| |
| |
| |
Buitenlandse literatuur
William Faulkner
Graa Boomsma
Echo's in Yoknapatawpha-County
William Faulkner in het Amerikaanse literaire landschap
In de eerste helft van 1925, als hij plannen maakt voor een reis naar Europa maar zijn vertrek telkens uitstelt, verblijft William Faulkner enige maanden in New Orleans - in kringen rond Sherwood Anderson. Hij voorziet in zijn onderhoud door schetsen van het woelige stadsleven te schrijven voor de Times-Picayune en het invloedrijke literaire blad The Double Dealer. De in de nauwelijks bekende bundel New Orleans Sketches (1958) bijeengebrachte stadsverhalen en portretten van een zeeman, een kunstenaar, een havenarbeider, een idioot, een verwarde priester, een lyrische schoenmaker of een verdwaasde Franse immigrant geven al een indruk van het proza waartoe Faulkner een paar jaar later in staat blijkt te zijn. Zijn voorkeur voor de associatieve innerlijke monoloog was het resultaat van een intensieve lectuur van Joyces Ulysses (1922), waartoe hij was aangezet door zijn literaire mentor Phil Stone: ‘Probeer dit eens, dit is een knaap die iets nieuws probeert, iets waarvan jij kennis moet nemen.’
In de tweede druk van New Orleans Sketches is een kritisch-bewonderend artikel over Sherwood Anderson toegevoegd, dat oorspronkelijk stond afgedrukt in de Morning News van Dallas, Texas (26 april 1925). Het is een onthullend pleidooi voor een nieuwe Amerikaanse literatuur van eigen bodem die de lezers niet meer wil verleiden tot het aanroepen van buitenlandse grootheden als Tolstoj of Zola als superieur vergelijkingsmateriaal. Wat Faulkner zegt over Anderson - die hem in het prille begin van zijn schrijversloopbaan heeft gestimuleerd - is ook van toepassing op hem zelf. ‘Mensen groeien uit de grond, als maïs en bomen: ik denk liever aan Mr. Anderson als een weelderig maïsveld in zijn geboortestaat Ohio.’ Over Andersons Winesburg, Ohio (1919), een reeks schitterende portretten van mensen in een stadje die ten prooi zijn aan eenzaamheid, stille wanhoop en seksuele frustraties, is hij lyrisch. Faulkner prijst Andersons eenvoudige stijl en zijn onnadrukkelijke compassie voor de geborneerde Winesburgers. Dan laat hij Anderson het volgende denken: ‘Wie ben ik om nieuwsgierig de ziel te observeren van mensen die net als ik van dezelfde grond komen en hetzelfde verdriet als ik kennen?’
Winesburg, Ohio is de microkosmos van langs elkaar heen levende groteske kleinestadsfiguren die op de latere, zuidelijke en zeer broeierige kosmos van Faulkner lijkt: Yoknapatawpha-County. Van die mythische streek is hij de enige eigenaar en beheerder. Voor Faulkner was het een daad van eenvoudige rechtvaardigheid om zijn eerste roman die in het verzonnen gebied rond het stadje Jefferson in Noord-Mississippi speelt, Sartoris (1929), aan Anderson op te dragen. Een terechte hommage aan iemand die, samen met Gertrude Stein, aan de wieg stond van een Amerikaanse romanliteratuur met een zeer eigen traditie. Eindelijk, na een paar romans over
| |
| |
actuele zaken als de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, was William Faulkner thuis. Hij heeft ontdekt dat zijn literaire materiaal dicht bij huis ligt en eerder historisch en sociaal is dan actueel. Faulkners utopische Zuiden waarnaar hij verlangde was een Hof van Eden, zijn geschreven Zuiden stond nooit los van de geschiedenis van de slavernij en de diepe wond die de Amerikaanse Burgeroorlog van 1860-1865 - de oorlog tussen de staten - sloeg. Faulkners zuidelijke gemeenschap - vormgegeven in een reeks romans waarvan The Sound and the Fury (1929), As I Lay Dying (1930), Light in August (1932) en Absalom, Absalom! de belangrijkste zijn - bestaat uit ontheemde aristocraten (kolonel Sartoris), politieke avonturiers, kleine pachters, ex-slaven, al of niet zwangere jonge femmes fatales, verkrachters, moordenaars en keiharde handelaars van het Snopes-type die als indringers in het landelijke paradijs de moderne maatschappij van machines en moordende concurrentie opdringen en op die manier de oude klasseverschillen opheffen. Slaven worden arme pachters, bossen worden omgehakt, beren symbolisch doodgeschoten, vrouwen verhandeld. Faulkner beschrijft die historische verandering van het Zuiden van landbouw naar handel en industrie vanuit de gepassioneerde, gefrustreerde, nostalgische en beestachtige, gestoorde mannen en vrouwen die het allemaal overkomt of die het laten gebeuren. Het Zuiden als een ontvolkte plantage of als het braakland van het moderne leven waarin iedereen in zichzelf blijft opgesloten. De ontaarding dient ook letterlijk opgevat te worden.
De losse structuur van Faulkners beste romans weerspiegelt de kern van het kille bestaan van zijn geïsoleerd levende figuren: innerlijke monologen en associatieve gedachtenstromen als eilandjes van afzondering, onder andere geïnspireerd op Winesburg, Ohio. Al lezend krijgt het Yoknapatawpha-landschap langzaam contouren, kan het in kaart worden gebracht. De duizenden pagina's verspreid over meer dan tien romans en vele verhalen (Go Down Moses, 1942 en The Unvanquished, 1938) vormen één groot boek dat Faulkners literaire bijbel is, met bloed, zweet en tranen geschreven ‘alsof je het Onze-vader op een speldeknop schrijft’. Yoknapatawpha-County is een symbolisch miniatuur-mozaïek waarin de hele wereld zich mag herkennen.
In Faulkners subtielste roman As I Lay Dying wordt een pas gestorven moeder door haar man en kinderen vervoerd naar Jefferson. Het gezin voert volhardend haar laatste wil uit. Het verhaal van ontberingen, persoonlijke geheimen en tragedies is in fragmenten onderverdeeld die de namen dragen van de meest betrokkenen. Iedereen heeft een eigen verhaal, een geladen wereld die belast is met verleden. (Faulkner wilde elke stem ook zijn eigen kleur geven, maar zijn uitgever vond dat te duur worden.) Tijdens de zesdaagse veldtocht per boerenkar met daarop de doodkist werkt het landschap tegen. ‘Dat is de ellende met dit land: alles, het weer, wat dan ook, blijft te lang hangen. Onze grond is als onze rivieren: duister, traag, woest; het leven van de mens wordt gevormd en geschapen naar het onverbiddelijke broedende beeld ervan.’
Tijdens herlezing van As I Lay Dying stuitte ik op een mooie omschrijving van het raadselachtigste fenomeen in Faulkners werk: de tijd. ‘Dat bedoelen ze met de schoot van de tijd: de marteling en wanhoop van zich verspreidende botten, de harde gordel rond de geteisterde ingewanden van gebeurtenissen.’ In die schoot vloeien verleden, heden en toekomst in elkaar over. De bewustzijnsstromen van Faulkners creaties zijn, technisch gesproken, de kunstgreep bij uitstek om de collectieve en de persoonlijke geschiedenis te verweven en alle tijden door elkaar te laten lopen. William Faulkner heeft nooit een boodschap gehad aan een geschiedkundige ordening of chronologie. Misschien is dat een van de redenen waarom hij door velen een moeilijke, ondoordringbare schrijver wordt gevonden. Zijn personages werpen een eindeloze reeks beperkte blikken op het verleden zonder zich om oorzaak of gevolg te bekommeren. Faulkners romans
| |
| |
verschaffen nooit een totaaloverzicht en de informatie wordt summier en verspreid over honderden pagina's verschaft; de waarnemingen zijn versplinterd en vervormd en niemand ziet ooit alles. Bovendien is Faulkner een meester in het achterhouden en in het uit elkaar trekken van levensverhalen. Het is niet overdreven Faulkners meesterwerken te omschrijven als fragmentarische detectives van de meer of minder gestoorde ziel. De vaak bijbelse symboliek zorgt voor enige orde in de realistische chaos. In As I Lay Dying richten de symbolen zich op beweging en stilstand en op mensen en dieren. (Dit klinkt misschien abstract, maar de door het kind Vardaman verwoorde fantasie dat zijn moeder een vis is, krijgt een concreet vervolg als haar doodkist door de rivier dreigt te worden meegesleurd.) In The Sound and the Fury vormt een vuil onderbroekje van Caddy de ‘motor’ van een intrigerend verhaal over de familie Compson. Het is een a-chronologische vertelling in vier losse delen met de geur van incest. De achtergrond is de geschiedenis van Yoknapatawpha-County. De roman begint met de magistrale innerlijke monoloog van de idiote en sprakeloze Benjy, exact drieëndertig jaar, gecastreerd en opgesloten in een gesticht. Zijn herinnering aan het broekje van Caddy is tijdloos; zijn broer Quentin wil het beeld van Caddy maagdelijk houden, wat uitloopt op een psychische en historische tragedie. The Sound and the Fury is een boek op het breukvlak van twee eeuwen dat handelt over desoriëntatie en perversie, een bewust brokkelig relaas over de verloedering en neergang van het Zuiden: het inwisselen van het plantagehuis voor een carrière op de katoenbeurs, en als minnares een hoer uit Memphis.
The Sound and the Fury was Faulkners lievelingsroman, het boek waarmee hij leerde lezen en waarin zijn lectuur van Gustave Flaubert, Henry James, Joseph Conrad, James Joyce en Fjodor Dostojewski wortel schoot. Dat staat in zijn zeer persoonlijke inleiding op zijn roman, die zoek raakte en pas in 1972 in The New York Times Book Review (5 november) opdook. Faulkner schrijft ‘dat ik al in The Sound and the Fury misschien het enige beeld heb verwerkt dat me ooit heel erg heeft ontroerd: Caddy die in de pereboom klimt om door het raam naar de begrafenis van haar grootmoeder te kunnen kijken terwijl Quentin en Jason en Benjy en de negers omhoog keken naar het modderig zitvlak van haar onderbroekje’.
Met The Sound and the Fury zet hij een stap verder dan Proust en Joyce. In de roman verwezenlijkt hij voor het eerst een bijzondere tijdsbeleving in zijn figuren. Dat wil zeggen, hij reconstrueert niet moeizaam de verloren tijd om haar zo te kunnen behouden en vereeuwigen zoals Proust; hij constitueert haar ook niet door een enorme wilsinspanning zoals Joyce, die het intellectuele bewustzijn verruimde en bijna uit elkaar trok. Hij vernietigt juist de tijd en zet die buiten werking. Symbolisch is de scène waarin Quentin de wijzers van zijn klok eraf draait. De willekeur en de macht van de wijzerplaat zijn daarmee gebroken, de klok blijft tikken. De tijd verstrijkt net als altijd, maar ze oefent geen dwang meer uit. Faulkners romans spelen zich vanaf The Sound and the Fury af in een tijd zonder klokken, in de echte en niet in de verzonnen of bedachte tijd.
Als ik nu iets wil zeggen over de invloed van Faulkner op de Amerikaanse literatuur, is de bewering dat elke zuidelijke schrijver eerst door hem heen moest, een open deur. Ondanks hun grote onderlinge verschillen en hun onmiskenbare eigen stem hebben Flannery O'Connor, Eudora Welty, Carson McCullers, Erskine Caldwell, William Styron, William Melvin Kelley of Barry Hannah veel aan Faulkners experimentele ‘streekromans’ te danken. Maar het is mij om iets anders te doen. In hoeverre heeft de ambitieuze alomvattendheid van zijn Yoknapatawpha-onderneming (Absalom, Absalom! bijvoorbeeld beslaat een eeuw Amerikaanse geschiedenis) en zijn vermenging van tijden die een voortdurend, eeuwig, zelfs mythisch heden oplevert, een stempel gedrukt op de modernste Amerikaanse schrijvers?
| |
| |
Er bestaat in de Verenigde Staten een hardnekkige gewoonte, vooral in de academische literaire kritiek en in de boekhandels, de literatuur streng onder te verdelen. Louise Erdrich bijvoorbeeld zou dan in het hokje van feminisme en Amerindiaans passen; John Edgar Wideman is bij die ruilverkaveling Afro-Amerikaans; William Gass wordt blank en experimenteel; James Purdy blank en homoseksueel.
Verschrikkelijk. Voor mij treden deze belangrijke schrijvers in de eerste plaats in de voetsporen van Faulkner. Hun proza is een staalkaart van wat de hedendaagse Amerikaanse literatuur heeft te bieden. Wat ze gemeen hebben is de alomvattende aanpak, vaak uitmondend in romantrilogieën die eeuwen Amerikaanse geschiedenis bevatten. Bovendien creëren ze een zeer eigen literair landschap en zijn ze wars van elke vorm van moralisme.
William Gass' Omensetter's Luck (1966) speelt zich af in Gilean, Ohio, in het binnenste van het binnenland als het ware: een plek vol schizofrenie, een braakland. Het pastorale landschap is verloederd. Maar wie is de hoofdfiguur Brackett Omensetter? Is hij een teken van verdoemenis, zoals zijn naam suggereert? Blijft hij in leven omdat hij ongevoelig is voor lichamelijke pijn en rampen en ook een ijzige geesteloosheid uitstraalt? Dominee Furber probeert in zijn gekwelde innerlijke monologen (die mij aan die van dominee Hightower in Light in August deden denken, ook zo'n geïsoleerde figuur die in de Burgeroorlog blijft steken) door te dringen tot de kern van Omensetter, maar wordt verscheurd door onvervulde hartstochten. Furber wil Omensetter vanaf de kansel vernietigen. In hem ziet hij de duivel, maar Omensetter is wél gepassioneerd, op zijn eigen wijze. Hij richt zich op de dingen die anderen niet zien. Het is zijn geluk dat hij ongebruikelijke wensen heeft waar Furber niet bij kan. ‘Omensetter leefde door niet waar te nemen - door zich te scharen achter wat hij wist.’ Omensetter's Luck is een hommage aan het overleven in Gilean, Ohio, een lyrisch verslag in een zeer muzikale stijl over de strijd tussen passie en passiviteit in een landschap dat een onteigende Hof van Eden is, een verknoeide pastorale idylle.
James Purdys romans spelen zich vaak in het Midwesten af, een platte streek waar Chicago als vluchthaven fungeert. Het Rainbow Center van The Nephew (1961) is een op Winesburg, Ohio gelijkend stadje waar dromen niet vervuld raken, het leven niet geleefd wordt en teleurstellingen dagelijks terugkeren. Een tante van een tijdens de Korea-oorlog verdwenen neef speelt met de gedachte een herdenkingskroniek over hem te schrijven om de leegheid van haar leven op te vullen. Maar wat moet ze schrijven? Ze weet bijna niets van hem. Eens heeft ze hem betrapt op het bezit van veel geld, waarvoor hij geen verklaring had. Dat is het enige vermeldenswaardige feit. Veel Purdy-personages dragen een geheim met zich mee waardoor ze ondoorgrondelijk, ongrijpbaar en onvoorspelbaar worden, zoals zo veel Faulkner-figuren. Ook Purdy schrijft over het raadsel van menselijke relaties in een commerciële wereld. Zijn scheppingen zijn op de vlucht voor een benauwde plattelandsgeest en zoeken stad en land af in de hoop een eigen gezicht te krijgen om zo te kunnen overleven. Purdy onderzoekt in zijn romans, die stuk voor stuk de seksueel-perverse sfeer van Faulkners meest onderschatte roman Sanctuary (1930) ademen, de drijfveren van het menselijk doen en laten: het enigma van zijn onbewuste en onderhuidse seksualiteit en beestachtig gedrag. Hij laat de mens op z'n slechtst zien maar beschrijft hem met mededogen (als Sherwood Anderson). De ratio heeft Purdys belangstelling veel minder, ook daarin lijken zijn broeierige, theatrale boeken op Faulkners Yoknapatawpha-romans. In On Glory's Course (1984) formuleert een van Purdys talrijke oude femmes fatales een kenmerkende gedachte: ‘Als er iets in de wereld was dat [zij] haatte, was het gezond verstand. Alleen het vlees en het bloed kenden de waarheid. De geest kon alleen maar kletsen.’
| |
| |
John Edgar Widemans fictionele schepping Homewood, een getto in Pittsburgh, wordt bevolkt door mensen die de jongeren hebben geleerd nooit op te geven. Het is de endurance waarover Faulkner sprak in zijn Nobelprijsrede op 10 december 1950 (‘Alle geestelijke vragen zijn verdrongen door de vraag: wanneer word ik nu eens gelanceerd? Daarom heeft de jonge mens die tegenwoordig schrijft het probleem vergeten dat alleen pijn en moeite het schrijven waardevol maken: het menselijke hart in strijd met zichzelf.’) Maar aan het slot van Widemans Homewood-trilogie, in Sent For You Yesterday (1981), verzucht de verteller: ‘Zij hebben die straten gemaakt. Daarom is Homewood echt geweest. Omdat zij echt waren. En wij hebben het allemaal opgegeven.’ Het herinneren van oude verhalen vormt een houvast om uit het moeras van verloedering - drugs, moord, zinloze vluchtpogingen - omhoog te komen. Want in de herinnering zit ‘een soort ontmaskering’. (Damballah, 1981) De verteller, die de hoeder van zijn broer wil zijn, leert langzaam op eigen benen te staan. Hij weet waar hij vandaan komt dank zij de stroom oude vertellingen die de Homewood-geschiedenis vanaf de oude slaventijd tot het moderne, zwarte getto beslaan: een stamboom van meeslepende legenden vanuit verschillende gezichtspunten als eilandjes van inzicht. Hij kent de klaagzang over leven en overleven. Ten slotte komt hij in beweging. Ontspringt hij de dans? Ondertussen is het paradijs van de Amerikaanse Droom grondig verpest in een subtiele geschiedenis waarin elk fragment een andere stem en een andere kleur heeft, naar de beproefde Faulkner-methode in As I Lay Dying.
Louise Erdrichs trilogie Love Medicine (1984), The Beet Queen (1986) en Tracks (1988) vormt ook een mozaïek van wisselende stemmen, tonen en perspectieven. Elk hoofdstuk is voorzien van de naam van wie aan het woord is, en van een jaartal. In haar a-chronologische boeken volgt Erdrich het spoor terug naar het begin van de neergang van een Indianenreservaat in Noord-Dakota. Erdrichs drie romans omspannen een eeuw ‘verzonnen’ Amerikaanse geschiedenis waarin twee families, de Chippewa-clan Kashpaw en de Lamartines, steeds meer met elkaar te maken krijgen. Hun bloed vermengt zich en er ontstaat een ingewikkeld netwerk van betrekkingen rond het reservaat. Hartstochtelijke liefde, doorzettingsvermogen, schizofrenie van halfbloeden en zoektochten naar de eigen oorsprong, sterke vrouwen, sterke drank en doodsdrift: daar draaien haar vertellingen om. De halfbloeden die op zoek zijn naar hun familie, of ervoor op de vlucht zijn, raken allemaal het grote verband kwijt. Met hun land is ook hun leven kapotgemaakt. De versplintering kan opgeheven worden door het innemen van een Chippewaliefdesmedicijn. Daarvoor moet eerst een geestelijke loutering plaatsvinden buiten of in het reservaat. Maar aan dat gebied wordt getornd; commercie en politiek zijn indringers uit een duistere wereld die ook in de hoofden van de Indianen zelf gaan rondspoken.
‘De mens bezit geen land, het land bezit de mensen,’ zegt een van Faulkners figuren in de Snopes-trilogie (The Hamlet, 1940, The Town, 1957 en The Mansion, 1959). Het had de uitspraak van een Indiaans stamhoofd kunnen zijn. In de romans van Anderson, Faulkner, Gass, Purdy, Wideman en Erdrich - een gezelschap dat een literaire Regenboog-coalitie zou kunnen vormen om de apartheid in de Amerikaanse literatuur te bestrijden - is het landschap uiteindelijk de belangrijkste literaire held. De mensen zijn geworteld in hun geboortegrond, en om te kunnen overleven moeten ze tenminste weten waar ze vandaan komen. Zo kunnen ze groeien. Daarom zijn de Amerikaanse ‘streekromans’ met hun familieen dorpsgeschiedenissen nadrukkelijk historisch en vormt de tijd een cirkel. Yoknapatawpha-County is overal. Het is mij een raadsel waarom zo weinig lezers dat weten. Léést men William Faulkner eigenlijk nog wel? Of is de lezer al lang een gemakzuchtige toerist geworden? En dat terwijl ‘het land Yoknapatawpha lang niet zo gecompliceerd (is) als het Empire State Building’ (William Faulkner).
| |
| |
Een van de romans die buiten de Yoknapatawpha-serie valt, zowel de Pulitzerprijs als de National Book Award heeft gewonnen en desondanks zelfs door Faulkner-fans ongelezen wordt gelaten, is A Fable (1954). Ik zou deze grote, onbekende roman een boeiende mislukking willen noemen. Alles heeft Faulkner erin willen stoppen. Het resultaat is een onevenwichtige roman met prachtige fragmenten, zoals Notes on a Horsethief. Bovendien heeft juist dit boek grote invloed gehad op een van de belangrijkste naoorlogse Amerikaanse schrijvers: Thomas Pynchon.
A Fable bestaat uit lange, losse fragmenten (waaronder het al genoemde deel over een renpaard met drie benen) die pas na herlezing enigszins in elkaar beginnen te grijpen. Personen komen en gaan zonder in- of uitleiding, er is geen karakterontwikkeling, geen motivatie van handelingen. Alles wordt met elkaar verbonden door een bijbelse symboliek; de stijl is lyrisch-retorisch. Zeer eenvoudig samengevat gaat A Fable over een drieëndertigjarige Franse korporaal in de Eerste Wereldoorlog die zijn twaalf manschappen aan het front tot pacifisme aanzet. De weigering door te vechten werkt aanstekelijk, maar de opperbevelhebber, die veel later de vader van de korporaal blijkt te zijn, grijpt in. Na de oorlog wordt de korporaal Frankrijks Onbekende Soldaat.
Wat is A Fable? Het verhaal over God en Jezus verplaatst naar de twintigste eeuw, een modern kruisigingsverhaal, een fabel over goed en kwaad? Het zit er allemaal in. In de Vader en de Zoon botsen de macht van de amorele politiek en de lijdzame ethiek van de martelaar die weigert te vechten of te vluchten of op te geven. De hartstocht neemt het op tegen de kille onmenselijkheid. Faulkner zag in zijn onbekende soldaat een onsterfelijk mens omdat hij bleef volhouden. A Fable is een visionaire roman die onderzoekt wat de mens onder hoogspanning vermag. De bijbelse mythen en de actualiteit van de moderne oorlog komen samen in een eeuwig heden (de tijd zonder wijzerplaat).
Faulkner-biograaf Frederick Karl heeft de roman niet toevallig vergeleken met Gravity's Rainbow (1973) van Thomas Pynchon. Beide oorlogsromans doen een encyclopedische poging de hele wereld en al zijn objecten op te nemen in een wervelende stroom van vertellingen over de oorlogsmachine (Pynchon concentreert zich op de V-2-raket). Beide schrijvers hebben een retorische attitude en zoeken een nieuwe taal die kan blootleggen hoe visies over de apocalyps of de afwezigheid van een moraal gestalte krijgen. Faulkner deed tien jaar over A Fable. ‘Ik schrijf en herschrijf, weeg ieder woord, wat ik nooit eerder gedaan heb.’ Faulkner wilde, in tegenstelling tot Ernest Hemingway, risico's lopen als schrijver en zijn lezers blijven verontrusten. Dat is niet altijd gelukt in A Fable, een roman vol flashbacks, vermommingen, parallelle gebeurtenissen en verwarrende fragmenten. De lezer moet wel herlezen en zich afvragen waarom Notes on a Horsethief in het boek gemonteerd is. (Gravity's Rainbow bevat een verrassend hoofdstuk over de geschiedenis van de gloeilamp.)
Faulkners en Pynchons verteltechnieken willen de kronkelingen van geest en hart tonen, maar de waarheid over het menselijk streven blijft duister, zoals een dolend personage in de Snopes-trilogie verzucht. Faulkner en Pynchon geven een beeld van de wereld waarin het fout gaat met de geschiedenis. Zij schrijven over de verstoring en ontsporing van de twintigste-eeuwse geest. In hun ogen is de historie geen rechtlijnig verhaal maar een voortdurend bombardement van symbolische beelden die de mens op de proef stellen. Zij zijn geïnteresseerd in mensen die volhouden door opofferingsgezindheid, trots, eergevoel, lust, hoop of compassie en op die manier buiten de categorieën goed of gek vallen: ‘Maar ik ben er niet zo zeker van dat er ook maar iemand is die het recht heeft om te zeggen wat gek is en wat niet. Het lijkt wel of er in ieder mens iemand huist die uitstijgt boven wat normaal of abnormaal is, die de normale en abnormale daden van de mens beziet met hetzelfde afgrijzen en dezelfde verbijstering.’ (As I Lay Dying)
| |
| |
De stem van de woordkunstenaar William Faulkner klinkt voor wie het echt horen wil luid en duidelijk door in wat er nu in de Verenigde Staten geschreven wordt. Het is de melodieuze, zelfs swingende stem van de schrijver die al in zijn New Orleans Sketches een portret maakte van een kunstenaar als jonge avonturier die zijn dromen en zijn vuur niet kan beheersen en die vreugde beleeft aan het scheppen van werelden die nog niet bestaan: paradijzen van woorden.
|
|