| |
| |
| |
Michael A. Newton
Architectuur en monumentenzorg
De historische architectuur van de Nederlandse Antillen en dan met name die van Curaçao staat heden ten dage meer dan ooit in de belangstelling. Een veelvoud van factoren is hiervoor aan te wijzen. Wereldwijd is in de voormalige koloniën een groeiende interesse merkbaar voor hun historische architectuur, welke veelal haar oorsprong vond in het vroegere moederland. Ook op Curaçao wordt steeds vaker de noodzaak ingezien van het behoud van het waardevolle architectuur-historische erfgoed. Meer dan het groeiende cultuurbesef op dit gebied spelen echter vaak puur economische redenen een rol. Eilanden die hun toerisme willen ontwikkelen, zijn er alom in het Caribisch gebied, en alle hebben zon en zee te bieden. Het historisch interessante Willemstad moet dan ook een van de extra's worden die de buitenlandse toerist naar Curaçao trekt. Een andere factor is de algemeen gedragen overtuiging, een aantal jaren geleden ontstaan, dat de neerwaartse spiraal van verval en sociale verloedering van hele delen van Willemstad een halt moest worden toegeroepen. Deze spiraal is duidelijk tot staan gekomen. Een georganiseerd stadsvernieuwingsproces, in samenhang met een gestructureerd monumentenbeleid, is op gang gebracht.
| |
De stedelijke ontwikkeling van historisch Willemstad
Tegenwoordig wordt de gehele urbane bebouwing rondom het Schottegat, de grote natuurlijke haven van Curaçao, beschouwd als behorend tot Willemstad. Tot het begin van deze eeuw behoorde het overgrote deel van deze gronden evenwel tot plantages. Uit architectuur-historisch oogpunt zijn dan ook vooral de oude stadswijken Punda, Pietermaai, Otrobanda en Scharloo van belang.
| |
Punda
Om de haven te beschermen werd nagenoeg direct nadat de Hollanders in 1634 Curaçao op de Spanjaarden veroverden, begonnen met de bouw van het Fort Amsterdam. Deze werd gesitueerd op de Punt, het latere Punda, de oostelijke oever van de haveningang St. Annabaai. Ten noorden van het fort, en onder bescherming hiervan, ontstond in de zeventiende eeuw Willemstad. Punda, het oudste gedeelte van de stad, is tot in de jaren zestig van de vorige eeuw aan drie zijden ommuurd geweest (afb. 1). Aan de zijde van de St. Annabaai, waar de schepen moesten laden en lossen, was de stad ‘open’. Vergelijken we het huidige
1. Plattegrond van Willemstad en het Fort Amsterdam ca. 1750. ub-Leiden, Collectie Bodel Nyenhuis, Inv.nr. 11-9-24.
| |
| |
stratenpatroon met oude stadskaarten, dan zien we dat de structuur door de eeuwen heen nauwelijks is veranderd: een vrij regelmatig patroon van niet al te brede straten loodrecht op elkaar. Zelfs diverse straten, zoals de Breedestraat, de Heerenstraat en de Kuiperstraat, hadden toen reeds hun huidige benaming. Over het algemeen bouwden de Hollanders in het begin zoals ze het ook in Nederland kenden. Aaneengeschakelde smalle diepe panden. Rond 1700 is de ommuurde stad al voor een aanzienlijk deel volgebouwd, en was zo'n halve kilometer oostelijker de buitenwijk Pietermaai ontstaan.
Wanneer men door de oostelijke stadspoort Willemstad verliet, kwam men op een grote nagenoeg onbebouwde vlakte, gelegen tussen de stad en Pietermaai. Het is tot halverwege de vorige eeuw verboden geweest hier te bouwen, naar aangenomen wordt om het schootsveld vanaf het Fort Amsterdam en de stadsmuur vrij te houden. Reeds in het tweede kwart van de negentiende eeuw gingen er stemmen op om de stadsmuur af te breken, waardoor de benauwde stad zich verder kon ontwikkelen. Het heeft echter tot 1861 geduurd voordat (nu helaas) met de afbraak van de muur werd begonnen. Tegelijkertijd werd ten noorden van de stad een gedeelte van het ruime binnenwater, het Waaigat, gedempt. In enkele decennia groeide de stad zowel naar het noorden als (vooral) naar het oosten en smolten de oude stad en de buitenwijk Pietermaai aaneen.
| |
Pietermaai
Het Waaigat was vroeger vele malen groter dan tegenwoordig en liep oorspronkelijk tot aan het huidige Julianaplein. In de laatste anderhalve eeuw zijn er diverse malen om uiteenlopende redenen gedeelten van gedempt. Ook de strook land tussen het Waaigat en de zee was veel smaller. Op deze strook was reeds in de zeventiende eeuw de buitenwijk Pietermaai ontstaan, in de vorm van lintbebouwing langs de weg die naar het oosten van het eiland liep. Op achttiende-eeuwse kaarten zien we dat de bebouwing hier nog ruim van opzet is. Uit vroeg-negentiende-eeuwse beschrijvingen van Pietermaai Smal zoals het oude gedeelte van deze wijk nu genoemd wordt, blijkt dat de bebouwing zich aanzienlijk heeft verdicht. Verder naar het oosten, in het begin van de huidige Penstraat, waar in de achttiende eeuw ook al woningen stonden, heeft deze verdichting zich veel minder voorgedaan.
| |
Otrobanda
In tegenstelling tot Punda waaraan duidelijk een stedebouwkundig plan ten grondslag heeft gelegen, is daar in Otrobanda nauwelijks sprake van geweest. Dit heeft geresulteerd in een wirwar van straten en steegjes waardoor Otrobanda, ondanks het verval van de laatste decennia, nog steeds voor velen een bepaalde charme uitstraalt.
In 1707 werd door het toenmalig bestuur toestemming gegeven om aan de Overzijde van de St. Annabaai te bouwen. De nieuwe wijk ontstond aanvankelijk vooral langs de St. Annabaai en de weg die naar het westen van het eiland liep, de latere Breedestraat (O). Otrobanda groeide snel en rond het midden van de achttiende eeuw was het al groter dan Punda. Doordat Otrobanda nooit ommuurd is geweest en men dus niet binnen een beperkte ruimte moest bouwen, waren de panden hier aanvankelijk ruim van opzet, en vertoonden zelfs gelijkenissen met de landhuizen, de grote plantagewoningen. In Otrobanda waren de woningen gelegen op een ruim perceel met vrije ruimte om het gebouw. Zo'n complex met langs de randen van het perceel meestal een rij eenvoudige bedienden-woningen, wordt een koraal genoemd. Stedebouwkundig gezien hebben grote delen van Otrobanda duidelijk een koralenstructuur. Met name ten zuiden van de Breedestraat is er in de loop van de achttiende eeuw, maar vooral in de negentiende eeuw een grote verdichting opgetreden, waarbij de koralen werden volgebouwd, en de stegenstructuur ontstond. Ten noorden van de Breedestraat is deze verdichting minder geweest, en zijn verscheidene koralen nog goed te onderscheiden.
| |
| |
Tussen het Rif langs de kust en de woonwijk Otrobanda lag vroeger een ruim binnenwater dat, evenals het Waaigat, zijn monding had aan de St. Annabaai. Slechts enkele ‘meertjes’ nabij de wijk Mundo Nobo resten er nog van dit voorheen uitgestrekte Awa di Rif. De wijk Otrobanda werd aanvankelijk aan drie zijden op een natuurlijke wijze begrensd. Door het Rifwater in het zuiden, de St. Annabaai in het oosten en de heuvelrug in het noorden. Pas in de tweede helft van de vorige eeuw, in de tijd dat gouverneur De Rouville (1866-1870) de villa Belvédère liet bouwen aan het eind van de huidige Hoogstraat, breidt de bebouwing zich verder naar het noorden toe uit, de heuvel op, waar welgestelde families zich vestigen.
In de twintigste eeuw wordt behalve een groot deel van het Rifwater ook een deel van de St. Annabaai gedempt, en krijgt het Brionplein zijn huidige omvang. Een veel forsere stedebouwkundige ingreep is echter geweest de aanleg van de oprit naar de vaste oeververbinding over de St. Annabaai, in de jaren zestig en zeventig dwars door de oudste delen van Otrobanda.
| |
Scharloo
Aan de noordzijde van het Waaigat, op Scharloo, bestond de bebouwing omstreeks het midden van de vorige eeuw slechts uit enkele verspreid staande achttiende-eeuwse gebouwen, nagenoeg allemaal gelegen aan de zuidzijde van de huidige Scharlooweg, waarbij de percelen grensden aan het Waaigat. Na omstreeks 1870 nam de bouwactiviteit hier in snel tempo toe. In enkele tientallen jaren ontwikkelde Scharloo zich tot een vooraanstaande woonwijk waar vooral joodse kooplieden, die in het oude Punda hun winkels hadden, hun huis lieten bouwen. Aan beide zijden van de tot dan toe slechts als pad bestaande Scharlooweg verrezen de ruim en luxueus opgezette woningen. Evenals aan de Overzijde heeft ook op Scharloo de aanleg van de oprit naar de vaste Julianabrug een stedebouwkundige tweedeling gebracht in de wijk.
| |
De architectuur van Curaçao
In de meeste koloniën ziet men aanvankelijk de architectuur van het moederland weerspiegeld. Pas na verloop van tijd ontstaat er een eigen bouwstijl, die zich aangepast heeft aan de lokale omstandigheden, als klimaat, beschikbare bouwmaterialen en handvaardigheden. Zo ook op Curaçao, waar zowel in de stad als op de plantages een duidelijk lokale historische architectuur is aan te wijzen.
Aanvankelijk namen de Hollanders niet alleen de stads- en woningplattegronden over zoals ze dat van thuis kenden, ook de gevelvormen en sierelementen kwamen vrij nauwkeurig overeen met de Nederlandse. Van deze vroegste vorm van Curaçaose bouwkunst uit de zeventiende eeuw zijn zowel in het oude Punda als bij de landhuizen (plantagewoningen) nog enkele voorbeelden terug te vinden.
Het oudst aanwijsbare pand in Punda, daar er een datum in de gevel staat, is het gebouw Keukenstraat 22/hoek Kuiperstraat, met de datum 1693 in de geveltop (afb. 2).
Bij dit pand zijn twee specifieke stijlkenmerken aan te wijzen. Ten eerste de tuitgevel met een topbeëindiging bestaande uit een klein driehoekig fronton met daaronder een rechthoekig lijstwerkje waarin de datum. Deze tuitgevel samen met de topbeëindiging is een onderdeel
2. Stadswoonhuis Keukenstraat 22-hoek Kuiperstraat met de datum 1693 in de geveltop. Restauratietekening architect H. Nolte, 1988.
| |
| |
uit de Curaçaose architectuur dat duidelijk terug te leiden is naar Nederland: naar de Hollandse Renaissance (1590-1630) waar onder andere de Amsterdamse bouwmeester Hendrick de Keyser identieke sierelementen toepaste. Het andere stijlkenmerk is juist niet Hollands, namelijk de galerij. Op een gegeven moment leren de nieuwe tropenbewoners het gebruik van de galerij kennen als buffer tussen het warme zonnige buiten en het koeler gewenste binnenklimaat. Door de galerij wordt de meest directe zonnestraling buiten gehouden. In de achttiende eeuw begint men dan ook tegen de oorspronkelijke gevels galerijen te bouwen. In nieuwe bouwwerken wordt de galerij meteen in het ontwerp opgenomen. In voorname straten als de Breedestraat en de Heerenstraat zijn deze galerijen meestal van steen; in de binnenstraatjes vooral van hout. Behalve in de Keukenstraat zijn er in het centrum van Punda alleen nog in de Windstraat drie voorbeelden bewaard gebleven van deze houten galerijen.
In de achttiende eeuw bereikt de Curaçaose gevelarchitectuur haar hoogtepunt met de ontwikkeling van de gebogen gevellijn in diverse vormen. Ook hier zijn de verwantschappen
3. Zijgevel van huize Stroomzicht in Otrobanda, met achttiende-eeuwse gebogen gevellijnen. Uit M.D. Ozinga Monumenten in woord en beeld, 1959.
met de Barok-architectuur in Nederland aan te wijzen, doch op Curaçao werd er een geheel eigen interpretatie aan gegeven. Een van de meest uitbundige voorbeelden hiervan is het Penha-gebouw, prominent gelegen aan de haveningang en omsloten door de Handelskade, de Breedestraat en de Heerenstraat. Aan alle drie de straatzijden vindt men in- en uitzwenkende topgevels, waarbij de gebogen lijnen hun oorsprong vinden in fraaie aanzetvoluten. Het drie bouwlagen hoge, tussen forse topgevels gelegen achtergedeelte is het oudste deel van het pand en moet omstreeks 1708 tot stand zijn gekomen. Later in de achttiende eeuw is de langgerekte bogengalerij langs de Breedestraatzijde toegevoegd, samen met de drie boven-risalieten (de grote dakkapellen).
In het oude Punda zijn er behalve het Penha-gebouw nog zo'n tien panden waar duidelijk de achttiende-eeuwse gebogen gevellijnen aan te wijzen zijn. Doch niet alleen in dit stadsdeel, ook in de wijken Otrobanda en Scharloo, en op de plantages treft men deze vorm van architectuur aan (afb. 3). In de negentiende eeuw wordt de gevelarchitectuur duidelijk rustiger. Karakteristiek voor de eer- | |
| |
ste helft van deze eeuw zijn de tuitgevels met simpele topbeëindiging. Voorbeelden hiervan treft men nog veelvuldig aan op het eiland. Over het algemeen zijn de enige variaties die hierbij te constateren zijn kleine verschillen in dakhellingen, profileringen en topbeëindigingen.
In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw wordt de architectuur onder invloed van het classicisme duidelijk anders. Topgevels worden nauwelijks meer toegepast, en bij diverse gebouwen worden deze zelfs gewijzigd in de toen in de ‘mode’ zijnde lijstgevels. Zowel de grote als de eenvoudige huizen in de stad en daarbuiten worden voorzien van schilddaken; vaak meerdere achter elkaar. Met name in de rijke joodse wijk Scharloo staan indrukwekkende voorbeelden van dit type architectuur, welke zich zal handhaven tot omstreeks de jaren twintig. De vestiging van de Shell-raffinaderij in 1918 blijkt van grote invloed geweest te zijn op de architectuur van Curaçao in de eerste helft van deze eeuw. De maatschappij bouwde in de omgeving van de raffinaderij voor haar werknemers diverse woonwijken, bestaande uit reeksen identieke vrijstaande woningen, welke meer gelijkenissen vertoonden met soortgelijke woningen in Indonesië dan met lokale huizen. Een tot dan toe niet op het eiland toegepast bouwelement was het overstekend dakvlak, dat vervolgens ook in nieuwe wijken elders navolging vond. Hierdoor veranderde het beeld van de Curaçaose architectuur aanzienlijk. Ook met de komst van andere architectuurstromingen, zoals het modernisme, werd de architectuur langzamerhand internationaler, en verloor een deel van haar eigen karakter.
| |
Het verval
Grote delen van de binnenstad van Willemstad zijn ten prooi gevallen aan een proces dat men ook in vele steden elders in de wereld aantreft: een neerwaartse spiraal van verval en verloedering. Dit geldt met name voor de stadsdelen Otrobanda, Pietermaai en Scharloo. Hier zijn diverse oorzaken voor aan te wijzen. Een van de voornaamste is het ontstaan van buitenwijken waardoor de binnenstad werd leeggezogen. Met de komst van de auto was het eenvoudig om buiten de stad te gaan wonen; de winkels en bedrijven volgden snel. Daarnaast voldeden in de stad de woningen vaak niet meer aan de eisen van de tijd. Vele waren te klein, andere zoals op Scharloo juist te groot om te worden bewoond. Ook de woonomgeving liet vaak te wensen over. Zo ontbreekt het in de binnenstad aan voldoende speel- en sportgelegenheden en is er een tekort aan sociaal-culturele voorzieningen. Een andere factor was dat er onvoldoende juridische, financiële en organisatorische mogelijkheden waren om het verval in de binnenstad te voorkomen. Met name de historisch waardevolle bebouwing heeft hier in hoge mate onder geleden.
| |
Monumentenbeleid
Gesteld kan worden dat er tot 1989 op zowel landelijk als eilandelijk overheidsniveau nauwelijks kan worden gesproken van een integraal monumentenbeleid. Naast diverse restauratie-initiatieven van individuele particulieren is het vooral de Stichting Monumentenzorg Curaçao geweest die zich de laatste decennia met het herstel van monumenten heeft beziggehouden. Sinds haar oprichting in 1954 verwerft de Stichting monumenten, welke worden gerestaureerd en vervolgens geëxploiteerd. Richtte men zich aanvankelijk voornamelijk op het aankopen van landhuizen en stadswoningen welke ‘toevallig’ te koop waren; sinds het begin van de jaren tachtig is er duidelijk een meer beleidsmatige aanpak. Een studie in 1982, uitgevoerd door het Curaçao bureau Plan d2 in opdracht van de Stichting, naar de aanpak van de stadsvernieuwing in Otrobanda resulteerde in het zogenaamde Vierstegenplan. Hierbij werd een klein complex woningen, omsloten door 4 stegen, aangekocht en in 1985 als geheel gerestaureerd. In feite het eerste woningrenovatie-project in de binnenstad.
| |
| |
Sindsdien is ook de Fundashon Kas Popular (Stichting Volkswoningbouw) overeenkomstige projecten gestart, waarvan enkele gereed zijn gekomen, en heeft de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en Volkshuisvesting, in het kader van het Aktieplan Binnenstad, enkele invulprojecten uitgevoerd. De diverse adviezen en rapporten van de Delftse hoogleraar prof. dr. ir. C.L. Temminck Groll ten spijt, liet een integraal eilandelijk monumentenbeleid van overheidswege op zich wachten. Eind jaren tachtig werd echter op zowel politiek als bestuurlijk niveau ingezien dat voor een groot deel van de Curaçaose monumenten, ondanks de inspanningen van de smz en de fkp, het vijf voor twaalf was. De beleidsnota op dit gebied, het zogenaamde Monumentenplan, werd begin 1990 door het Bestuurscollege gepresenteerd. Gezien de instemming met dit plan op breed politiek niveau (coalitie + oppositie), ondanks de hoge kosten die ermee gemoeid zijn, is de tijd er blijkbaar rijp voor.
De opzet van het Monumentenplan is vooral gestimuleerd door de interregionale werkgroep Aktie Willemstad; een gemengde commissie van Nederlandse en Antilliaanse vertegenwoordigers op hoog niveau, samengesteld op initiatief van unesco-Nederland. De Aktie Willemstad, gericht op het behoud van zowel de stedelijke structuren als gebouwen in historisch Willemstad, is als project ingediend bij de unesco in het kader van het door de Verenigde Naties en unesco uitgeroepen World Decade for Cultural Development (1988-1997).
De grondslag voor het Monumentenplan is een uitvoerige monumenteninventarisatie uit begin 1989, waarbij in de binnenstad in totaal 765 panden als monument werden gekwalificeerd. Bij dit vrij hoge aantal moet worden opgemerkt dat de grote monumenten in Willemstad beperkt zijn (Fort Amsterdam, Synagoge, Penha, e.d.). Om de waardevolle stedebouwkundige structuur en vooral het historisch karakter van diverse oude wijken te behouden zullen ook de meer eenvoudige gebouwen, van belang voor de ensemblewaarde, moeten worden beschermd. Vandaar dat in de binnenstad is gekozen voor het ruim aanwijzen van monumenten. In de buitengebieden zullen behalve de bekende landhuizen en forten ook diverse eenvoudige karakteristieke woonhuizen (waaronder de uit leem opgetrokken koenoekoe-huizen) en archeologische vindplaatsen worden beschermd.
Basis voor een afdoende bescherming is een adequate wetgeving. Reeds in 1977 werd door de Staten van de Nederlandse Antillen een monumentenlandsverordening goedgekeurd. Omdat er van meet af aan bezwaren waren tegen de centralistische opzet van de verordening is deze nooit gehanteerd en een dode letter gebleken. Op 31 augustus 1989 is er een nieuwe meer gedecentraliseerde monumentenlandsverordening goedgekeurd die de diverse eilanden de bevoegdheid geeft, binnen de door het Land vastgestelde kaders, zelf te beschermen monumenten aan te wijzen en een eigen verordening op te stellen. Daarop is op 29 mei 1990 door de Eilandsraad van Curaçao de monumenteneilandsverordening aangenomen, waardoor er momenteel voldoende juridische kaders aanwezig zijn om het uitgestippelde monumentenbeleid ook te kunnen uitvoeren. Evenwel wetgeving alleen is hiervoor niet voldoende. Op korte termijn zullen er in totaal vier nieuwe lichamen in het leven worden geroepen.
Ten eerste het Monumentenbureau, een nieuwe afdeling binnen de Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en Volkshuisvesting, die zich onder meer gaat bezighouden met het opstellen van restauratie- en subsidierichtlijnen en het maken van meerjarenplanningen met betrekking tot het monumentenbeleid. Dit laatste zal gedaan worden in nauwe samenwerking met het in 1989 ingestelde Secretariaat Stadsvernieuwing. Dit orgaan ressorteert direct onder de gezaghebber en heeft als een van de hoofdtaken de diverse werkzaamheden van overheidsdiensten in het kader van de stadsvernieuwing op elkaar af te stemmen.
De in te stellen Monumentenraad wordt een niet-ambtelijke instelling met een adviserende
| |
| |
taak. Ze geeft advies bij het aanwijzen van monumenten en over nieuwe regelgeving en adviseert de overheid gevraagd en ongevraagd over hoofdlijnen van beleid en bij beroepszaken. Een belangrijke instantie voor het uitvoeren van het monumentenbeleid zal het gezamenlijk door de overheid en particuliere financiële instellingen op te richten Monumentenfonds worden. Dit zal buiten de (politieke) overheidssfeer, namens het Bestuurscollege, de restauratiesubsidies gaan kanaliseren. De financiële middelen van het Fonds zullen behalve van lokale instellingen en overheden ook komen van Nederlandse ontwikkelingssamenwerkings-overeenkomsten en internationale organisaties. Behalve subsidies zal het Fonds aan de monumentenbezitter die wil gaan restaureren ook voorlichting en begeleiding geven op juridisch, financieel, bouwkundig en restauratief gebied.
Van particuliere zijde bestaat er belangstelling voor het oprichten van een nv Stadsherstel, welke zich zal gaan richten op de aankoop van monumenten in de binnenstad. Evenals nu het geval is bij de Stichting Monumentenzorg, kunnen de panden na restauratie geëxploiteerd worden door de nv. Ze biedt aan particulieren de mogelijkheid om een financiële bijdrage te leveren aan de redding van het cultureel-historisch erfgoed, door deel te nemen in risico-dragend vermogen.
| |
Restauraties
Een groot deel van de tot op heden uitgevoerde restauraties is vaak vrij ‘hard’ en ingrijpend geweest. Men zou zelfs beter kunnen spreken van renovatie in plaats van restauratie. Richtlijnen of normen voor restauraties zijn er (nog) niet op het eiland. Zonder scrupules worden houten vloeren vervangen door beton of worden raamtypen gewijzigd. De vroeger overwegend gebruikte oudhollandse dakpan wordt altijd vervangen door de hedendaagse opnieuw verbeterde Hollandse pan. Het gebouw wordt door deze ingrepen vaak strakker en ‘netter’, wat ten koste gaat van het historisch karakter. Wordt in het ene land tot het uiterste getracht een gebouwonderdeel of bouwmateriaal te behouden, ook al is het nagenoeg vergaan, in het andere land heeft men er geen probleem mee een gebouw geheel nieuw (doch authentiek) op te trekken naar het oorspronkelijke ontwerp (zoals is waargenomen in Colonial Williamsburg, Virginia, usa). Op Curaçao zullen de wijze van restaureren en de restauratietechniek duidelijk op een hoger peil gebracht moeten worden. Men zal er echter zijn eigen evenwicht moeten vinden tussen bovengenoemde uitersten, waarbij uiteraard ook de beschikbare financiële middelen een belangrijke rol spelen.
Nadat decennia lang het behoud van oud-Willemstad slechts enkelen na aan het hart lag, is er een duidelijk positieve kentering. Ondanks de vele problemen die in het verschiet liggen en de grote inspanningen die nog geleverd moeten worden om een flinke vaart te krijgen in het daadwerkelijk herstel van de stadsmonumenten, kan gesteld worden dat het Monumentenbeleid op het juiste spoor staat en in beweging is gekomen.
| |
Literatuur
F. Brugman en C.L Temminck Groll, ‘Monumenten, mij een zorg?!’, in: Nos Futuro, una-uitgave, Curaçao 1986, p. 455-64 |
Building up the future from the past. Studies on the Architecture and Historic Monuments in the Dutch Caribbean, redactie H.E. Coomans, M.A. Newton en M. Coomans-Eustatia, De Walburg Pers/una-uitgave no. 32, Zutphen/Curaçao 1990 |
R. Gill, Is een eigen architectuur op de Antillen mogelijk? Een analyse, una-uitgave no. 18, Curaçao 1983 |
P.C. Henriquez, ‘Monumentenzorg en natuurbeheer’, in: Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen, Zutphen 1977, p. 227-61 |
Monumentenplan voor Willemstad, Curaçao, Dienst Ruimtelijke Ontwikkeling en Volkshuisvesting, Curaçao 1990 |
Michael A. Newton, Architektuur en bouwwijze van het Curaçaose landhuis, Universitaire Pers, Delft 1986 |
Our ‘Snoa’ 5492-5742, redactie R.D.L. Maduro, Congregation Mikve Israel Emanuel, Curaçao 1982 |
M.D. Ozinga, De monumenten van Curaçao in woord en beeld, Stichting Monumentenzorg Curaçao, 's-Gravenhage 1959 |
P. Pruneti Winkel, Scharloo - a nineteenth century quarter of
|
| |
| |
Willemstad, Curaçao, historical architecture and its background, Florence 1987 |
C.L. Temminck Groll, Monumentenzorg in Suriname en de Nederlandse Antillen, Driebergen 1967 |
C.L. Temminck Groll, Rapport monumentenzorg Nederlandse Antillen, Driebergen 1977 |
C.J.M. Weeber, ‘De oude en de nieuwe architectuur’, in: Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen, Zutphen 1977 |
|
|