van een auto onder invloed van alcohol als het rechtstreeks in gevaar brengen van het leven van medeweggebruikers, zodat er veel strenger tegen zou moeten worden opgetreden. Anderen maken een scherp onderscheid tussen echt dronken rijden aan de ene kant en rijden met een paar glaasjes op aan de andere kant. Wanneer iemand in beperkte mate gezellig heeft meegedronken, zou kunnen worden volstaan met de aanbeveling om extra voorzichtig te rijden.
De voor de hand liggende gevolgtrekking is dat het hachelijk is om een diagnose van de Nederlandse samenleving te stellen in simpele termen als verloedering en verval. Bovendien kan in het licht van het vorenstaande worden aangegeven dat gegeneraliseerde aanbevelingen om de wet strakker te gaan handhaven nogal precair zijn. Iedereen heeft dan immers andere aanstootgevende feiten op het oog, zodat bij de invulling van zo'n suggestie de conflictstof weer voor het oprapen ligt. In zekere zin is een irritant hoog niveau van de criminaliteit de prijs die we moeten betalen voor de hooggeroemde pluriformiteit en verdraagzaamheid in de samenleving. De emancipatie van het individu, de mondigheid van de burger, de ontzuiling en het wegvallen van vaak knellende sociale controle in de naaste leefomgeving, al deze naoorlogse sociale vernieuwingen avant-la-lettre hebben ook onvoorziene en ongewenste gevolgen gehad. De in de krakersbeweging ontworpen slogan ‘Jullie rechtsorde is de onze niet’ is een veelbetekenend signaal, dat met de wapenstok alleen ontoereikend wordt beantwoord. De Archie Bunkers van onze samenleving zien dit anders. Zij zouden het liefst wel de voordelen van het individualisme willen opstrijken, zonder de onplezierige neveneffecten op de koop toe te nemen. Maar dat kan niet.
De voorafgaande aantekeningen vormen overigens geen proeve van relativisme. De omstandigheid dat er verschillend wordt gedacht over de normen die we wellicht als elementaire leefregels hadden aangezien, kan niet leiden tot de slotsom dat iedere visie hieromtrent respectabel is. Evenmin behoeft het vigerende niveau van de criminaliteit gelaten te worden aanvaard.
Wat ons te doen staat is in de eerste plaats alle vormen van misdaad tegengaan die voortvloeien uit onverschilligheid en doelloosheid. In de afgelopen jaren is er al heel wat gedaan aan de preventie van criminaliteit met nietstrafrechtelijke middelen. Die benadering moet verder worden gestimuleerd. Het bouwen van bewaakte fietsenstallingen en het aanstellen van huismeesters en conducteurs vormt een eerste stap. Naast uiteenlopende vormen van techno-preventie moet voorts worden gedacht aan planologische en stedebouwkundige voorzieningen, die in de toekomst crimineelpolitieke fiasco's als de Bijlmermeer kunnen voorkomen.
Vervolgens dient er zoveel mogelijk te worden gekozen voor positieve sancties in plaats van straffen. In de eerder genoemde voorbeelden van discriminatie bij de uitoefening van beroep of bedrijf, zou het achterstellen van minderheden wellicht effectiever kunnen worden bestreden door een quoteringssysteem met bijbehorende bonussen dan door middel van strafbedreigingen die zelden worden geoperationaliseerd.
Het is algemeen bekend dat een aanzienlijk deel van de misdaad samenhangt met het gebruik van verdovende middelen. Wanneer de overheid hier harder tegen zou gaan optreden, zou ook het niveau van de verwervingscriminaliteit stijgen en het randgebeuren van de georganiseerde misdaad verder in betekenis toenemen. Het verdient daarom aanbeveling om in plaats daarvan het huidige liberale beleid voort te zetten, waarin alleen de (groot)handelaren van harddrugs consequent met strafrechtelijke middelen worden achtervolgd. Gebruikers van deze stoffen en de hele sector van de softdrugs worden terecht zoveel mogelijk met rust gelaten. In de toekomst zou een voortgaande decriminalisering van de in de Opiumwet omschreven gedragingen stelsel-