De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 710]
| |
Ineke van Kessel
| |
[pagina 711]
| |
mende taferelen in de nieuwsuitzendingen van de staatstelevisie. anc-leiders die jarenlang als bloeddorstige terroristen zijn afgeschilderd, verschijnen nu - keurig in het pak - voor de camera om beleefd geïnterviewd te worden over hun denkbeelden omtrent de toekomst. Net als voorheen wordt de staatsomroep gebruikt als instrument van regeringsbeleid; maar nu wordt het televisiepubliek in hoog tempo voorbereid op de onderhandelingspartner van morgen en wellicht de regeringspartner van overmorgen. Het anc houdt er nog wat merkwaardige denkbeelden op na over nationalisatie en ook de gewapende strijd is nog een probleem, maar overigens - zo luidt de boodschap - valt er toch goed zaken te doen met deze redelijke lieden. Als de bevrijdingsbeweging erin slaagt de jonge leeuwen in de townships te temmen en de militante vakbeweging te matigen en als de regering het kan opbrengen om leger, politie en rechtse knokploegen in de hand te houden, dan kunnen de twee hoofdrolspelers in het Zuidafrikaanse drama, De Klerk en Mandela, de staatszaken behartigen. Het lijkt plotseling allemaal zo vanzelfsprekend. Waarom is het dan niet eerder bedacht? Het is ook al eens eerder bedacht. Het scenario is al meer dan tien jaar geleden geschreven. Maar de toenmalige hoofdrolspeler P.W. Botha bleek niet bij machte om zijn tegenspelers in het spel te brengen. Het hervormingsproject ontspoorde in een ongeëvenaarde volksopstand, die delen van het land in de jaren tussen 1984 tot 1987 aan de rand van de anarchie bracht. Maak de townships onbestuurbaar, zo luidde het parool van het anc in ballingschap. Op onbestuurbaarheid volgde echter niet ‘people's power’, maar een herstel van de staatsmacht. Beide partijen - de staat en het verzet - hadden de kracht van de tegenstander onderschat. Na een nieuwe, sobere weging van de machtsverhoudingen zijn ze alsnog aan de onderhandelingstafel beland.
Welke opties liggen er op die tafel? De kristallen bol heeft in de loop der jaren toekomsten voorspeld die uiteenlopen van de apocalyps van een slepende bloedige burgeroorlog tot een weinig spectaculaire overgang naar een multiraciale oligarchie, met allerlei min of meer gewelddadige varianten ertussenin. De diverse think tanks, met uiteenlopend geloof in de maakbaarheid van een kleurenblind Zuid-Afrika, werkten intussen aan hun eigen blauwdrukken voor een postapartheidssamenleving. Planners in de overheidsdepartementen, in de directiekamers van big business, in de uitgewoonde kantoren van de zwarte vakbonden en in de verveloze gebouwtjes van het anc in Lusaka hebben verschillende opties in de steigers staan. Alle nuances even buiten beschouwing latend staan er op de tekentafels twee projecten te wachten op een aannemer, of eigenlijk op een alliantie van krachten die achter een van beide projecten gemobiliseerd kan worden.
De optie van de ‘verligte’ geesten in de Nasionale Party en het vooruitstrevende deel van ‘big business’ is een non-raciaal kapitalisme in combinatie met een liberaal democratisch bestel, naar Westeuropees of Noordamerikaans voorbeeld. De raciale stratificatie van de apartheidsstaat wordt dan vervangen door de sociale stratificatie van de vrije markteconomie, die volgens haar pleitbezorgers in principe kleurenblind is. De meeste rijken zullen dan licht van huidskleur zijn en de meeste armen donker, maar de midden-categorie op de inkomensladder zal er redelijk gemengd uitzien. Aan de top is ruimte voor zwarte miljonairs, managers en yuppies, de blanke conducteurs en kruiers zullen terugvallen naar de onderkant van de samenleving. Dat patroon, ook wel het Brazilië-model genoemd, zal Zuid-Afrika bevrijden van zijn paria-status. In internationaal gezelschap is het dan immers een ‘gewoon land’ geworden.
De optie van links is een revolutionair project, gericht op de socialistische transformatie van Zuid-Afrika. Niet een ‘bourgois democratie’ is het democratisch ideaal, maar ‘people's po- | |
[pagina 712]
| |
wer’ - wat niet noodzakelijk hetzelfde is als een volksdemocratie naar Oosteuropees model. De overtuiging dat kapitalisme en apartheid nauw zijn verweven, is in Zuid-Afrika wijdverbreid. Niet rassenvooroordelen van blanken, de Laager-mentaliteit van geïsoleerde Trekboers of de Afrikaner variant van het calvinisme gelden in deze visie als de voedingsbodem van apartheid. Nee, het hele systeem draait in wezen om het verzekeren van grote reservoirs goedkope arbeidskrachten voor de ondernemers, met name in de mijnbouw en de landbouw. Het gaat in Zuid-Afrika niet om een uniek historisch probleem, maar gewoon om een plaatselijke variant van kapitalistische uitbuiting: raciaal kapitalisme. Deze marxistisch geïnspireerde stroming is sinds de jaren zeventig invloedrijk op vooraanstaande universiteiten, in de zwarte vakbeweging en onder de geradicaliseerde jongeren. ‘Government and business: two sides of the same bloody coin’ luidde de leuze bij de consumentenboycots in de roerige Oost-Kaap, die bekend staat als een militant industriegebied. Maar ook in afgelegen plattelandsdistricten van Noord-Transvaal geven de plaatselijke takken van het South African Youth Congress uiting aan dezelfde sentimenten.
Welke bondgenootschappen kunnen geformeerd worden achter een van beide opties? En waar staat een van de centrale spelers, het anc? Voordat deze vraag naar de agenda van het anc aan de orde komt, dient een korte terugblik gemaakt op de Zuidafrikaanse staat en zijn rol in het creëren van de pigmentocratie. | |
Etnische mobilisatieDe liberaal-kapitalistische optie lag ook op tafel in de naoorlogse jaren 1945-1948. Landbouw en mijnbouw, tot halverwege deze eeuw de hoofdpijlers van de Zuidafrikaanse economie, kwamen tot bloei dankzij een leger goedkope arbeidskrachten. Maar in de jaren veertig begon de industrie de overhand te krijgen: daarmee groeide de behoefte aan een stabiele, geschoolde stedelijke arbeidersklasse. De industrie-belangen moesten het toen afleggen tegen een andere belangen-coalitie: de verkiezingsoverwinning van de Nasionale Party in 1948 betekende dat de liberaal-kapitalistische optie voor tientallen jaren geblokkeerd werd. Nadat ze zich meester hadden gemaakt van de staatsmacht, hebben de Afrikaners de staat gebruikt om hun sociaal-economische positie drastisch te verbeteren. De achterstand op de vanouds meer welvarende Engelstalige blanken is goeddeels ingelopen. In 1948 verdienden de Engelstaligen gemiddeld tweemaal zoveel als de Afrikaners. In de jaren tachtig was dat nog ongeveer 1,3 maal zoveel, maar in de stedelijke gebieden is de kloof vrijwel gedicht. Het gebruik van de publieke sector voor de bescherming van de positie van ongeschoolde en halfgeschoolde blanken dateert overigens al van vroeger datum. Het gaat terug op de mijnwerkersstaking van 1922, toen blanke mijnwerkers fel protesteerden tegen pogingen van de bedrijfsleiding de lonen te drukken door meer zwarten in dienst te nemen. Sindsdien voerden achtereenvolgende regeringen een voorkeursbeleid voor ‘beschaafde (d.w.z. blanke) arbeid’. Dit ‘armblank-vraagstuk’ werd opgelost ten koste van de zwarte werkers. In de jaren twintig en dertig werden grote aantallen arme Afrikaners opgenomen in de publieke sector, met name bij de spoorwegen, waar ongeschoolde blanken de zwarte arbeidskrachten verdrongen. Onder het bewind van de Nasionale Party, met haar afkeer voor het ‘Britse en joodse kapitaal’, is de staatssector in de economie fors uitgebouwd. Zo ontstond meer beschermde werkgelegenheid voor de Afrikaners: controle over de staatsmacht werd gebruikt als instrument om de emancipatie van de Afrikaners te bevorderen. Deze etnische mobilisatie bracht de eigen aanhang onmiskenbare successen. Het hieruit resulterend economisch bestel is wel aangeduid als ‘Volkskapitalisme’. De redistributieve functie van de staat bleef beperkt tot de eigen etnische groep: het (Afrikaner) Volk. Na 1948 is het personeel in overheids- | |
[pagina 713]
| |
dienst in toenemende mate ge-Afrikaniseerd: 40 procent van de economisch actieve Afrikaners werkt in overheidsdienst. De Boer is een bureaucraat geworden, in levensstijl weinig verschillend van zijn Engelstalige landgenoten. Daarmee was het antagonisme tussen Boer en Brit nog niet volledig uit de wereld, maar nu de uitgangsposities min of meer gelijk zijn getrokken, kan de rivaliteit op de open markt worden uitgevochten. Maar op de onderste treden van de blanke arbeidersaristocratie zullen er zeker verliezers afvallen. Het beleid van economische deregulering, dat sinds 1987 wordt gevoerd, heeft niet alleen ruimte geschapen voor de snelle opmars van de informele sector. Het zal binnenkort ook de blanke conducteur en de kruier hun baan kosten. Want de spoorwegen staan op de nominatie om geprivatiseerd te worden, evenals de posterijen. Vorig jaar al werden het enorme staats-staalbedrijf iscor en de munt
Het plein voor het station van Johannesburg: zwarte omstanders kijken toe hoe een blanke (een straatzwerver die is ingehuurd tijdens een staking van zwarte schoonmakers) het vuil opruimt. foto: Erik Miller in Kaapstad.
geprivatiseerd. Volgens de conservatieve blanke vervoersbond dreigen er alleen al bij de spoorwegen, vanouds een veilige haven voor ongeschoolde blanken, 80.000 ontslagen.
Ditmaal heeft de liberaal-kapitalistische optie meer kans van slagen dan in de jaren veertig. Sinds het eind van de jaren zeventig hebben regering en bedrijfsleven opnieuw stappen gezet in de richting van een non-raciale vrije markt-economie. Het beleid was vaak halfslachtig, de uitvoering weinig overtuigend, de onderlinge fricties talrijk, maar naarmate de ideologen in het staatsapparaat werden verdrongen door technocraten groeide de overeenstemming over het uiteindelijke doel. De lange termijn-ontwikkelingen, die achter de krantekoppen schuilgaan, zijn al in het begin van de jaren tachtig door verscheidene auteurs geschetst. Nogal wat publikaties over Zuid-Afrika worden snel aangevreten door de tand | |
[pagina 714]
| |
des tijds, maar de artikelen van bijvoorbeeld William FoltzGa naar eindnoot1. en van John Saul en Stephen GelbGa naar eindnoot2. zijn ook zo'n kleine tien jaar na publikatie nog verrassend actueel. | |
De liberaal-kapitalistische optieZuid-Afrika is in de afgelopen veertig jaar in demografisch en economisch opzicht een ander land geworden. Maakten de blanken in 1948 nog 25% uit van de bevolking, tegen het eind van deze eeuw zal hun aandeel zijn teruggelopen tot 12%. De klassieke apartheidspolitiek was toegesneden op de belangen van mijnbouw en landbouw, die beide behoefte hadden aan een groot leger van volgzame, ongeschoolde en goedkope arbeiders. Afrikanen in de steden werden beschouwd als gastarbeiders, die hier tijdelijk verbleven indien en voor zolang er behoefte bestond aan hun arbeidskracht. Hun ‘natuurlijke bestemming’ lag in de thuislanden, waar ze zich ‘langs hun eigen lijnen’ zouden ontwikkelen en hun recht op zelfbeschikking zouden uitoefenen. Ter zijner tijd zouden er geen zwarte burgers van ‘blank’ Zuid-Afrika meer zijn, alleen nog gastarbeiders, die hun politieke rechten zouden uitoefenen in hun thuisland. De architecten van de apartheidsstaat hebben zich met grote energie geworpen op dit project van ‘social engineering’. Maar ‘to unscramble the omelet’ bleek al lang niet meer mogelijk, als het dat al ooit geweest was. Zuid-Afrika ontwikkelt zich naar een moderne industriële samenleving: kapitaalintensief, met relatief hoge lonen en een hoge arbeidsproduktiviteit. Als gevolg van de toenemende mechanisatie begint eenzelfde proces zich af te tekenen in de mijnbouw en landbouw. Maar vooral de industrie heeft behoefte aan stabiele, geschoolde arbeidskrachten en aan uitbreiding van de binnenlandse afzetmarkt. Het blanke consumentenpubliek is betrekkelijk klein: het groei-potentieel ligt bij de zwarte kopers.
Binnen de zwarte bevolkingsgroep voltrekt zich een proces van sociale differentiatie. Het proletariaat van ongeschoolde en halfgeschoolde arbeiders, levend in voortdurende vrees voor pasjes-raids, ontslag en deportatie naar thuislanden, heeft deels plaatsgemaakt voor geschoolde, zelfbewuste en goedgeorganiseerde arbeiders, stevig geworteld in een stedelijke cultuur. Middelbaar en hoger onderwijs, dertig jaar geleden het privilege van een kleine zwarte elite, is een massaal verschijnsel geworden. Nog steeds geeft de regering 4½ maal zoveel uit voor een blanke leerling als voor een zwarte, nog steeds kampen zwarte scholen met overvolle lokalen, ongekwalificeerde leerkrachten en inadequaat lesmateriaal, maar ook hier zijn de verschuivingen onmiskenbaar. Het aantal zwarte leerlingen op middelbare scholen steeg van ruim 45.000 in 1960 tot boven een miljoen in 1984. In 1989 deden voor het eerst meer zwarte dan blanke leerlingen hun eindexamen middelbare school.
Het beleid is sinds het eind van de jaren zeventig gericht op de ‘vorming van een redelijk stabiele, overwegend stedelijke bevolking van zwarte arbeidskrachten, geleid door een collaborerende middenklasse’.Ga naar eindnoot3. Zolang de zwarten in stedelijke gebieden werden beschouwd als tijdelijke gastarbeiders konden ze alleen woonruimte huren. Maar sinds in 1987 een beleid van privatisering werd ingezet, moedigt de staat het eigen-huisbezit aan. De overheid heeft al meer dan eenderde van haar huizenbezit in de townships verkocht aan de bewoners. De eigen huis-bezitters, het witte-boordenpersoneel, de geschoolde arbeider met een vaste baan, de zwarte consumenten die elke avond op het tv-scherm van het ‘zwarte’ televisiestation glunderend de stereotorens, het kamerbreed tapijt en de cosmetica aanschaffen zijn de ‘insiders’, aan wie een plaats is toebedacht in deze blauwdruk. Er zijn ook ‘outsiders’: de miljoenen in de overbevolkte, door erosie geteisterde thuislanden die niet alleen als stortplaats van menselijke ellende, maar ook als milieuramp bekend staan. Thuislanden krijgen in dit plan een nieuwe | |
[pagina 715]
| |
rol: niet langer als een reservoir van goedkope arbeidskrachten, maar als een stortplaats voor overtolligen. Sinds de afschaffing van de pasjeswetten wordt geprobeerd de trek naar de stad in te dammen met bepalingen tegen ‘squatters’ en huisvestingsvoorschriften. Dit blijkt dweilen met de kraan open: de aantallen zwarten die in en rond de steden wonen in zelfgebouwde huisjes en krotten lopen volgens sommige schattingen al op tot zeven miljoen. Ook de door het overheidsbeleid gecreëerde woningnood kan het verstedelijkingsproces niet stuiten.
Niet alleen de inwoners van thuislanden, de squatters en de werklozen behoren tot de outsiders; ook de meeste blanke boeren kunnen worden afgeschreven, evenals de ongeschoolde blanke arbeiders. De boeren worden verdrongen door de grootschalige, kapitaalintensieve agribusiness, de conducteur en de kruier op het station zullen zich op een kleurenblinde arbeidsmarkt niet kunnen handhaven tegenover het leger zwarte werkzoekers. Hun stemmen zijn toch al lang verloren voor de Nasionale Party: zij stemmen op de Conservatieve Partij en ze marcheren met de Afrikaner Weerstandsbeweging, evenals een groot deel van de blanke politiemacht. | |
Politieke legitimiteitMet deze beschrijving van de veranderingen in het sociaal-economisch landschap zullen links en rechts zich in grote trekken kunnen verenigen, al verschillen ze uiteraard van mening over de wenselijkheid van deze ontwikkelingen. Het debat gaat vooral over de wijze waarop wordt getracht politieke legitimiteit te verlenen aan een moderniseringsproces dat moet uitmonden in een kleurenblind kapitalisme. En uiteraard niet in de laatste plaats over de vraag of het anc gewonnen kan worden voor deze Nieuwe Orde.
De opstand in Soweto in 1976, in combinatie met de economische crisis die halverwege de jaren zeventig inzette, had de apartheidsstaat in een legitimiteitscrisis gestort. Via een coöptatie-proces werd geprobeerd de basis te verbreden door nieuwe partners te rekruteren, die ook een belang zouden moeten verwerven in een-hervormde-status quo. In de blauwdrukken van Hendrik Verwoerd zocht de staat zijn partners voor coöptatie bij de thuislandbureaucratieën en bij de bescheiden particuliere sector, die binnen de thuislanden gestimuleerd zou moeten worden. De nieuwe alliantie die sinds het eind van de jaren zeventig werd beoogd voor de liberaalkapitalistische optie bestaat voor het grootste deel uit de blanke, de Indiër- en de ‘kleurling’-bevolkingsgroep en uit een deel van de zwarte bevolking, met name de middenklasse en de ‘arbeiders-elite’ van geschoolde werkers met vast werk en een woning in stedelijk gebied. De doelgroep was duidelijk, de spelregels waren geformuleerd, nu moesten de spelers worden binnengehaald. Alleen erkende leiders van deze doelgroepen zouden deze hervormingen ook een politieke legitimiteit kunnen geven. Het parlement werd in 1983 uitgebreid met kamers voor Indiërs en kleurlingen, maar legitimiteit hebben deze parlementariërs zich niet weten te verwerven. De opkomst bij de verkiezingen was uiterst laag; de ‘volksvertegenwoordigers’, uitgescholden voor collaborateur, verschansten zich achter hoge hekken met politiebewaking in hun nieuwgebouwde Kaapse villawijk. Zoeloe-leider Gatsha Buthelezi, een uitgesproken voorstander van de optie van nonraciaal kapitalisme, was een voor de hand liggende kandidaat voor de nieuw te formeren alliantie. Hij was enige tijd de favoriete bondgenoot van een deel van het bedrijfsleven, maar uiteindelijk bleek hij van beperkt nut, omdat zijn aanhang is beperkt tot de Zoeloes. Bovendien heeft hij steeds geweigerd deel te nemen aan constitutioneel overleg zolang anc-leider Nelson Mandela gevangen werd gehouden. Andere thuisland-leiders waren maar al te bereid, zij het van zeer beperkt nut, omdat het hun ontbreekt aan legitimiteit. Datzelfde geldt voor de bestuurders in de zwarte gemeente- | |
[pagina 716]
| |
besturen: hier groeide geen nieuwe generatie zwarte politici, waarmee de regering tot zaken kon komen. Hier ontstond een corrupte parasiterende kaste, die tussen 1984 en 1987 vele malen doelwit van de volkswoede werd. Legalisering van de zwarte vakbonden, die voortaan konden meespelen in het geïnstitutionaliseerde spel van loononderhandelingen, was de basis om een zwarte arbeiderselite te winnen voor deze alliantie. De vakbonden maakten in korte tijd een enorme groei door, en de vakbondsleiders genieten duidelijk wel legitimiteit. Dit werd echter een voorbeeld van een hervorming die zich niet hield aan de regie, maar een geheel eigen dynamiek ontwikkelde. De politieke radicalisering van de bonden was niet voorzien: deze speler heeft een been binnen, en een been buiten het spel. De bonden zijn deels geïncorporeerd in het bestel: ze spelen mee in onderhandelingen en overleg. Maar ze zien zichzelf zeker niet als bondgenoot voor de liberaal-kapitalistische optie. Andere ingrediënten voor een explosief brouwsel waren al aanwezig: een economische recessie sinds 1982, sterk stijgende werkloosheid, onderwijscrisis op de zwarte scholen, woningnood, een reeks lastenverhogingen waarvan de huurverhoging als meest drukkend werd ervaren. De grondwet van 1983, met zijn expliciete uitsluiting van de zwarte meerderheid, werkte als het ontstekingsmechanisme dat de hele reeks van uiteenlopende grieven in een grote explosie tot ontploffing bracht. De ‘nieuwe bedoeling’, zoals het hervormingsbeleid treffend was gedoopt, leed schipbreuk in de brandende townships, waar de jeugd de rol van stoottroepen van de revolutie op zich nam. Eerder al had de oppositie zich opnieuw politiek gebundeld in een nieuwe beweging, opgericht om de grondwet van 1983 te bestrijden: het United Democratic Front, dat na een voorzichtige start zijn verwantschap met het verboden anc steeds openlijker liet blijken. In 1987 bloedde de opstand langzaam dood, deels door de hevige overheidsrepressie, deels door uitputting. Op het hoogtepunt leefde in de townships, en wellicht ook binnen de top van het anc, de illusie dat de ineenstorting van de apartheidsstaat nabij was. Dat berustte op een foutieve inschatting van de machtsverhoudingen. Maar de opstand had wel iets duidelijk gemaakt: alle pogingen om surrogaten te kweken voor Zuid-Afrika's oudste bevrijdingsbeweging, het African National Congress, waren tot mislukking gedoemd. Als de regering tot zaken wilde komen met zwarte leiders, kon ze niet heen om het anc en zijn binnenlandse bondgenoot, het United Democratic Front. Pogingen om het anc los te weken van zijn bondgenootschap met de Communistische Partij liepen op niets uit, evenals opzetjes om een ‘gematigde binnenlandse anc-vleugel’ te formeren. Praten met het anc werd onontkoombaar. Met het besef dat de strijd niet met militaire middelen kon worden gewonnen, groeide intussen ook binnen de anc-top de onderhandelingsbereidheid. Er werd minder gesproken en geschreven over de ‘greep naar de macht’, en steeds meer over een geordende ‘machtsoverdracht’. Zelfs het veelgesmade woord ‘machtsdeling’ duikt af en toe op.
De spelers aan de tafel zijn anderen dan de hervormers tien jaar geleden voor ogen stonden; maar de agenda is niet ingrijpend bijgesteld. Het beleid van privatisering en deregulering, dat sinds 1987 onder grote bijval van het bedrijfsleven wordt gevoerd, is mede bedoeld om de overgang naar een non-raciaal kapitalisme als voldongen feit te presenteren aan de onderhandelingstafel. Niet alleen de behoudende blanke vakbonden verzetten zich hiertegen omdat hun beschermde werkgelegenheid verloren gaat. Ook de zwarte bonden zijn felle tegenstanders van privatisering van staatsbedrijven. Zij vrezen dat de staat wordt uitgekleed nu het ogenblik van machtsoverdracht aan de zwarten nadert: een toekomstige meerderheidsregering zal een uitgeholde machtspositie erven. De economische macht wordt overgeheveld in de handen van de - in grote meerderheid blanke - ondernemers. Zwarte ondernemers zien | |
[pagina 717]
| |
privatisering als een mogelijkheid om het aandeel van de zwarten in de economie te vergroten. Maar kan hun rol groter zijn dan die van ‘token blacks’, een zwart gezicht op de groepsfoto van ondernemend Zuid-Afrika? De informele sector, die door de deregulering meer ruimte heeft gekregen, zal een groot deel van de nieuwe werkgelegenheid moeten scheppen, want de formele sector is niet bij machte het aanzwellende leger van schoolverlaters en werklozen te absorberen. Tegen het eind van de eeuw, zo voorspelde minister van financiën Barend du Plessis, zal de informele sector de grootste verschaffer van werkgelegenheid zijn. Maar tegelijkertijd worden de mogelijkheden van een toekomstige regering al bij voorbaat ingeperkt. Geen toekomstige regering zal zo veel machtsmiddelen in handen hebben als de Nasionale Party heeft gehad, zo verklaarde een leidende figuur van deze partij onlangs openhartig in een interview met een Amerikaanse omroep.Ga naar eindnoot4. | |
De Volksrepubliek?Na deze historische omzwervingen blijft de hamvraag: met welke agenda zal het anc aanschuiven aan de onderhandelingstafel? Is het anc, ondanks zijn historische bondgenootschap met de Communistische Partij, een toekomstige partner voor Afrikaner technocraten en Engelse kapitalisten? Het anc en meer nog zijn binnenlandse geestverwant, het United Democratic Front, zijn brede coalities waarin uiteenlopende stromingen onderdak hebben gevonden. Het soms wat belegen klinkende retorisch eerbetoon aan de leidende rol van de arbeidersklasse maakt deze bewegingen nog niet socialistisch. Er zijn zeer uiteenlopende visies op het anc. Sommige Zuid-Afrika watchers beklemtonen de nationalistische inhoud van bewegingen als het anc en het udf. ‘Zoals eerder het Afrikaner nationalisme, dat de staat heeft benut om zijn deel van de rijkdommen te veroveren op het Engels imperialisme, zo is het zwarte nationalisme over het geheel genomen er eerder op uit het kapitalisme ten eigen bate te veroveren dan om het omver te werpen.’Ga naar eindnoot5.
De wensdroom van de een is de nachtmerrie van de ander. Er is het voorbeeld van veel andere Afrikaanse landen, waar de bevrijdingsbeweging na de onafhankelijkheid een nieuwe bureaucratische elite vormde en de vruchten van de onafhankelijkheid wel erg ongelijk werden verdeeld. De ‘lessen van Zimbabwe’ worden in beide kampen nog eens opnieuw bestudeerd, maar met geheel verschillende conclusies. De les van Zimbabwe betekent voor De Klerk dat men moet onderhandelen vanuit een positie van kracht. Wie te lang wacht, zoals Ian Smith, zal bijna alles verliezen. Maar binnen het anc en udf en binnen de zwarte vakbeweging valt te horen dat de Zimbabwaanse nationalisten aan de onderhandelingstafel door de imperialistische mogendheden werden opgezadeld met een grondwet die de eigendomsrechten onaantastbaar maakt. De ‘Zimbabwe’-optie betekent dan zwarte gezichten in de regering met alle bijbehorende patronagemogelijkheden, een uit haar krachten groeiende overheidsbureaucratie en een royale dosis militante retoriek, terwijl de economische machtsverhoudingen in grote trekken onaangetast blijven. Een non-raciaal kapitalisme is in ieder geval niet de inzet geweest van de vakbondsstrijd, zo heeft vakbondsleider Jay Naidoo al eens duidelijk gemaakt aan zijn vrienden in het anc: ‘We willen geen oppervlakkige veranderingen, waarbij de blanke bazen worden vervangen door zwarte bazen, terwijl het hele onderdrukkingsapparaat van staat en kapitaal intact blijft.’Ga naar eindnoot6. Nog duidelijker is zijn recente uitspraak dat de vakbeweging apartheid en kapitalisme beschouwt als onscheidbaar, en dat daarom ook nationale bevrijding en socialisme als onscheidbaar beschouwd moeten worden. Zowel de linkse vakbondsman Jay Naidoo als de zwarte multimiljonair Richard Maponya betuigen bij herhaling hun steun aan het anc. Maar wie zal er de meeste invloed uitoefenen op de onderhandelingsagenda van het anc? | |
[pagina 718]
| |
En de lessen van Oost-Europa dan? Wat is de aantrekkingskracht van een revolutionair project, nu het ‘reëel bestaande socialisme’ de ernstigste crisis in zijn bestaan doormaakt? De ddr gold vanouds als model voor veel kaderleden van het anc en de Communistische Partij (sacp), die hier gestudeerd hebben. Het ‘andere Duitsland’ had bovendien voor Zuidafrikanen nog een andere aantrekkingskracht. De verwantschap van de apartheidsideologie met fascisme en nazisme is vaak gesignaleerd. Wie ten strijde trekt tegen ‘het fascistisch regime’ en de ‘nazi's in Pretoria’, is geneigd het ‘antifascistische Duitsland’ als zijn natuurlijke bondgenoot te beschouwen. Deze droom is inmiddels wel wreed verstoord, maar dat betekent niet dat links Zuid-Afrika nu ook het socialisme heeft afgeschreven. Zowel in universitaire milieus als in de vakbeweging en in de militante Youth Congresses vindt sacp-leider Joe Slovo veel medestanders voor zijn geloof in de onverminderde morele superioriteit van het socialisme. In linkse kring bestaat wel wat achterdocht tegen de Communistische Partij, maar dat geldt vooral haar stalinistisch verleden, haar gebrek aan interne democratie, maar niet haar vasthouden aan de meeste leerstellingen van het marxisme-leninisme. Geen socialisme zonder democratie is de les die Slovo heeft getrokken uit Oost-Europa. Hij stelt dat het concept van de eenpartij-staat niet terug te vinden is in de klassieke marxistische theorie. De weg naar de macht dient via de stembus te lopen, maar de sacp blijft zichzelf wel zien in de rol van voorhoedepartij. Slovo heeft zich onomwonden uitgesproken voor een meerpartijen-stelsel, niet alleen in de ‘nationaal-democratische’ overgangsfase, maar ook - mocht het zover komen - in de Volksrepubliek Zuid-Afrika.Ga naar eindnoot7. Dankzij haar lange verleden van verzet en illegaliteit heeft de sacp zeker voorlopig nog een aureool van revolutionaire romantiek. Van strategisch belang is echter de relatie met de zwarte vakbeweging. Zeer onlangs nog herhaalden de grote vakcentrale cosatu en de sacp - maar niet het anc - in een gezamenlijke verklaring hun overtuiging dat ‘het socialisme nog steeds veel aanvaardbaarder oplossingen biedt voor de sociale en economische problemen van Zuid-Afrika dan het kapitalisme’.Ga naar eindnoot8. Zo verwonderlijk is dat niet: het communisme moge de volkeren van Oost-Europa vrijheid noch gelijkheid, voorspoed noch democratie gebracht hebben. Maar zwart Zuid-Afrika heeft deze vruchten evenmin mogen smaken onder een kapitalistisch bestel. Behalve sterke socialistische sentimenten kennen anc en udf ook een krachtige populistische stroming, waar democratie niet noodzakelijk synoniem is met een meerpartijenstelsel. ‘Bourgeois-democratie’ geldt als schimpwoord tegenover ‘popular democracy’. In West-Europa kan het geloof in de intrinsieke goedheid van de ‘mensen aan de basis’ en in de vooruitstrevende idealen van de ‘massa's’ een meewarige glimlach oproepen over de lang vervlogen idealen van de jaren zestig; voor veel Zuidafrikaanse activisten zijn dat niettemin de bezielende idealen. Een democratie is geen debating society, maar een egalitaire maatschappelijke orde, waarin de burgers niet slechts om de vier jaar naar de stembus gaan, maar voortdurend actief politiek betrokken zijn. Een meerpartijen-systeem is daarvoor minder wezenlijk dan het bestaan van maatschappelijke organisaties op nationaal en plaatselijk niveau waarin de mensen kunnen meebeslissen over wat hen raakt. Voor deze stroming, die een hoge mate van democratische participatie wil combineren met een gecentraliseerde staatsstructuur, hebben de Oosteuropese ‘volksdemocratieën’ nooit als model kunnen dienen. Echte modellen zijn er niet, maar het Sandinistische Nicaragua komt het meest in de buurt van het ideaal. Niet de meerpartijen-coalitie op nationaal niveau strekt dan tot voorbeeld, maar de Sandinistische Verdedigingscomités (cds) op plaatselijk niveau. Want daar ‘besloten de massa's zelf of er een school of een gemeenschapszaal gebouwd zou worden en de gekozen leden van de cds voerden deze taken dan | |
[pagina 719]
| |
uit samen met de massa's.Ga naar eindnoot9. Met dit geloof in de directe democratie is er weinig waardering voor verkiezingen van afgevaardigden op lijsten van politieke partijen, die in het parlement beraadslagen en het werk laten uitvoeren door betaalde ambtenaren. Het is denkbaar dat binnen anc en udf, ondanks de nauwe verwantschap, toch verschillende politieke culturen zijn gegroeid. Het anc-in-ballingschap had een traditie van collectief leiderschap, maar niet van interne democratie. Dat is ook wat veel verlangd van een bevrijdingsbeweging die naast diplomatieke en politieke offensieven ook een militaire strijd voert. Het udf, min of meer spontaan ontstaan als volksbeweging, heeft heel andere tradities. Het front is een bundeling van heel diverse anti-apartheidsgroepen met hun wortels in plaatselijke gemeenschappen, huurdersverenigingen, jeugdbewegingen, vrouwengroepen, sportclubs en kerkelijke organisaties. Interne democratie, consensus en verantwoordingsplicht staan hoog in het vaandel, al zijn deze idealen in de harde werkelijkheid van de jaren tachtig lang niet altijd waargemaakt. Kunnen beide bewegingen op een lijn worden gebracht en gehouden; of zal de brede anti-apartheidsalliantie uiteenvallen als het bindend element - de strijd tegen apartheid - wegvalt? Voor welke van de boven beschreven opties is het anc te winnen? Die vraag kan de komende jaren pas worden beantwoord. De voorlopige conclusie kan slechts luiden dat de ideologische verscheidenheid en de belangencoalitie binnen anc en udf zo breed is dat voor beide opties aanhang bestaat. Het is uiteraard goed denkbaar dat de uitkomst ergens in het midden ligt, bij een of andere vorm van een sociaal-democratisch compromis. Als het anc een partner wordt in de alliantie voor de optie van de non-raciale vrije markteconomie, of voor een sociaal-democratisch compromis, dan zal ter linkerzijde van de beweging vermoedelijk ruimte ontstaan voor een linkse oppositie.
Met de hier beschreven stromingen zijn zeker niet de uitersten in het Zuidafrikaanse politieke spectrum geschetst, maar alleen de hoofdlijnen op het middenveld. Op de flanken van het middenveld wordt het al roeriger. Op de rechterflank marcheert de Afrikaner Weerstandsbeweging, die steeds openlijker verklaart dat het ‘verraad van het Afrikaner volk’ met geweld gewroken zal worden. Ter linkerzijde klinkt de leuze ‘One Settler, One Bullet’ (een geheel eigen variant op het ‘One Man, One Vote’ van het anc), waarmee de orthodoxe nationalisten van het Panafricanist Congress proberen aanhang te winnen. Ook daar zal de beschuldiging van ‘verraad’ klinken als het anc het geboorterecht van zwart Zuid-Afrika - het land - zal verkwanselen voor een bord linzensoep aan de onderhandelingstafel. Naast de euforie over de belofte van de vrijheid broeit de angst voor de onzekere toekomst. Zuid-Afrika heeft - volgens de uiteenlopende agenda's - nog veel revoluties in te halen: die van 1789, met haar beginsel van gelijkheid voor de wet; de oktober-revolutie van 1917; de dekolonisatie en de psychologische bevrijding van de onderworpene; de revolte van mei 1968; en de anti-communistische revoluties van 1989. Alleen over die eerste inhaaloperatie is een begin van consensus zichtbaar - en dan nog alleen op het middenveld. |
|