had opgemerkt, met op de vier hoeken van de kamer, alsof Vasil bij voorkeur in een heus lijkenhuisje sliep, dat soort rode waaklampjes dat je ook bij de katholieken vindt.
| |
| |
Mocht je dat willen nakijken: Vazov is onze nationale dichter bij uitstek, de zogenaamde poeta maior van de vorige eeuw. Tegenwoordig vind je zijn boeken haast nergens meer, behalve in het magazijn van een of andere bibliotheek, en bijna altijd in oerdegelijke en saaie Duitse vertalingen. Toch heeft Vazov naar literaire maatstaven absolute meesterwerken geschreven. Niet alleen een reeks schitterende gedichten, die onberispelijk zijn qua rijm en metrum, maar ook een aantal romans, waarvan kleine stukjes tot een aantal jaren terug verplichte lectuur waren op school. Over Macedonië bijvoorbeeld, heel sterke stukjes ook over de Dobroedzja, en uiteraard over dat Ottomaanse rijk, waar wij allemaal zolang en zoveel onder geleden hebben.
Maar hoeveel foto's Vasil ook tegen de muur had hangen, - hij kon daarom nog niet schrijven. Misschien werkte Vazovs invloed, als puntje bij paaltje kwam, zelfs eerder remmend dan inspirerend. Er zijn later brieven verschenen waarin Vasil op onnavolgbare wijze vertelt hoe hij met handen en voeten aan die duivelse Vazov geketend was. Hij wilde zoals zijn voorbeeld te werk gaan, heel flamboyant, met drieste, felle kleuren en wiegende, knalgele graanvelden met zwoegende boeren. Vasil had krachtige, massieve werken willen schrijven, een massief huldebetoon aan het harde landleven. Maar hij was een absolute stadsmus: hij was in de stad geboren en getogen, en toen hij naar hier was gevlucht, was hij meteen in zijn donker souterrain beland, dat hij zo sinister had ingericht dat niemand er nog een stap durfde binnenzetten. Vasil vereerde vooral de stijl van Vazov, die mij persoonlijk nogal oubollig lijkt, maar die hij bijzonder trefzeker, gevarieerd en rijk vond. Maar dat achteloze en dat luchtige, dat hij er nog het meest in bewonderde, kreeg hij maar nooit in de vingers. Eigenlijk kan je het Vasil niet eens kwalijk nemen: hij zat op taalkundig gebied, letterlijk dan, mijlenver van zijn vaderland verwijderd. Hoe kon hij in een taal schrijven die hij bijna nooit te horen kreeg?
Naar verluidt zou Vasil jarenlang de wildste fantasieën gekoesterd hebben over zijn idool: hij ploos alle details van Vazovs persoonlijke leven uit, bestudeerde de fijnste allusies in zijn werken, nam nachtenlang zijn intieme correspondentie door. Hij zocht hetzelfde type vrouwen op als Vazov, met de bedoeling er in een vlaag van passie mee te trouwen en er even snel weer van te scheiden. Maar het volstond dat een van de barmeisjes, wie Vasil een keertje het hof had durven maken, zich liet overhalen, bij hem binnenstapte en die akelige ikoon in de woonkamer zag hangen, of ze maakte meteen rechtsomkeer, met het vaste voornemen nooit meer terug te komen.
Vooral na zijn dood is Vasil ongemeen interessant geworden. In zijn nalatenschap werden een duizendtal brieven gevonden, die Vasil aan niemand geadresseerd had en nooit had verstuurd. Ze waren, zo beweerden specialisten, van een ongemeen zuiver taalgehalte en behoorden zelfs - maar dat soort beweringen moet je altijd met een stevige korrel zout nemen - tot het mooiste proza dat ooit in ons taalgebiedje was geschreven. Behalve die brieven werden ook een heleboel aanzetten, schetsen en kladjes van allerlei romans en verhalen gevonden - en daar is een hele tijd nogal wat om te doen geweest. Want die schetsen, die soms in één ruk leken te zijn geschreven, waren al hele romans op zichzelf. Men was het er
| |
| |
in literaire kringen al snel over eens dat Vasil eigenlijk beter had geschreven dan Vazov. Vasil had het werk willen afmaken dat Vazov begonnen was, maar hij had er zich met zoveel talent en ijver op gegooid, en met zoveel taalgevoel, dat hij zijn voorbeeld glansrijk overtroffen had.
Een twintigtal jaren later overleed de weduwe Vasil, die pas op het einde van zijn leven met Vasil had willen trouwen, en pas bij haar overlijden bleek wat zij die hele tijd had achtergehouden: er waren niet alleen die schetsen, romans, novellen, noem maar op, waarin Vasil bijna spelenderwijs zijn literaire voorbeeld naar de kroon had gestoken. Nu kwam ook een overdonderende reeks teksten aan het licht, met potlood geschreven op minuscule velletjes papier, waar eerst niemand goed raad mee wist. Allemaal toneelstukken leken dat, maar met heel bizarre regieaanwijzingen en commentaren, die zomaar in de tekst verwerkt waren. Er stond bijvoorbeeld ‘Hak hem eraf, en snel maar’ midden in een prettig onderonsje tussen twee geliefden, of ‘Het varken komt op, als acteur vermomd, en wordt luid krijsend geslacht’, tijdens een ingewikkeld debat over schijn en wezen van de kunst. Om het nog wat vreemder te maken stonden die aanwijzingen tussen schitterende flarden poëzie, of onderbraken ze op een bijzonder lompe manier de meest verheven, bijna filosofische discussies over leven, liefde en dood die je je maar kan voorstellen.
Dat was nog maar de eerste verrassing. Achteraf, na grondig onderzoek van die miljoenen velletjes druk beschreven papier, bleek dat die teksten helemaal geen toneelstukken waren, zoals aanvankelijk gedacht werd, maar slechts de kleine, verspreide fragmentjes vormden van één overdonderend totaalspektakel; Vasil had op z'n eentje een meesterlijk en meeslepend spektakelstuk in elkaar getimmerd door duizenden brokjes en stukjes bij elkaar te schrijven, die je horizontaal en vertikaal aan mekaar kon lijmen of zomaar kriskras door elkaar kon lezen, zonder ook maar één ogenblik de draad te verliezen. En hij had dat reusachtige, voorlopig onafgewerkte stuk de titel Ivanko meegegeven.
Nu herken je in die titel misschien meteen de voornaam van Vazov (want voluit heette hij eigenlijk Ivan Vazov Trakisky), maar Ivanko was ook de troetelnaam voor de vroegere tsaar, zo heette ook het piepkleine gehuchtje waar Vazov in zijn vroegste jeugd was opgegroeid en, ten slotte - maar dat kom je alleen te weten als je je ook in Vasils intiemste leven hebt verdiept - was dat de naam waarmee Vasils eigen vader in huiselijke kring werd aangesproken (want officieel heette die Dimitar). Heel dat gigantisch spektakelstuk was dus, als je het goed bekeek, een helse afrekening met het idool Vazov, op wie Vasil zich zijn hele leven verkeken had, en tegelijk een meedogenloze aanval op zijn eigen vader. Overdag zat Vasil klerkje of inpakker te spelen, wat al niet mis was, 's avonds wijdde hij zich braafjes aan het produceren van meesterwerken à la Vazov, en in de weekends, of zodra hij ergens een ogenblikje vrij had, stortte hij zich op het eerste het beste snippertje papier, dat hij van boven tot onder vol krabbelde, en liet hij al zijn demonen los op diezelfde Vazov, die hij daarbuiten zo onvoorwaardelijk leek te vereren.
Maar er gebeurt nog veel meer in het stuk dan die ene titel laat vermoeden. Jawel, Vasil maakt bijna letterlijk gehakt van zijn grote leermeester Vazov - maar
| |
| |
wie heeft dat ooit niét gedaan: zich aan zijn idolen optrekken om ze nadien met geweld weer van zich af te zetten? Niet toevallig sterft er een hoofdfiguur in één van de fragmenten, een zekere graaf Evasif (ongetwijfeld een vals anagram op Vazov zelf) en gebeurt dat in helse pijnen. Uiteraard vallen er, behalve die enkele hoofdfiguren die zonder pardon worden terechtgesteld, nog massa's doden. Maar dat is, hoe bloedig het allemaal ook lijkt, slechts een glimpje van Vasils enorme, literaire wraak.
Een professor in de literatuur heeft via een gesofistikeerd frequentie-onderzoek laten vaststellen dat er rond de vier- à vijfduizend doden vallen in Vasils stukken. En precies die kleine marge van duizend doden is veelbetekenend: die doden zijn niet eens letterlijk dood, zoals wij dat zouden begrijpen, maar sterven op de ene bladzijde en komen een paar bladzijden later weer overeind; ze richten wat kwaad en wat goeds aan, gedragen zich als boosdoeners of regelrechte heiligen, gaan elkaar te lijf met spitante en venijnige opmerkingen, grijpen naar stokken, de eerste de beste paal die ze te pakken krijgen - en sterven dan weer. Om even later weer terug te komen, vermomd als dier, als een gevleugeld monster, dat traag over alle acteurs komt gevlogen, ineens in een vriendelijk kwetterend musje verandert en op de uitgestoken hand van een van de acteurs neerdaalt, om hem onverwachts en venijnig in de vingers te pikken.
Vasil heeft, nog steeds volgens die professor, in Ivanko een imaginaire wereld vol lichte en zware verwondingen gecreëerd, met een heleboel innerlijke builen en kwetsuren, een wereld zonder duidelijke scheidingswand tussen levenden en doden, waar je moeiteloos van het ene naar het andere compartiment kan overstappen, en gedoemd bent om nooit echt aanwezig en ook nooit echt afwezig te zijn. En hij heeft daarnaast ook, dat zei die frequentie-professor tenminste, op meesterlijke wijze een wereld vol gênante eenzaamheid getekend, een modern inferno van eenzaamheid, verval en verminking. Maar dankzij het genie van Vasil is de dosering van al die ellende zo perfect, en wordt het je allemaal zo ontzettend logisch en vanzelfsprekend voorgeschoteld dat je maar leest en verderleest (of kijkt en kijkt), zonder te verpinken en zonder dat je die onvoorstelbaar droevige metafoor ook maar een ogenblik in de gaten krijgt.
Dat is een ware krachttoer gebleken: Vasil is erin geslaagd beelden te voorschijn te toveren om ze tegelijk heel snel weer op te bergen, zodat je achteraf de indruk hebt dat je ze niet eens gezien hebt. Dat principe heeft zelfs een heel eigen naam gekregen, waar je wellicht wel van gehoord hebt. Vasilianisme betekent dat je als lezer met groeiende spanning en enthousiasme naar je eigen einde uitkijkt, terwijl je dat niet eens doorhebt. En vasiliaans, wat wel degelijk iets anders is, wordt gezegd van dingen waar je liefst geen centimeter binnenstapt, of je raakt er nooit meer uit. Vasiliaanse dingen mag je niet eens met je vingertoppen aanraken, of je bent voor altijd besmet.
Soms kan dat wel verwarrend werken, en dan heb je wat hulp van buitenaf nodig om het allemaal wat beter te begrijpen. Ik geef je een voorbeeldje: ergens komt een forse, geblinddoekte stier (‘liefst knalrood, dat doek’, zegt de regie) uit de coulissen op de toeschouwers toegestormd om dan met een simpel slachtpistool, net voor hij de orkestbak zal induiken, te worden afgemaakt. Ik zeg het stukje even voor je op:
| |
| |
‘Dier wordt afgemaakt en gevild. Klaaglijk geluid, dreunende soldatenlaarzen, zwartgeblakerde muur. Volgende stier verschijnt en wordt zonder veel omhaal afgemaakt. Een derde stier, met pestvlekken op de schouders, stormt op toeschouwers af. Hij valt in de orkestbak, waar hij verpletterd wordt onder een neerstortend betonblok. Alle lichten op het verpletterde beest met de verbrijzelde poten gericht.’
Ongeveer tegelijkertijd zie je in een andere hoek van het podium, maar dit citeer ik je dus uit mijn geheugen, een vrouw met een kindje op schoot. Ze strijkt heel liefkozend langs diens blote armpjes en laat het kind dan ineens vallen; wanneer ze erover gebogen staat, een beetje zoals de vrouwen vroeger over hun primitieve wasteil, drukt ze dat kind met de nek tegen de grond en haalt eerst het hart tevoorschijn, dat ze hevig bloedend tegen haar borst drukt, en begint nadien frenetiek aan de kleine, weerloze beentjes te rukken. Alsof dat kindje niet meer dan een spartelende kikker met heerlijke kikkerbillen is geworden. Elders op het podium zie je een echtpaar afscheid nemen van hun ouders aan het station: de trein vertrekt, de man steekt zijn hand tevergeefs uit het raam om te wuiven tot hij tenslotte beklemd raakt, terwijl de bejaarde vrouw hulpeloos en verloren op het perron blijft staan.
Nog verder zie je drie dikke vrouwen met grove roodgeblokte halsdoeken om die in een hevig dampende modderpoel, zingend en dansend, wat verdord stro aan het oogsten zijn. En nog elders, maar dan geprojecteerd op de wanden, zie je bloemen die in versneld tempo hun kelken openslaan, enkele ogenblikken verblindend schitteren en dan heel langzaam, zo langzaam dat je de vlammen langs de kleuren ziet likken, opbranden. Je ziet ook soldatenlaarzen, die zo breed en zo hoog en zo levensecht op de muur worden geprojecteerd dat ze op je toe marseren en daarna wel over je heen lijken te lopen. Er zijn mooie Griekse standbeelden met adembenemende spierpartijen, die parmantig defileren en waarvan het hoofd één voor één wordt afgeslagen. Intussen wordt nu en dan een verfrissende en discreet geparfumeerde motregen over je gesproeid, waarna je weer een hele tijd met kloppend hart en gebalde vuisten aan je zetel blijft klitten, omdat je plots een verschroeiende hitte voelt.
Het komt erop neer dat die ene stier nog een aantal keren komt aanstormen en telkens geslacht wordt. Een vierde, een vijfde, een zesde keer. Telkens gebeurt dat mooier en stijlvoller, telkens sneller ook, alsof honderden kloeke stieren achter de coulissen staan te dringen om in het spektakel op te treden. Maar wanneer het de twintigste keer is geworden, loopt de stier ineens gewoon door, loopt langs de slachter die zich elegant achterover laat vallen, over het rotsblok waar die andere stier onder ligt, door die orkestbak, die intussen al ontruimd is, zodat hij in een moeite bij de eerste rijen geraakt en daar dan, woest geworden, een aantal toeschouwers op de horens neemt, voortsleept of achter zich zwiert. En de anderen, die onmogelijk op tijd uit hun zetels kunnen, worden onder zijn gewicht verpletterd of met zijn stampende hoeven vertrappeld.
Net wanneer de toeschouwers ervan overtuigd raken dat het slachten en moorden een doodnormale zaak is geworden, mogen ze aan den lijve ondervinden dat dat helemaal niet zo is. Intussen zijn som- | |
| |
migen onder hen op een bijzonder ellendige manier om het leven gekomen. Als je heel eerlijk bent, moet je wel toegeven dat je die toeschouwers stilletjes begint te benijden, - want zij hebben aan het echte theater des levens mogen deelnemen, met alle emoties en gevaren die daarbij horen, en daarvoor hebben ze niet meer hoeven te doen dan een ticketje betalen om dan, lekker uitgezakt in hun luie zetel, meteen hun laatste adem uit te blazen.
Nu is dit soort slachtingen misschien niet helemaal goed te praten. Maar de echte grootsheid van Vasil ligt nu eenmaal elders: want er zit in Vasils tragiek ook een flinke portie humor, die soms zelfs gevaarlijk dicht in de buurt komt van pure kolder. Als een deel van het publiek ook dààr geen boodschap aan heeft, dan kunnen de literaire fijnproevers zich op de achterste rijen installeren en in alle rust genieten van de fijnere allusies die Vasil in zijn teksten op zowat alle grootmeesters uit de poëziekunst heeft gestrooid.
De hele bende critici was behoorlijk enthousiast toen Ivanko voor het eerst werd ontdekt. Er was wat detailkritiek, over die verouderde, belegen taal bijvoorbeeld, waar Vasil zich blijkbaar nooit van had kunnen losmaken. Je had enerzijds die bezeten beelden, die hamerslagen die je recht in je gezicht sloegen, en waar dan plots zulke oude, in onbruik geraakte woorden in opdoken. Maar die taalkeuze werd dan afgedaan als een meesterlijk knipoogje van Vasil: in Ivanko had hij zowat alle taalschakeringen van ons lieve moedertaaltje verwerkt, en doordat hij zo'n disparaat materiaal aan elkaar had moeten breien, viel dat af en toe op.
Moeilijker werd het toen een paar jaren later gesuggereerd werd het spektakelstuk Ivanko ook werkelijk op te voeren. Het stuk duurde in zijn geheel zo lang, zelfs wanneer de meest langdradige scènes verwijderd werden, dat de opvoering ongeveer twee maanden in beslag nam. Vasil was ook bijzonder duidelijk geweest over het aantal toeschouwers: in een van zijn aantekeningen had hij het over een geheim getal van 300.560 - maar hoe kon je nu zo'n groot aantal mensen in één zaal samenbrengen? Toen daaromtrent tenslotte toch een compromis bereikt werd, deed zich weer een ander probleem voor.
Met Vasils spektakelstuk werd je vergast op een heerlijke pastiche op de meester-leerling verhouding, en werd in één moeite door ook de vader-zoon verhouding aan de kaak gesteld. Dat was dan mooi meegenomen, maar tegelijk was het toch maar zo dat elke toeschouwer, louter door het bekijken van het stuk, meteen ook een donkere tunnel in liep waar alle morele codes wegvielen. Bovendien liepen sommige onschuldigen het risico zomaar om het leven te moeten komen. Er ontstond nogal snel een hoogoplopende ruzie tussen Vasilianen en anti-Vasilianen. Voorstanders van Vasil gaven toe dat Ivanko ongemeen bloedig en gratuit schockerend was. Maar het was tenminste ook grensverleggend, en dat zag je niet zoveel meer. Het was bovendien het soort totaalspektakel dat nog nooit in de kunst was voorgekomen, en waar iedereen onbewust op gewacht had. Meer nog: het bevatte een aantal romantische scènes, die zo geïsoleerd stonden dat ze daardoor ook pregnanter en ontroerender werden, en duidelijk bewezen dat Vasil zijn geloof in de liefde en in de mensheid nooit verloren was.
Dat was dan precies het argument van Vasils tegenstanders: Ivanko getuigde volgens hen van een ziekelijke mensenhaat,
| |
| |
van een weerzinwekkend sadisme. Hoe kon je zomaar over en weer snijden door de heilige wand van leven en dood, alsof daar geen mysterie meer voorhanden was? Hoe kon je van mens naar dier naar mens overschakelen, alsof er geen bepaalde hiërarchie meer in bestond? Waarom moest Vasil hun zijn smaak opleggen, waarom moesten zij boeten voor zijn aberraties? Vasil was niet meer of minder dan een artistiek dictator, vonden ze, die hen allemaal netjes op een rij had willen plaatsen, zodat ze gedurende uren, weken, maanden naar zijn verwondingen en verminkingen konden kijken. En wat voor zin had dat, te moeten opdraaien voor een reeks opgekropte frustraties van een mislukte, ongeletterde kantoorklerk?
Ik moet je bekennen dat ik aanvankelijk een wat lauwe voorstander was van Vasil, en dat ik zijn verdediging na een tijdje toch liever opgegeven heb. Misschien was dat wat laf van mij. Maar dat tweegevecht tussen die twee fracties was intussen tot een heus titanengevecht uitgegroeid, waar bijna alle tenoren van de maatschappij zich in mengden. Je kon geen zinnetje in de ene of de andere richting zeggen of fluisteren, aan tafel, op de tram, in een of ander warenhuis, laat staan het woordje verzoening in de mond nemen, of je werd meteen als een tegenstander of een smerige verrader bij de kraag gevat. Zo ver had die satanische Vasil het gedreven dat hij de hele bevolking van dit landje op de rand van een burgeroorlog had gekregen, en dat voor één enkel toneelstukje.
Ik heb mij heel stilletjes uit die discussie teruggetrokken, tot ze na verloop van tijd helemaal geluwd is en ben dan op mijn eentje, zonder er iemand wat van te vertellen, beginnen te lezen in Vasils werken. Vermits zijn teksten intussen onvindbaar zijn geworden en zelfs jij je van die hele hetze rond Vasil niets meer lijkt te herinneren, kan ik het je nu wel verklappen: ik heb Vasil niet alleen gelezen, ik heb mij bijna letterlijk op zijn werken gestort, alsof ik nooit verzadigd kon geraken.
Ik wilde na een tijdje zelfs zoals Vasil leven, en vooral: ik wilde net zoals hij beginnen te schrijven. O ja, ik gruwde wel van die muffe, opgesloten geurtjes die af en toe uit zijn romans opstegen, van zijn vastgeroeste rolpatronen, van dat stoere mannelijke dat je overal kon terugvinden - maar naarmate ik bleef verderlezen kreeg ik langzamerhand het gevoel dat die vervelende aspecten wellicht niet meer dan misleidende hindernissen waren, en dat er, als ik maar lang genoeg bleef lezen en nadenken, een onbekende, onontgonnen laag in mij zat, die perfect overeenstemde met wat Vasil had willen uitdrukken. We waren in duizend opzichten aan elkaar gelijk, Vasil en ik, en ik vond het jammer dat ik dat niet eerder had ingezien. Vasil had woorden, begrippen en scènes gebruikt, die precies op mijn eigen persoontje van toepassing waren.
Je zal mij het beeld maar vergeven: ik had ineens de indruk dat er al jarenlang een spons in mij had zitten wachten, voorlopig opgerold tot een speldeprikje, die tot gigantische proporties begon te zwellen van herkenning, van emotie, van pure wellust, zodra ik ook maar een paar regeltjes van Vasil las. Ik hoefde maar een boek van Vasil lukraak open te slaan, een blik te werpen op één van zijn haastig volgekrabbelde velletjes, of ik had meteen het bijna fysieke gevoel dat ik bij hem stond terwijl hij iets aan het schrijven was en dat hij dat dan, met zijn fijnzinnige flair zo trefzeker aan het verwoorden was louter
| |
| |
om mij hiermee te kunnen plezieren. Hij schreef over zichzelf (of dat beweerde hij althans), maar volgens mij had hij elke avond op het uiterste puntje van zijn stoel gezeten en gezwoegd met zijn loodzware pen, omdat hij wist dat hij ook een beetje voor, en vooral: over mij schreef.
Ik was er vrij snel van overtuigd dat ik Vasil artistiek gesproken kon evenaren, en dat het mij enkel een klein beetje oefening zou kosten om hem in de kortste keren volledig te overschaduwen. Uiteraard moest ik daarvoor mijn taaltje wat bijschaven om precies die emoties te kunnen oproepen en vertolken die ik daarbij nodig had; en ik was bereid een aantal jaartjes van mijn leven aan dat werk te besteden. Ik wilde zelfs mijn innerlijke leven, dat ik op een bepaald moment heel diep in een vergeten lade had opgeborgen (omdat ik het altijd te chaotisch had gevonden), weer te voorschijn halen.
Voornemens heb ik werkelijk genoeg gehad - maar tenslotte heb ik het dus niet gedaan. Als je mij vraagt waarom, kan ik je zonder aarzelen antwoorden: uit respect. Ik had ineens een verlammend gevoel van respect voor het monument van die eenzelvige man, dat ik niet zomaar met een paar pennetrekjes kon neerhalen, louter om mijn persoonlijke ijdelheid te bevredigen.
Maar ik heb het ook nog om een andere reden gelaten, een reden, die ik liefst zo omzichtig mogelijk zou willen verwoorden. Want er was niet alleen dat gevoel van herkenning, met pointes van jaloezie zelfs, wanneer ik die werken van Vasil las, maar ook, heel voorzichtigjes hoor, heel eerbiedig zelfs, een gevoel van medelijden. Of eerder mededogen, of, indien er een nog zwakkere en nog lievere variant van dat woord zou bestaan, zou ik die variant verkiezen - iets dat in de buurt ligt van begrip, van heel subtiel medeleven. Ik hoefde maar een werkje, zelfs het onbenulligste, van Vasil open te slaan of ik zag hem weer 's morgens vroeg, lekker geurend en geschoren, met zijn tasje en zijn gesteven kostuum, door de stad lopen en alles met zijn aandachtige oogjes bekijken, om na een geheim omwegje weer naar huis te keren en er als een armoedzaaier te zitten schrijven. Dat was een beeld, waarin geen sprankeltje hoop te vinden was.
Ik las Vasil verder, en hoe meer ik van hem las, hoe meer ik doordrongen raakte van die verschrikkelijke wanhoop waarin hij vermoedelijk rondgedwaald had, hoe meer ik van hem begon te houden, - en hoe meer ik dat armzalige leventje van hem begon te begrijpen. Zonder vrouw, omdat elke vrouw die bij hem binnenliep van hem of van zijn interieur of van beide tegelijk schrok, zonder werk, omdat hij in zijn wereldje nu eenmaal overtollig was geworden, zonder waardering vanwege de buitenwereld, met misschien heimelijk de hoop dat een van zijn werken later gepubliceerd zou worden; maar dat was een ijdele hoop, waar hij op dat ogenblik helemaal niets aan had.
Soms, heel laat 's avonds, durfde ik mijn respect voor hem te overwinnen en schreef ik één klein stukje, één minuscuul krabbeltje neer, gedrenkt in die typische Vasilsfeer. Niet om hem te overtroeven maar als een hommage, uit stil ontzag voor zijn werk. Telkens als ik stiekem de letters van het ene of andere zinnetje zat te noteren, waarvan ik pertinent zeker wist dat het op hem geïnspireerd was, voelde ik plots een pijnscheut door mij gaan. Het deed pijn, letterlijk pijn. Ik dacht: hem, Vasil, kwetst dat nu, dat ik zo
| |
| |
ongegeneerd uit zijn werken plunder. En terwijl ik voorzichtig naar mijn zij tastte en de pijn almaar heviger werd, dacht ik: kijk, dat is de verongelijkte Vasil, die mij venijnige berispende prikjes geeft.
Op zulke ogenblikken leek ik de echte Vasil te ontdekken: Vasil was eigenlijk een heel kwetsbaar en gevoelig iemand, die ik nooit mocht bruskeren en slechts heel voorzichtig, op kousevoeten zijn kamer binnenlopend, mocht verkennen. Ik zou hem, indien ik ooit bij zijn schrijftafel zou belanden, nooit in de ogen mogen kijken. Ik mocht niet eens teveel met de ogen beginnen te knipperen, of dat zou de lettertjes kunnen storen - en nadat ik eerbiedig naar hem gestaard had, moest ik maar zo snel en geruisloos mogelijk, diep buigend en achteruit schuifelend, weer naar buiten lopen.
Toen ik op een avond weer een kleine recensie over Vasil had geschreven, in de hoop hem weer in herinnering te brengen - want hij was toen al, amper een jaar na die hele Ivanko-affaire, volledig vergeten - en een stukje van hem naar gewoonte heel sereen aan het herlezen en annoteren was, heb ik mijn pen ineens neergelegd en ben ik muisstil blijven zitten. Ik keek naar de deur, waarvan de klink heel eventjes leek te bewegen, ik staarde naar de vloer, naar het raam, waar het gordijn voor hing, zachtjes waaiend in de wind. Buiten kon ik, net onder het venster, het geklingel van metaal opvangen, wat verward roepende kinderstemmen en in de verte, gedempt door ruisende bomen, het aanzwellend geroezemoes van een autoweg. Ik wist plots met absolute zekerheid dat ik niet langer alleen was en dat ik, terwijl ik zomaar in die ene kamer zat, ook heel dicht bij Vasil gekomen was.
Ik heb toen, heel langzaam en heel voorzichtig, zodat het niet teveel opviel, mijn hand uitgestoken en naar een stoelpoot gegrepen, die ik heel lang en stevig in mijn hand heb gehouden. Om er mij van te overtuigen dat ik mij nog altijd in deze tastbare, reële wereld bevond. Daarna heb ik nog ruim een uur of twee geduldig gewacht, die stoelpoot ingetogen in mijn hand geklemd, tot die hele Vasil tenslotte uit mij weggeëbd was. Ik ben Vasil nu, wanneer ik eraan terugdenk, nog altijd blij voor die paar ogenblikken dat ik zo dicht bij hem ben geweest - en dat ik mij daarna weer van hem heb kunnen losmaken. Daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor.
|
|