De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdLibertijns leven
| |
[pagina 1043]
| |
rechtszaak, die Utrecht in 1709 in rep en roer had gebracht. Dina ‘een minderwaardig vrouwspersoon’ had Petrus Burmannus, professor in de klassieke talen en geschiedenis, ervan beschuldigd dat hij haar op de kermis van het jaar 1708 zou hebben ontmaagd. Dit was een door Burmans vijanden in scène gezette poging om hem een beentje te lichten. Deze geschiedenis had veel pennen in beweging gezet. Er ontbrandde een ware pamflettenstrijd.Ga naar eindnoot3. Redenen genoeg aan dit geval in de Histoire amoureuse aandacht te besteden. Burman had zich met zijn voorliefde voor het toneel in het steile Utrecht de haat van een aantal rechtzinnige Voetianen op de hals gehaald. Ook de door hem van filologisch commentaar voorziene tekstuitgaven van klassieke schrijvers zoals Petronius en Terentius werden hem niet in dank afgenomen. De scrabreuze passages van deze teksten, door hem tot op het bot uitgediept, werden op het conto van zijn geile interesses geschreven. Een van zijn tegenstanders reageert naar aanleiding van zijn Petronius-commentaar: ‘Commentarium waerin hij alle zijn wijsheid laat zien om alles wat tot geilheid strekken kan op de allerklaarste wijze aan de jeugt hem aanbevolen voor te dragen, opdat die zijne voetstappen stiptelijk zou leren navolgen.’ Zijn tegenstanders slaagden er echter niet in door middel van hun schotschriften de ‘zedenbederver’ Burman ten val te brengen. In 1715 toen hij Perizonius in Leiden opvolgde, kwam aan de pamflettenstrijd, die al in 1706 begonnen was, een eind. Een van de drukwerkjes waarmee men Burman in discrediet trachtte te brengen, was een fictieve catalogus van zijn bibliotheek en boedel. Catalogificti of fopcatalogi zijn satires: grappen- en grollenverzamelingen waarvan de inhoud vaak erotisch is gericht. Daarin wordt een persoon op de hak genomen of meer in het algemeen een ‘gekte’ zoals het verzamelen van antiquiteiten en/of rariteiten belachelijk gemaakt.Ga naar eindnoot4. Een fictieve veilingcatalogus van de bibliotheek en de rariteitenverzameling van P. BurmanGa naar eindnoot5. bood de samenstellers een prachtige mogelijkheid zijn zedelijk gedrag, dat zich in zijn boekenkast en rariteitenkabinet weerspiegelde, te becommentariëren. De lezer moet wel haast tot de conclusie komen dat de professor door de inhoud van zijn geliefde toneelstukken geïnfecteerd was geraakt en als gevolg daarvan met de kloten in zijn kop door Utrecht rondliep en speciaal de omgeving van zijn huis onveilig maakte. Naast fictieve titels in zijn bibliotheek wordt een groot aantal verboden boeken en galanterieën genoemd. Bij de fictieve titels, zoals no. 95 ‘Een lijst van de meeste scharrebouten t'zedert 't jaar 1680 door P.B. aangetekend’ zijn ook no. 120 ‘Eenige straatliedjens op den zelven’ te vinden. Als eerste nummer van Burmans bibliotheek wordt Pieter Aretijns dwalende hoer bekent onder de titul van Uylenspiegel op noten genoemd. Andere verboden of te kuisen boeken zijn no. 94 Beverland de peccato originali, no. 106 Ovidius de arte amandi, no. 155 Uitheemsen oorlog ofte roomse mintriomfen van M.v.Merwede hr. van Cl. en no. 156 Joannis Meurcii Elegantiae Latini sermonis cum annotationis suis secretis. De verder in deze catalogus genoemde galante titels zijn bijna zonder uitzondering afkomstig uit het fonds van de Amsterdamse boekwinkelier Timotheus ten Hoorn, die niet alleen galante teksten maar ook erotische platen verkocht moet hebben. Het fonds van Ten Hoorn bestond uit een mengeling van medische voorlichtingswerkjes en galanterieën, een combinatie die in die tijd vaker voorkwam. In 1695 moest Ten Hoorn zich bij de schout verantwoorden ‘over het verkopen en debiteren van een verboden boek geintituleert de nagelaeten schriften van Benedictus de Spinioza’.Ga naar eindnoot6. Ook in de bibliotheek van Burman is dat verdorven boek no. 139 B.D.S. Opera postuma cum annotationibus patris Francisci te vinden. Burman wordt dus niet alleen als erotomaan, maar ook als Spinoza lezende vrijdenker geportretteerd. Daarmee is van Burman het standaardbeeld van de libertijn gegeven. De combinatie vrijdenker/erotomaan treft men in de zeventiende eeuw voortdurend aan. Voor hem had men hetzelfde al over John de Witt geschreven. In de in 1672 in Den Haag | |
[pagina 1044]
| |
uitgegeven fictieve catalogus van diens bibliotheek worden zijn politieke ‘schelmerijen’ natuurlijk breed uitgemeten.Ga naar eindnoot7. Maar er is evenzeer de nodige aandacht voor de talrijke liefjes, waar hij ‘op de France manier mede leefde’, en werken in zijn bezit zoals de Satires van Juvenalis en het Tractatus Theologico Politicus. Volgens de catalogus is dat laatste boek geschreven ‘door den afvalligen jood Spinoza, uyt de hel voortgebracht, waer in op een ongehoorde atheisten manier bewesen werdt, dat godts woordt door de philosophie moet uytgeleyt en verstaen werden, het welck met kennis van mr Jan publijck gedruckt is’. Andere zeventiende-eeuwse voorbeelden van de libertijn zijn de filoloog, jurist en filosoof Adriaan Beverland (1650-1716) en de schilder Torrentius. Beiden haalden zich door hun vrij, maar vooral ook zeer los gedrag de woede van steile muggezifters op de hals. Hetzelfde overkwam Descartes. Een van zijn tegenstanders Schoock trachtte hem in discrediet te brengen door hem een groot aantal onechte kinderen in de schoenen te schuiven. Verhuisde hij niet voortdurend om al die in de steek gelaten vrouwen te ontlopen?Ga naar eindnoot8. De samenstellers van Burmans fopcatalogus, die voor een deel uit plunderingen van soortgelijk drukwerk bestaat, moeten uitstekend van het aanbod aan galante boeken op de hoogte zijn geweest. Het lijkt zelfs alsof ze met de inhoud van Burmans boekenkast bekend waren, want toen na de dood van de professor zijn bibliotheek geveild werd, bleken daarin veel van de in de fopveilingcatalogus genoemde boeken voor te komen.Ga naar eindnoot9. Naast boeken worden in de fopcatalogus ook de nodige rariteiten aangeboden. In rariteitenverzamelingen zijn wapens een veel voorkomende groep objecten en Burman lijkt een kenner geweest te zijn. Maar in zijn geval waren de wapens alle op de praktijk van Venus gericht. Dat geldt ook voor de andere voorwerpen in de verzameling, die uit naturalia, droge en natte preparaten en kunstvoorwerpen bestaat. Er wordt een verrekijker genoemd ‘door een groot meester uitgevonden waar Burman voor zijn tuin staande infallibel door kon zien als er een vrouw of meisje over de ophaalbrug buyten 't Maliepoortjen ging of ze eerlijk of oneerlijk was nemende doorgaans zijne mesures daerop’ (116). Bij het ontwerpen van ‘een achteroverleggende stoel met riemen zeer aardig om de liefhebberije daarop te oefenen’ (4) maakte hij zonder twijfel gebruik van het in zijn bibliotheek genoemde werkje De nieuwe architectuur klaar aanwijzende hoe ymant zijn geyle en buytensporige lusten op het gemakkelijkste en subtielste uit kan voeren (45). Bij de rariteiten vinden we niet alleen een groot aantal wapens dat Burman bij de jacht ten dienste stond, maar ook een welvoorziene huisapotheek met zalfjes en watertjes om eventuele gevolgen van het Venusspel te voorkomen of te verhelpen. Naast een keur van opwekkende en preventieve middelen, zoals ‘een potjen met ruiterzalf’ (20) en ‘een potjen met praecautie-kruit zeer dienstig voor getrouwde luy’ (19), wordt er ook een ‘vlees couleure houte neus in een witte doos’ (123) genoemd. Deze prothese was ‘op voorhand door hem gekocht’. Kennelijk dachten zijn tegenstanders dat Burman door zijn promiscuë gedrag de zijn neus wegvretende syfilis niet zou kunnen ontlopen. Zij hadden echter buiten de waard gerekend. De kwikzalven, waarvan men zich in die dagen bediende om deze ziekte te bestrijden, waren net zo erg als de kwaal en het was de liefhebbers dan ook geraden om andere voorzorgsmaatregelen te nemen. Onder nummer 33 wordt een ‘blaasjen van een kalkhoen in warme landen wel bekend’ genoemd. Dit is een zeer vroege, gedrukte vermelding van een condoom. Net als veel andere catalogificti blijkt de fopcatalogus van Burman een aardig document voor de in de geschiedenis van de seksualiteit geïnteresseerden. Een dergelijk wapen voor het gebruik in Venus' strijdperk is aan Suzanne en Fanchon, de heldinnen uit Milliots L'escole des filles, dat in 1665 voor het eerst verscheen, nog onbekend. Ook in Choriers L'academie des dames uit 1680 spreken Octavie en Tullie niet over het gebruik van het condoom. Deze voorlichtende | |
[pagina 1045]
| |
werkjes zijn in de vorm van een samenspraak tussen een onervaren maar zeer weetgierige leerlinge en een ervaren vriendin gegoten. Tegelijkertijd wordt de lezer nauwkeurig van de vorderingen van de leerlinge op de hoogte gehouden. Het zijn ware categismussen van de liefde. Een openhartiger bespreking van de homoseksualiteit dan die van Chorier zou pas in de twintigste eeuw worden gedrukt. Wanneer de schrijvers op de hoogte waren geweest met het bestaan van het condoom, hadden ze daar zeker melding van gemaakt.Ga naar eindnoot10. In de Histoire amoureuse uit 1714, de tekst waarmee dit stukje begon, wordt wel uitgebreid aandacht besteed aan het gebruik van dit ziekte werende voorbehoedmiddel. ‘Le besoin et l'industrie ont invent ici une antidote qui par une cure plus miraculeuse que si elle guerrissoit le mal déja venu, luy va au devant & l'empêche de faire son ravage ordinaire. Ce remède n'est point ennemi du plaisir, qui est si agréable à la nature & il lui laisse les moyens de se satisfaire sans aucun danger. Il consiste en certaines coiffes où vessies très fines, qu'on applique à l'instrument du plaisir, & qui plus efficaces que si elles étoient de fer, le mettent en état d'aller braver le peril dans le fort même ou il se cache.’Ga naar eindnoot11. Het mag geen wonder heten dat men, gezien de reputatie van Burman - die overigens in 1713 van de in 1709 ‘ongedecideerd’ gebleven zaak werd vrijgesproken - dacht dat hij zich van dergelijke middelen zou bedienen. Anderzijds was men van het werkelijk preventieve karakter van het condoom nog niet doordrongen, anders zou men niet met een houten neus voor Burman zijn aangekomen. |
|