en ploeterden, ze kwamen steeds uit op een verkapte omzetbelasting, een constructie die zó van tafel geveegd kon worden.
Wat doe je in zo'n geval? Brains inkopen, vakmensen zoeken, brandkastkrakers en knopenleggers. Liefst onder de dertig, soepel van geest en nog niet door het establishment aangebracht.
Ik wil hier wel even benadrukken dat toen ik voor het eerst hoorde van een tankbelasting wegens vervuiling van de horizon, ik toch even dacht in Orlando te zijn neergelaten tussen de creaties van mijnheer Walt Disney. De creator van deze speelse gedachte, een beweeglijke jongeman met een blonde krullebol, thans Kamerlid met een beginnend buikje, kwam alras uit het Koude Noorden aangevlogen om mij van mijn ongeloof te bekeren.
Deze rechtsgeleerde hippie, in zijn blue jeans en blauwe bordeelsluipers, sprak mij toen als volgt toe: ‘Je snapt geen snars van het belastingrecht. Daarom vind je niets, maar dan ook niets vreemd: een bewijs van de almacht van de belastingwetgeving. Maar besef wel dat iedere flatus die jij slaat belast wordt: je eten, je drinken, je sigaret, je inkomen, je pensioen, je reis, je vakantiegeld en bonus, het gebruik van je eigen huis, ja zelfs de grond, die je in eigendom hebt. Vind je een hondenbelasting vreemd? Nou, ik wel! Want waarom geen kattenbelasting? Welnu, we gaan hier een kattenbelasting invoeren. En we zullen die katten in een burcht zetten en hen inmetselen met argumenten.’
‘Maar het gaat hier om zwarte katten,’ zei ik.
‘Nou ja, dan maken we er een zwarte-katten-belasting van.’
‘En grote katten?’
‘Kijk, dat kan niet. Wat is een grote kat, hè? Nee, je moet het niet te gek maken. Een zwarte-katten-belasting. Maar dan ook voor alle zwarte katten!’
Het resultaat was als volgt: in kort geding ging de rechter akkoord met onze argumenten en hij legde omstandig uit waarom! Twintig bladzijden lang, in kort geding mind you! Hij botste op knoop na knoop en legde tenslotte het moede hoofd in de schoot.
De rechter in eerste aanleg zei dat de vlag de lading niet dekte, maar dat de lading daarom nog geen contrabande was. Een uitspraak waarover ik lang heb nagedacht. Het Hof zei: ‘Kom alsjeblieft niet aanzetten met je zwarte katten.’ De advocaat-generaal bij de Hoge Raad bewees, omstandig en geleerd, dat niemand aan onze katten kon komen. Hallelujah! De Hoge Raad tenslotte hield een enkel, klein poesje in leven en ruimde alle zwarte katten op. Mijn ongeloof werd blijkbaar gedeeld door hooggeleerde heren in smetteloze juridische kledij.
Maar intussen waren jaren verstreken en hadden de zwarte katten een groot bedrag aan geld opgebracht. Dit bedrag is ‘in toto’ gered door onderhandelingen vóór de uitspraak van de Hoge Raad.
Moraal van de geschiedenis: kleine eilanden moeten altijd zwarte katten op multinationals loslaten, ‘if and when’ de hemellichamen zich in een gunstige constellatie bevinden. Als je wint, dan win je. Als je verliest, win je ook, mits de aftocht behoorlijk is gedekt.
Misschien is het recht datgene wat Wittgenstein een ‘Sachverhalt’ noemt, ‘a state of affairs’. Want het valt niet te ontkennen dat het recht bestaat in de wereld, en misschien is die wereld dan de totaliteit van deze ‘state of affairs’.
Onze keizer heeft wel degelijk kleren aan, maar draagt voor iedere gelegenheid een ander kostuum. Hij is een psychedelische imperator en verschijnt in helle lichtflitsen, nu eens in purper en hermelijn, dan weer in toog en bef en verder in al die ‘trappings of power’, die zijn almacht tot uitdrukking brengen.
En soms, in ‘the darkness of the soul’, verschijnt hij in de nacht als een nar met rinkelende belletjes op zijn muts en puntige schoentjes. In onze realiteit, dat wil zeggen onze relatieve situatie van burger en rechtsgenoot, is hij de keizer van ons bal-masqué, steeds anders gekostumeerd, telkens opnieuw een verrassing. Wij zijn burgers en rechtsgenoten en hij is on-