en ook andere bezoekers kregen al iets uit hun inhoud te horen. Een publikatie van de brieven was dus vanaf het begin voorzien en lag in de lijn van de opvattingen over de geniale kunstenaar. Die opvatting van het schilderende genie nam in de achttiende eeuw duidelijke vormen aan en leidde tot een grote belangstelling voor de persoon van de kunstenaar en zijn privé-omstandigheden. Diezelfde interesse veroorzaakte met terugwerkende kracht een stroom van publikaties van kunstenaarsbrieven, die van Michelangelo in de eerste plaats.
Brieven van kunstenaars, het werd in de negentiende eeuw een overgeëxploiteerd genre, waarvan Vincent van Gogh goed op de hoogte was. Hij kende bijvoorbeeld de brieven van Bilders (een zeurkous, vond Van Gogh), van Delacroix en Millet. Vaak werden kunstenaarsbrieven gepubliceerd in tijdschriften en boeken, compleet met een facsimile van het handschrift en vergezeld van briefschetsen. Met andere woorden, Vincent zelf had de voorbeelden bij de hand. Ook aan kunstenaarsanekdotes hechtte hij groot belang en het is daarom moeilijk voorstelbaar dat hij nooit - al is het maar een ogenblik - aan publikatie van zijn eigen brieven, althans delen daaruit, heeft gedacht.
Vanaf het begin vielen Van Goghs brieven op. Zijn reputatie stoelt er in niet geringe mate op, al waren er van literaire zijde steeds bedenkingen. Voor Rilke was Van Goghs schrijftalent verdacht en hij bracht het tegen de schilder in stelling. Dat Cézanne een beter kunstenaar was, bleek volgens Rilke ook uit het feit dat hij een slechter briefschrijver was dan Van Gogh. Er zou een staalkaart zijn samen te stellen van uitspraken van literatoren waarin zij hun afgunst tegenover hun schilderende kunstbroeders belijden. Veel kunstenaarsromans dragen het karakter van een afrekening, waarbij het zoveel gemakkelijker ogende, internationale succes van de schilder met jaloerse ogen wordt bekeken. De succesvolle schilder verdient niet alleen meer, maar oogst doorgaans meer succes bij het vrouwelijk geslacht. Dat is het veel gespeelde thema waarvan de sporen niet alleen zijn te vinden in Joost Zwagermans recente Gimmick, maar ook in oudere romans van Aegidius Timmermans over Toorop of van P.H. van Moerkerken, De ondergang van het dorp, met Mondriaan als een sleutelfiguur. Het beroemdste voorbeeld is Zola's l'Oeuvre, dat gedeeltelijk is geïnspireerd op Le chef d'oeuvre inconnu van Balzac. Zola's werk werd door de impressionistische schilders terecht als een belediging opgevat. De vriendschap bekoelde tot de schrijver zich met de Dreyfuszaak revancheerde. Van Gogh kende die traditie en had zo zijn bedenkingen tegen de kunstenaarstypen van Balzac en Zola. De kunstenaars in Manette Salomon van de gebroeders De Goncourt kwamen hem levensecht voor.
De verschillende brievenuitgaven hebben steeds literaire reacties uitgelokt, al dan niet op bestelling zoals dit jaar, toen W.F. Hermans Vincent literator schreef in opdracht van de Stichting die de festiviteiten in het Van Goghjaar organiseerde. Het boekje is weliswaar als een juweeltje bejubeld, maar het draagt alle sporen van een ongeïnspireerd en weinig zorgvuldig uitgevoerd maakwerkje, zeker in vergelijking
Vincent van Gogh, De zaaier, brief 727 (558a), Arles, ca. 25 november 1888, Amsterdam, Van Gogh Museum.