De Gids. Jaargang 154
(1991)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |||||||
Joy Arpots
| |||||||
[pagina 71]
| |||||||
gegevens. Informatie die eigenlijk veel meer over hun levensstijl en omgangsvormen, hun kleding, haardracht en vrijetijdsbesteding, kortom hun hele doen en denken zegt.’ | |||||||
Popmuziek: een kakelbonte caleidoscoopHet zal nauwelijks betoog behoeven dat popmuziek hier opgevat moet worden als een verzamelnaam van vele stijlen en soorten. Van disco tot rock ‘n’ roll, van house tot thrashmetal, van hiphop tot hardcore, om slechts enkele genres te noemen. Die verschillende stromingen worden bij lange na niet door iedereen in dezelfde mate gewaardeerd. Sterker nog, waarschijnlijk spelen persoonlijke voorkeur en smaak - al dan niet geleid door commerciële marktstrategieën; er is immers jaarlijks vijf miljard gulden te verdienen aan die drie miljoen jongeren in Nederland! - op weinig terreinen zo'n grote rol als in het huidige popwereldje. Het is gebleken dat de voorkeur voor een bepaald soort popmuziek dermate van invloed kan zijn op de belevingswereld van jongeren dat ze zich gaan kleden en gedragen volgens de voorschriften van het verkozen muziekgenre. Aldus is in de westerse samenleving de afgelopen drieëneenhalf decenniaGa naar eind2. een rijkgeschakeerde caleidoscoop ontstaan van groepen jongeren die een voorkeur voor een specifiek muziekgenre gemeenschappelijk hebben. In zijn doctoraalscriptie Ze moeten me maar nemen zoals ik ben beschrijft Maerten Prins een aantal jeugdsubculturen in Nederland, zoals de hippie, de rastafari, de punk, de new wave, de hardrock en de disco.Ga naar eind3. Een reeks die behoorlijk uit te breiden zou zijn. De punkbeweging alleen al kent een enorme diversiteit. Er zijn punkers die flirten met het anarchisme, maar ook zogeheten pretpunkers, een pretentieloze stroming die zich voornamelijk richt op drank, lol en een vrolijke deun. In de Amerikaanse muziekhistorie heeft zich de hardcorepunk ontwikkeld, in Engeland als uiting van arbeiderstrots een stroming die zich kortweg ‘Oi!’ noemt. Dan zijn er nog ‘straight edgers’ die alcohol, drugs en seks afzweren, en betonpunkers, de halfbroertjes van de hardrockers. De 272 jongeren die Prins onderzocht geven op de vraag ‘welke jongeren-groepen ken jij?’ liefst 168 verschillende groepsnamen! Teneinde iets van die diversiteit in kaart te kunnen brengen stelde Joep de Hart een drietal eenvoudige onderzoeksvragen (Van welke muziek hou je?’ Wat voor soort muziek is dat? Waarom hou je van die muziek?). De gegevensstroom die op gang kwam is ronduit gigantisch te noemen.Ga naar eind4. Niet alleen werden vele namen van popartiesten en bands genoemd, ook werden door middel van graffiti-achtige slogans de keuzes gemotiveerd. De Hart: ‘Citaten uit songs, maar ook hele lappen tekst, variërend van Prince tot obscure anarchopunkbands passeerden de revue, steevast in Engels. Jongeren blijken complete songteksten van buiten te kennen. In hun dagboeken, maar ook in schoolopstellen worden stukken poptekst aangehaald. Een groot deel van hun vocabulaire is bovendien aan teksten van popliedjes ontleend. Die songs beschouwen ze als heuse literatuur. Wat hun betreft mogen ze zo op de leeslijst.’ Die belangstelling voor songteksten is opmerkelijk te noemen. Niet eens zozeer omdat de popmuziek strikt genomen geen teksten nodig heeft. De momenteel uiterst populaire dansstroming ‘house’ toont dat aan door zonder (noemenswaardige) teksten successen te boeken. Niet geheel vreemd natuurlijk, want het gebruik van de stem is al lang niet meer de enige mogelijkheid om klanken en ritmes voort te brengen. En wordt er gezongen, dan is het nog maar de vraag of er sprake is van een tekst. Klankassociaties en simpele herkenbare ‘yells’ als ‘she loves you yeah, yeah, yeah’ en ‘can u party?’ zijn veelbeproefde stemuitingen in een popsong. Maar zowel wat betreft vorm als inhoud lijkt er meer nodig te zijn om een rijtje woorden tot heuse tekst te verheffen. Het kan zijn dat de zanger een boodschap wil overbrengen (‘ik ben verliefd en dat zullen jullie | |||||||
[pagina 72]
| |||||||
weten ook’ of ‘we don't wanna holidays in the sun’). Ook is het mogelijk dat de rangschikking van woorden dusdanig origineel en/of vakkundig is dat de indruk ontstaat hier met een poëtische, literaire tekst van doen te hebben. Dat er vooral met betrekking tot het laatstgenoemde grote onduidelijkheid bestaat, moge alleen al blijken uit een reactie van Black Francis, zanger/songwriter van de populaire rockband de Pixies. Gevraagd naar de diepere betekenissen van zijn abstracte, veelvuldig geroemde teksten, meldt Francis: ‘Teksten zijn voor mij helemaal niet belangrijk. Je moet er absoluut geen waarde aan hechten, het is meestal de grootste nonsens.’ (oor, 1990, nr. 17: p. 18). Een voorbeeld dat met tientallen andere aan te vullen is. Nee, opmerkelijk is die jeugdige interesse voor songteksten vooral omdat alom beweerd wordt dat jongeren geen belangstelling zouden hebben voor teksten. In de volksmond wordt maar al te vaak geroepen ‘dat het helemaal niet om de tekst gaat’. Een aanstekelijke dansbeat, hard volume of stevig gitaarwerk lijken veel hoger te scoren. Veronderstellingen die ondersteund worden door de resultaten van een onderzoek van Gust Meyer naar de beleving van popmuziek onder de Vlaamse jeugd. Bij het beluisteren van een Engelstalige hit gaf slechts een op de twee respondenten de juiste tekstinterpretatie. Bij een Nederlands lied lag de score nog lager: één op drie. Het ondergeschikte belang van een songtekst lijkt hiermee bewezen. In 1986 constateerden Van Bork en Jacobs eveneens een grote mate van onverschilligheid ten aanzien van songteksten. Gevraagd aan welke van de zes voorgestelde onderwerpen men de voorkeur geeft, kiest ruim 60% van de in totaal 302 respondenten ‘maakt mij niet uit’. Op verre afstand gevolgd door ‘verliefdheid’ (16,6%) en ‘tegen de maatschappij trappen’ (9,9%). Onderzoeksresultaten die in beide gevallen sterk contrasteren met de stortvloed aan tekstfragmenten waaronder De Hart bedolven werd. Er is zeker wat te zeggen voor de stelling dat er sprake is van grote verschillen in onderzoeksopzet. De Harts onderzoek is immers niet gericht geweest op het verkrijgen van informatie over songteksten. Die gegevens zijn door de ondervraagden als een soort extraatje geleverd, en vanuit wetenschappelijk oogpunt bijgevolg minder betrouwbaar. Maar zou er niet ook iets te zeggen zijn voor het tegendeel? Is het niet juist zo dat die extra informatie getuigt van een sterke betrokkenheid bij het onderwerp? Die extra gegevens tonen aan wat jongeren echt bezielt, wat ze echt belangrijk vinden. Alleen al op grond daarvan zijn die gegevens uiterst interessant. | |||||||
Popmuziek als bron van levensbeschouwelijke inspiratieGegevens die alleen nog maar interessanter worden wanneer de onderzoeksresultaten met betrekking tot de navolgende open (géén multiple-choice) vraagGa naar eind5. bekeken worden: wat zijn voor jou aanleidingen om na te denken over het leven? Naast min of meer te verwachten antwoorden als het overlijden van een persoonlijke bekende (69%), een gesprek met vrienden of vriendinnen (60%), een gesprek met de ouders (58%), noemde 57% van de scholieren het beluisteren van een bepaalde popsong. Mogelijk nog verrassender waren de percentuele gegevens op de gesloten vraag: over jezelf en je leven kun je op allerlei wijzen nadenken, hoe vaak gebruik jij de volgende manieren? Dan blijkt het beluisteren van bepaalde popliedjes absolute koploper te zijn (77%). Een gesprek met vrienden over de problemen van het leven scoort 60%, bezinning door je in jezelf terug te trekken behaalt 53% en levensverhalen van anderen in boeken, films e.d. 50%. Concluderend mag gesteld worden dat meer dan driekwart van de jongeren het beluisteren van bepaalde popmuziek als een bron van levensbeschouwelijke inspiratie beschouwt. En met dat ‘bepaalde’ is dan de uitgesproken voorkeur voor een specifieke artiest, band, muzieksoort of popsong bedoeld. | |||||||
[pagina 73]
| |||||||
Andermaal een conclusie die loodrecht lijkt te staan op de onderzoeksresultaten van De Meyer (1980) en Van Bork & Jacobs (1986). De onderzoeken werden in dezelfde tijd gedaan, de verschillende groepen van onderzochten mogen als vergelijkbaar worden beschouwd en de wijzen van onderzoek (schriftelijke enquêtes) zijn nagenoeg gelijk geweest. Er is niettemin één groot verschil: waar De Meyer en Van Bork & Jacobs recht op hun doel afgingen, verkreeg De Hart zijn gegevens via een omweg. Dat De Harts uitkomsten niet zomaar van tafel geveegd mogen worden, wordt hopelijk in het navolgende voorbeeld aanschouwelijk gemaakt. Een voorbeeld van een ander onderzoek, anders wat betreft onderwerp, maar vergelijkbaar wat betreft opzet. Jongeren zijn dakloos in levensbeschouwelijk opzicht, stellen sociaal-wetenschappers met grote regelmaat. Een voortgaande ontkerkelijking, een desinteresse in de parlementaire politiek en een wantrouwen ten aanzien van traditionele instituties. De ene na de andere enquête bevestigt dit beeld. Niettemin constateerde cultuurpsycholoog Jacques Janssen een opvallende stabiliteit van het bidden onder jongeren: ‘Als je jongeren vraagt naar hun kerkbezoek, dan blijkt nog maar een kleine minderheid te gaan. Het opmerkelijke is echter dat veel jongeren die te kennen geven niet te behoren, of niet te willen behoren, tot een religieuze groepering wel zelf bidden. Veel van wat mensen vroeger in de kerk vonden wordt tegenwoordig uit boeken, televisieprogramma's en muziekplaten gehaald. Jongeren gaan nu zelf op zoek, met de dingen die hen interesseren. Ze knutselen hun eigen wereld in elkaar. Daarbij speelt muziek tegenwoordig een verrassend grote rol.’ Dank zij de ongebruikelijke methode van open vragen bleek dat drie van de tien jongeren te kennen geeft regelmatig tot vaak te bidden. Slechts 15% beweerde nooit te bidden.Ga naar eind6. Gegevens die evenzo contrasteren met de algemeen geaccepteerde onderzoeksresultaten. Maar wel gegevens die een nieuw licht werpen op maatschappelijke ontwikkelingen en als een bruikbare aanvulling beschouwd kunnen worden op het beeld van ontkerkelijking en politieke desinteresse. Wat sociologisch in de jaren tachtig werd afgebroken, wordt op een individuele, psychologische manier weer opgebouwd. En popmuziek is daarbij het allesbepalende culturele referentiekader. In het bovenstaande is duidelijk geworden dat popmuziek een voorname rol speelt in het leven van hedendaagse jongeren. Een voorname rol op meerdere manieren: als consumptiegoed, als vermaak, als sociaal-cultureel referentiekader, als bron van levensbeschouwelijke inspiratie. De rol van songteksten is in dit verband amper onderzocht. En de weinige gegevens die dat onderzoek heeft opgeleverd, staan op gespannen voet met de gegevens die in dit artikel aangedragen zijn. Die onderzoeksdata vragen namelijk om een nadere bestudering van het fenomeen ‘songtekst’. Een studie die niet alleen commercieel interessant is voor de platenbusiness, maar ook voor sociaal-wetenschappers, historici, cultuurfilosofen én literatuurwetenschappers. Een popsong is een uiterst bruikbare sleutel geworden tot de samenleving, tot de geschiedenis en tot het culturele erfgoed. En tot dat laatste mag zeker ook de literaire waarde van songteksten gerekend worden. Voor beschouwers van de letteren zouden popteksten zelfs een uitdaging kunnen zijn. Niet alleen omdat er af en toe een puntgaaf stukje gezongen wordt. Nee, meer nog omdat de eigen criteria en maatstaven van een poplied een frisse bries door het redelijk beschermde domein der literatoren zouden kunnen doen waaien. Een literair deskundige ben ik allerminst. Niettemin sta ik te trappelen van ongeduld om spoedig een blik in het digitaal verwerkte databestand van onderzoeker De Hart te mogen werpen. Het exacte cijfermateriaal is nog niet voorhanden, maar zovéél is zeker dat zich nu reeds een duidelijk beeld aftekent dat om een diepgaande, multidisciplinaire aanpak vraagt. Een klein voorbeeldje als voorzet. Gerangschikt naar naam van artiest of band zijn er als | |||||||
[pagina 74]
| |||||||
antwoorden op bovengenoemde vraagstellingen een aantal duidelijke koplopers aan te wijzen. u2, Prince en de Simple Minds zijn de onbetwiste favorieten. Niet echt verrassend natuurlijk, want elke naam verkoopt een voetbalstadion meerdere dagen uit. Waar het om gaat is dat Michael Jackson, Madonna en Tina Turner zeker zoveel publiek trekken, maar blijkbaar niet in die mate als bron van levensbeschouwelijke inspiratie dienen. Hier aangekomen zou elke popjournalist overeind springen en beweren dat de inhoud van de songteksten daar debet aan is. Laatstgenoemd drietal zou worden afgeschilderd als louter vermaak, terwijl aan het eerste trio hogere waarden toegekend worden. Een literair interpreet van songteksten zou zeker een bijdrage aan deze discussie kunnen leveren en wellicht aantonen dat en vooral waarom er sprake is van een beduidend verschil in teksten. Hoe dat precies uitgelegd moet worden is de taak van die interpretator, maar als nietgespecialiseerde leek zou ik de vrijblijvende hypothese durven opwerpen dat het in de teksten van u2, Simple Minds en Prince uitgedragen positieve elan, het geloof, hoop en vertrouwen in een betere, welhaast paradijselijke toekomst niet geheel los staat van het optimisme en de zelfverzekerdheid die de hedendaagse jeugd uitstraalt. Een houding die zich niet alleen op maatschappelijk niveau voltrokken heeft toen het uitzichtloze doemdenken, dat het begin van de jaren tachtig kenmerkte, overging in het geloof in een alleszins kansvolle jacht naar carrière en andersoortige materialia, maar ook terug te vinden is in de songteksten van met name u2 en de Simple Minds. Geboren als kinderen van een doem- en deprigeneratie, waarvoor elk toekomstperspectief vervlogen leek, wisten de twee bands elk op hun eigen wijze het uiteindelijke ‘hallelujah’-gevoel te bemachtigen. En die ‘New Golden Dream’ werd het levensbeschouwelijk manifest, toen in het ‘post-1984-era’ de laatste restjes idealen van weleer als zeepbellen uit elkaar spatten, de zo gevreesde oorlog, die de laatste zou zijn, bij voortduring uitbleef en het ‘Less Than Zero’-spook de tijdgeest het mes op de keel drukte. Is het dan zo vreemd als jongeren heil zoeken bij een song als ‘The Cross’ van Prince, in dit flitsende wereldje waar van de ene naar de andere trend wordt gerend, waarin van deze naar gene wordt ge-zapped, tal van revival-, comeback- en retro-vlaggen worden gehesen, dagelijkse nep- en pseudo-cults worden gelanceerd en absolute ‘musts’ als paddestoelen uit de grond schieten? Het is niet uitgesloten dat hedendaagse popsongs een even treffend en geniaal tijdsbeeld schetsen als Reve dat vlak voordat de popmuziek het daglicht zag deed in zijn Avonden. | |||||||
Literatuur
| |||||||
[pagina 75]
| |||||||
|
|