schappelijk feitenmateriaal over de hippo ter beschikking hebben gehad?
Bij Eliot is het overigens merkwaardig dat hij de potamus 's nachts laat jagen. Wat krijgen de tweeduizend kilo zware Jan en de iets slankere Mieke in Artis te eten? Per dag acht kilo krachtvoer, vijf kilo hooi, zeven kilo voederbieten, acht kilo wortelen en 's zomers verse luzerne. Niet bepaald voedsel om 's nachts te overvallen...
Bij ons, Westeuropeanen, kan of kon deze dikhuid, die we alleen kennen uit de dierentuin waar hij veilig opgesloten zit, gemakkelijk op de lachspieren werken. Gautier en Eliot konden hem dan ook met voorspelbaar succes voor hun satire inzetten. Toch is het minder vreemd dan het lijkt, zo'n hippopotamus in excelsis.
Geen volk kent de hippopotamus beter dan de oude Egyptenaren, zij hebben immers rechtstreeks met het dier te maken. Zij weten dat het opensperren van de muil een vorm van dreigen is; wij hier gooien dan een pinda of suikerklontje in die roze grot en wekken zo, onwetend, bij het dier een Pavlov-reactie op. De oude Egyptenaren, alles behalve systematisch werkende dieronderzoekers, vinden het nijlpaard niet lachwekkend, zeker het vrouwelijke exemplaar niet. In de pre-dynastische tijd moet het nijlpaard een veel voorkomend dier in de hele Egyptische delta zijn geweest. De cultus van de hippopotamus stamt al uit die periode. In het theologische systeem van de oude Egyptenaren wordt de hippopotamusgodin gezien als het vrouwelijke equivalent van Set en als de moeder van de zonnegod. Hier is het dus niet zo dat het dier ‘mag’ opstijgen ten hemel, nee, het is er zelf een van de grondleggers van... ‘On the whole, the hippopotamus goddess was a beneficent creature, and she appears in the last vignette of the Theban Recension of the Book of the Dead as a deity of the Underworld, and a kindly guardian of the dead,’ schrijft Wallis Budge.
Wetenschappelijke kennis is ook niet alles. Door haar beginnen we in de problemen te raken, dreigt het stationaire evenwicht in het aardse geosfeer-biosfeersysteem te worden verstoord. Anderzijds hebben we de wetenschap meer dan ooit nodig om een ecologische ramp te voorkomen. Op de zoölogische instituten wordt hard gewerkt.
Als ik nu, zo'n driekwart eeuw nadat het geschreven is, het gedicht van Eliot lees, heb ik bij het slot ervan een associatie die de dichter zelf hoogstwaarschijnlijk destijds niet voor ogen heeft gehad: ‘below / Wrapt in the old miasmal mist’ vertaalt Nijhoff in 1950 al bijna voorspellend met ‘het dal / in schadelijke damp gehuld’.
Straks bestaat het nijlpaard alleen nog maar in het Java van de herinnering en de fantasie. Dat kan toch onmogelijk de bedoeling zijn, zelfs van de poëzie.
[...]
Maar ook hij, rondom wiens tanden verschrikking is,
heeft sinds lang het veld moeten ruimen naar de wateren
ten zuiden van de Sahara: daar
ligt hij neer onder schaduwachtige bomen, een hoofdstuk
der wegen Gods, waaronder de mens
eerdaags ‘einde’ zal schrijven.
Dat is de laatste strofe van het nijlpaardgedicht van C. Buddingh' in diens bestiarium Wil het bezoek afscheid nemen? uit 1968. Met andere woorden: Mandelstam, begin maar vast de ladder af te klimmen.