De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 542]
| |
Gladys do Rego-Kuster
| |
[pagina 543]
| |
weer een hele reeks. Steeds meer aankondigingen eindigen met het dictaat: ‘Despues di entiero no por risibí bishita di kondolensia na kas.’Ga naar eindnoot6. Het is echter zonder meer duidelijk dat de nabestaanden, gedurende de nasleep van het rouwproces, binnen het eigen familienetwerk voldoende op elkaars gezelschap kunnen rekenen.
Het web van gezinsrelaties omspant geboorten en dood. Wat daartussen aan samenlevingshaken en -ogen worden geknoopt, levert vooralsnog een onuitputtelijke voorraad voer op voor een leger wetenschappers waarvan de manschappen zowel de voetsporen volgen van voormalige zendingswerkers als ervan afwijken. De afwijking berust niet altijd op de luciede gedachte zelf weer het wiel te willen uitvinden. De aardbol blijkt achteraf immers ook minder rond dan Columbus veronderstelde. De naar mijn gevoel meest baanbrekende onderzoeken en standpunten over de Caribische ‘zwarte’ gezinspatronen en relaties zijn vanuit de Verenigde Staten in de jaren dertig en wat later in de Engelstalige eilanden in de jaren vijftig tot stand gekomen.Ga naar eindnoot7. De kracht van deze studies ligt in het gegeven dat de uitvoerders niet louter voyeurs waren, maar kinderen van deze samenlevingen. Bovendien waren zij ook geen morele herbewapeners in de strijd tegen een gezinspatroon ‘pathologically deviant from (the) supposed “norm”, itself characteristic of middle-class Western Europeans’.Ga naar eindnoot8. Die ‘norm’ is het monogame nucleaire gezin met de man als gezinshoofd. Hun grootste zorg was niet het opstapelen van bewijzen van ‘supposed indices of disorganization’.Ga naar eindnoot9. Bewijsmateriaal voor veronderstelde wanorde was en is er voor liefhebbers nog altijd in overvloed: de hoge graad van buitenechtelijke geboorten, de ogenschijnlijk zwakke banden tussen vader-kind en man-vrouw, de sterke positie van vrouwen in het familienetwerk en in de huishoudingen. De benamingen die de laatste zijn toebedacht, hebben in ieders begrippenlijst post gevat als het ‘matrifokale’, ‘matricentrale’ en zelfs het aangevochten ‘matriarchale’ gezins- en huishoudtype. Frazier en zijn opvolgers waren in de eerste plaats erop uit vast te leggen hoé het Afro-Amerikaanse en Afro-Caribische gezinsweb nu eigenlijk in elkaar zit en normaliter functioneert. Hun werk gaf de aanzet tot toetsing, verdieping en aanvulling in andere delen van het Caribisch gebied, waaronder ook de Nederlandse Antillen en met name Curaçao.Ga naar eindnoot10. Nieuwe inzichten, de daaruit te trekken consequenties en bovenal de daarvoor benodigde tolerantie nestelen zich overal moeizaam in de geesten van sociale beleidsvormers en -voerders. Soms zelf op een tegenstrijdige manier. Ook zij die er lijfelijk bij betrokken zijn, hebben daar af en toe de nodige moeite mee. Praten over gezinsrelaties en vrouwenemancipatie is niet alleen praten over structuren en patronen. Het is ook praten over gedrag. Nu zijn wensen, idealen, beweegredenen en vooral gevoelens die het menselijk ‘gedrag’ bepalen natuurlijk nog altijd moeilijk te kwantificeren. We houden ons in deze dus bij enkele voorbeelden van de kwaliteit van het emancipatorisch gedrag ten opzichte van de vrouw in het ‘Afro-Curaçaose gezinsweb’, in pakweg de afgelopen dertig jaar.
De geschiedenis van de moderne vrouwengroepen gaat terug tot de jaren zestig. Zij introduceerden zichzelf, in navolging van de al oudere sociëteiten van ‘Dames behorende bij Heren’ van de gegoede standen, als damesclubs. Deze woordkeuze is nog steeds moeilijk uit te roeien. Het meest schrijnend blijft echter dat tot de dag van vandaag statutair verscheidene van deze groepen alleen gehuwde vrouwen in hun midden toelaten. Dit behoeft enige verklaring. Ongeveer 90 procent van onze bevolking is nog altijd katholiek. Ofschoon het katholicisme ook op ons eiland niet onaangetast is gebleven door secularisatie, vertonen deze veelal volksvrouwengroepen nog altijd een opvallende drang tot het geloofsbelijden. Hoeveel van deze ‘dames’ waren zélf dochters | |
[pagina 544]
| |
van vrouwen die nooit de huwelijkssacramenten in ontvangst hebben genomen!? Het leed hun moeders en grootmoeders aangedaan door shon pastór, zowel in woord als daad, was vergeven, maar de zonde niet vergeten: het huwelijk is een heilig goed. Dat zaligheid reeds op aarde te verdienen is, bleek uit de voordelen die dat met zich meebracht. Deze werden door de olie-industrie overvloedig bekrachtigd door het pakket sociale voorzieningen, uitsluitend beschikbaar voor gehuwde werknemers en hun gezinnen. Het voorbeeld werd weldra overgenomen door andere bedrijven alsook door de overheid. Vrouwensolidariteit? Daar had men toen geen notie van. Exclusiviteit waarschijnlijk des te meer. De bepaling ‘uitsluitend voor gehuwde vrouwen’ paste in die tijdgeest. Menig lid van deze damesclubs verbrak niet alleen de banden met een echtgenoot, maar ook met haar medeclubleden verbitterd, doch in stilzwijgen en onderwerping.
De opstand van 30 mei 1969 heeft heel wat maatschappelijke accenten verlegd. In januari 1971 werd een adviescommissie ‘Uitbanning discriminatie van de vrouw’ in het leven geroepen. De Commissie deelde zich op in een juridische en een sociale sectie. Goedgeteld inventariseert de juridische sectie 15 discriminerende wetten en verordeningen voor met name... de gehuwde vrouw. Van het Burgerlijk Wetboek brengt de Commissie een tiental bepalingen aan het daglicht waaronder artikel 22. Deze stelde dat ‘de aangifte der geboorte van een kind door de vader dient te geschieden’.Ga naar eindnoot11. De Commissie draagt in zegge en schrijven één zin als bezwaar aan dat alleen de váder en niet de moeder hiertoe gemachtigd is.Ga naar eindnoot12. Dat de wet stelt dat ook geneesheren, heelmeesters, vroedmeesters, vroedvrouwen of andere personen die getuige waren van de bevalling dat mochten doen, is natuurlijk ook voor mij niet onredelijk. Maar dat er met geen woord wordt gerept over het bestáán van alleenstaande moeders? De Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (lma) levert vier artikelen op, te weten artikel 5 lid 3e, artikel 6 lid 3, artikel 95 en 96. Dit laatste artikel stelt in duidelijke taal: ‘De vrouwelijke ambtenaar die in concubinaat is gaan leven, wordt eervol ontslagen.’ Het bezwaar van de Commissie? ‘Dito als art. 6 en 95.’ We gaan dus even terug en lezen: ‘Artikel 95 maakt een onderscheid zuiver op grond van de sekse van de ambtenaar.’Ga naar eindnoot13. (onderstreept door de rapporteurs) Nu was ik niet aanwezig bij deze besprekingen. Het hoofdstuk opgeleverd door de sociale sectie onder de veelbelovende kop ‘Sociale discriminatie’ licht echter wel een tip op van de sluier van de gevoerde discussies. Treffend is de door haarzelf geconstateerde ambivalentie ten opzichte van de maatschappelijke waardering van de vrouw, de seksuele relaties tussen vrouwen en mannen, het ongehuwd moederschap enzovoort enzovoort, die ‘een constante bedreiging van de lichamelijke en geestelijke volksgezondheid’ vormen.Ga naar eindnoot14. Het bestrijden van dit gevaar diende dan ook te geschieden door ‘heropvoeding van zowel de man als de vrouw, voor wat de sociale rol van de vrouw en de man betreft’.Ga naar eindnoot15. Die boodschap galmt nog altijd na.
Het schrappen van discriminerende artikelen uit de verschillende wetboeken en verordeningen nam ook weer niet zo'n vaart. De praktische uitvoeringen nog minder. Een van de eerste artikelen dat werd geschrapt, was nummer 1347 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin werd de gehuwde vrouw evenals minderjarigen onbekwaam geacht overeenkomsten te sluiten. Vijf jaar na het eindadvies van de Commissie, in de tweede helft van de jaren zeventig en toch wel zowat anderhalf decennium na Nederland, werd de handelingsonbekwaamheid voor gehuwde vrouwen opgeheven. Het komt nog regelmatig voor dat met name vrouwen uit de arbeidersklasse door winkeliers verzocht worden een mannelijke partner de aankoop mee te laten bezegelen. Pas midden in de jaren tachtig en na ettelijke rechtszaken, hogerbe- | |
[pagina 545]
| |
roepen en acties van vrouwelijke ambtenaren en semi-overheidsambtenaren besloot de overheid de reeks discriminerende bepalingen voor de gehuwde, ongehuwde en in concubinaat levende vrouw in de lma te schrappen. De kous is daarmee nog lang niet af. Zo heeft de vakbond van onderwijzend personeel (sitek) de jaren negentig geopend met een zich bij het schrijven van dit stuk al maanden voortslepende felle strijd. De inzet? Onder meer kindertoelage op het salaris van zowel ongehuwde als gehuwde moeders waarvan de man dat niet in het loonzakje ontvangt. De strijd heeft zich met name gepolariseerd rondom de eis tot gelijktrekking van de salarissen van ongehuwden tot die van de gehuwden. Ook de gehuwde vrouw derft maandelijks vijfentwintig procent minder dan haar gehuwde mannelijke collega. Tegenstanders van deze strijd beroepen zich niet alleen op de grenzen van het overheidsbudget. Tersluiks wordt ook gewezen op het verkapt legaliseren van de talrijke varianten van procreatieve ‘normloosheid’. Anderen zien daarin juist de keerzijde van de medaille. Zo omvat de toename van gescheiden vrouwen ook een aantal ‘uit berekening’. Na bekenning van de nog altijd zwaarwegendste reden tot echtscheiding, overspel, achterhaalde de waarheid weldra ‘de grote leugen’. Velen gaan vandaag even en misschien zelfs liefdevoller door het leven. Mét hun gewezen echtgenoot, mét een gehuwden-salaris en mét de voorrechten waar een vrouwelijke ambtenaar na haar scheiding ineens wél recht op krijgt. Om maar niet te spreken van de ontduiking van de voor gehuwde, werkende vrouwen discriminerende belastingwetgeving.
Dat verbetering van de positie van de vrouw en moeder in het Afro-Curaçaose gezinsweb niet kon worden overgelaten aan de ‘heropvoeding’ werd snel duidelijk gemaakt. Zeker voor wat betreft haar juridische en materiële positie.Ga naar eindnoot16. Dat leverde het een en ander op. Vanaf de beginjaren tachtig hadden ongehuwde moeders geen garantsteller meer nodig om in aanmerking te komen voor een eigen volkswoning.Ga naar eindnoot17. De garantsteller moest een redelijk inkomen hebben en was dus veelal mannelijk en invloedrijk binnen het politieke patronagesysteem. De aanvraagster werd, tot aan seksuele vernedering toe, gewogen op haar politieke ‘credentials’. Nieuwe volkswoningen werden door zittende machthebbers vaak rustig opgespaard als politiek campagnemateriaal. Dankzij de moedige kraakaktie en het eisenpakket van 24 moeders, werd vanaf medio 1978 vaart gezet achter het depolitiseren van het volkswoningtoewijzingsbeleid.Ga naar eindnoot18. De volkswoningbouwstichting Fundashon Kas Popular (fkp) werd nog datzelfde jaar in het leven geroepen. Voor onderstandstreksters staat de Dienst Sociale Zaken door inhouding op hun povere sociale uitkering tegenwoordig automatisch garant. In november 1989 werd het besluit ingetrokken dat ongehuwde zwangere bijstandtreksters alleen dan aanspraak konden maken op kosteloze prenatale en perinatale zorg, als de verwekker zijn vaderschap zwart op wit bij de Dienst bevestigde. De achterliggende gedachte en taktiek hadden te maken met een poging de man materieel aansprakelijk te stellen voor zijn voortplantingsdriften. Werkende aanstaande vaders zouden dan ook de rekening gepresenteerd krijgen van de door de overheid gemaakte kosten. De praktijk wees uit dat steeds méér ongehuwde vrouwen, ten einde zich alle bijkomende ellende te besparen, gewoon wachtten tot de weeën zich aanmeldden - met alle gevaren van dien.
We belanden hiermee dus weer bij het ideaaltype gezin en bij het wapentuig dat ten gunste hiervoor wordt ingezet. Het staatsbezoek in mei van Papa Juan Pablo 11, de paus, begeleid door motto's als ‘Pa un mihó Kòrsou mañán, mas famia kristián’ en ‘Famia uni, ta famia felis’Ga naar eindnoot19. vergt in deze weinig fantasie. Zeker als de promo's gepaard gaan met tv-beelden van om een ronde eettafel | |
[pagina 546]
| |
dinerend en badinerend, nucleair tweekindergezin. L'histoire se répète: een nieuwe generatie ‘gevallen vrouwen’ moet weer voor de rest van haar leven met schuld- en boetedoeningscomplexen worden opgezadeld. Hierachter schuilt natuurlijk ook een poging tot preventief werken. In hoeverre dit altijd gebaseerd is op objectieve feiten is de vraag. Terwijl mijn berekeningen aantonen dat het percentage tienermoeders gedaald is van 16 procent in 1973 tot 10 procent in 1989,Ga naar eindnoot20. wordt het gegeven op zichzelf steeds meer bewijs dat we op weg zijn naar Sodom en Gomorra. Nu haal ik dit soort opgewonden geluiden voornamelijk uit de ‘volks’-kranten. Niet dat ik de invloed van de pers op het beoordelingsvermogen van het volk overschat, maar onderschatten lijkt mij in deze toch ook niet al te wijs. Dat steeds meer vrouwen zichtbaar worden in het reguliere arbeidsproces veroorzaakt af en toe ook de nodige commotie. Men is allang vergeten dat het merendeel van vrouwen uit de arbeidersklasse, met name de ongehuwde moeder en grootmoeder, altijd wel en tot haar laatste snik heeft moeten arbeiden. Dat gebeurde zowel thuis als buitenshuis, zowel op het eigen eiland als elders en niet alleen bij een crisis, maar ook in meer ‘ontspannen’ economische tijden. De om en nabij 40% geschatte werkloze vrouwen maken deel uit van een structureel werkloosheidsvraagstuk dat reeds in de jaren zestig is onderkend en nog altijd niet opgelost. De trek van steeds meer ongehuwde moeders naar Nederland, soms met achterlating of vooruitzending van kinderen, is niet alleen voor de betrokkenen, maar ironisch genoeg ook voor de Antilliaanse Staat hét alternatief. De noodzaak tot een inkomen en de lokroep van verafgelegen mogelijkheden daartoe stonden altijd al aan de wieg van het zich continu reproducerende Afro-Caribische gezinstype. Dat fysieke afwezigheid gelijk staat aan het ‘laten afweten’ is allesbehalve evident. In een groot aantal gevallen komen zowel vrouwelijke als mannelijke migranten, voor zover hun magere en onregelmatige inkomen dat toelaat, hun onderhoudsverplichtingen na aan achterblijvende familieleden.Ga naar eindnoot21. Het familieweb wordt niet gehavend, maar vertoont de opmerkelijke elasticiteit zich tot ver over de eigen geografische grenzen te vertakken en uit te strekken. Niet voor niets kregen eilanden als Saba en Sint Eustatius de bijnamen ‘postwissel-eilanden’. Deze waren onder meer afkomstig van zonen en dochters werkzaam in de olie-industrie en de dienstverlening op Curaçao en Aruba. Niet voor niets spoeden tegenwoordig velen zich naar de eilandelijke postkantoren. Daar worden zowel geldsommetjes en voedsel- en voorraadpakketjes ontvangen als... verzónden. De onderlinge afhankelijkheid van alle leden en met name van vrouwen behorende tot het gezins- en huishoudelijk web neemt feitelijk dus slechts schijnbaar af.
Die notie is helaas nog altijd geen algemeen goed. Getuigen zijn de slechts mondjesmaat aan de onderhoudsplichtige ongehuwde moeder en grootmoeders toegekende sociale voorzieningen en rechten. Getuigen zijn de nog altijd discriminerende minimumlooncategorieën geldig voor de vrouwspecifieke sectoren. Wij kunnen het erover eens zijn dat de economische crisis van de jaren tachtig daar ook zeker debet aan is. Maar wat te denken van de gevoelens en overige beweegredenen van onze beleidsmakers? Getuigen zijn de publieke zedenpreken waar vooruitzien steeds meer gaat lijken op achteruitzien. We zouden weer terug moeten naar wat eens geweest zou zijn, maar volgens serieuze onderzoekers en statistici nooit werkelijk algemeen is geweest: het ideaaltypische gezin. Het gegeven alleen al dat binnen de Curaçaose samenleving de tendens tot trouwen afneemt,Ga naar eindnoot22. levert het zoveelste historisch bewijs dat de Afro-Caribische gezinstypen tegen alle | |
[pagina 547]
| |
verwoede pogingen in nog een lang leven beschoren zijn. Ontdaan van eigen subjectiviteit en ideaalbeelden prikkelt haar bestaan zeker tot meer onderzoek. Ik hoop ook tot wat meer inzicht dat werken aan de emancipatie van de vrouw in het Afro-Curaçaose gezin niet gelijk staat aan het afwijzen van haar samenlevingspatroon en gezinsrelaties. Nog minder aan het ‘heropvoeden’ danwel coûte que coûte forceren en opleggen van het nucleaire ideaaltypische. Er is veel mogelijk wanneer dat inzicht er eenmaal is, zeker beleidsmatig. Pas dán zal de vrouw in het Afro-Curaçaose gezinsweb niet langer meer alleen in woord als ‘sterke vrouw’ worden bejubeld, maar ook in daad eindelijk aanspraak mogen maken op al haar rechten in deze. En daar gaat het als we het over emancipatie hebben toch de facto om? |
|