mo ludens en Herfsttij der Middeleeuwen van Johan Huizinga, oorspronkelijk in Buenos Aires uitgegeven, vermeld. Dan zijn er nog allerlei vakboeken, bijvoorbeeld over fotografie, en enkele merkwaardige werken van een zekere Phil Bosmans, met titels als: Menslief, ik hou van je, In liefde weer mens worden en Bloemen van geluk moet je zelf planten, die zelfs verscheidene herdrukken beleefden. Zuiver literaire werken zijn dus ver in de minderheid.
De jaren 1958 en 1959 vormen wat dat betreft een curieuze uitschieter. In die twee recordjaren werden er in Barcelona niet minder dan acht Nederlandstalige auteurs uitgegeven: Maria Dermoût, Jacoba van der Velde, Johan Daisne, Johan Fabricius, Jacob Presser, Maurice Roelants, Jan van Ruusbroeck en Felix Timmermans, plus nog een anthologie van Nederlandse toneelschrijvers. Maar alweer: de meesten uit het Engels of Duits vertaald.
Een van de eerste vertalingen direct uit het Nederlands, door Felip Lorda i Alaiz, was La cama de piedra, Het stenen bruidsbed van Harry Mulisch, helaas door de censuur op nogal hinderlijke wijze verminkt. Maar ook Mulisch vormde geen doorbraak. Er volgde een duidelijke en langdurige inzinking waarin nog slechts heel sporadisch Nederlandse romans vertaald werden: Heeresma's Een dagje naar het strand in 1971; Ward Ruyslincks De ontaarde slaper in 1976; Hubert Lampo's De komst van Joachim Stiller in 1979, en nog een paar andere. Curieus genoeg viel deze inzinking ongeveer samen met een sterk verminderde belangstelling voor de Spaanse literatuur in Nederland, maar het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat het één het gevolg van het ander zou zijn.
Heel anders ging het met de dichtkunst. Merkwaardig genoeg zijn er waarschijnlijk nog maar weinig Nederlandse en Vlaamse dichters die niet in het Spaans vertaald zijn, want dank zij de onvermoeibare activiteiten van vooral F. Carrasquer heeft men in Spanje al vanaf 1958 een vrij volledig beeld kunnen krijgen van de Nederlandstalige poëzie. In dat jaar publiceerde hij bij Adonais in Madrid zijn eerste anthologie van de moderne Nederlandse dichtkunst: tweeëntwintig dichters, onder wie verscheidene Vijftigers en verder Bertus Aafjes, Herman Gorter, Gerrit Achterberg en anderen. In 1964 verscheen, in samenwerking met Manteau, zijn anthologie van Vlaamse poëzie, die werk van vierenvijftig dichters bevatte, onder wie Paul Snoek, Albert Bontridder, Jan van Nijlen en Albert Rodenbach. Zeven jaar later publiceerde hij bij El Bardo in Barcelona zijn grote tweetalige anthologie, een gigantische pil van ettelijke honderden bladzijden die werk van honderdveertig Nederlandse en Vlaamse dichters bevat, van wie velen ‘bien étonnés de se trouver ensemble’, in 1988 gevolgd door een kleinere, vernieuwde en vooral wat de selectie betreft representatievere uitgave. Daarnaast stelde hij ook nog tweetalige bundels samen met werk van Elsschot, Achterberg en Lucebert. Behalve poëzie vertaalde Carrasquer onder andere ook Multatuli's Max Havelaar (1975), Louis Paul Boons Kapellekensbaan (1979), een haast onmogelijke opgave, en, kort geleden, Cees Nootebooms Rituelen.
Hoewel ik, wat de poëziebundels betreft, zijn selectie en ook de vertalingen zelf niet altijd even geslaagd vind, verdient Carrasquer volgens mij een monument of toch tenminste een lintje voor alles wat hij voor de Nederlandse letteren in Spanje gedaan heeft.
Ook Felip M. Lorda i Alaiz is in de afgelopen decennia erg actief geweest op dat gebied. Hij vertaalde onder andere drie romans van Mulisch, De koperen tuin van Vestdijk, en stelde enkele bundels van Nederlands en Vlaams toneel samen.
Er verschenen in die periode ook twee anthologieën die de belangstelling voor het Nederlandstalig proza probeerden aan te wakkeren: in 1975 een forse bundel Vlaamse verhalen, samengesteld door Karel Jonckheere, met ondermeer werk van Piet van Aken, L.P. Boon, Raymond Brulez, Jef Geeraerts en Marnix Gijsen. En in 1980 de Nueva narrativa neerlandesa van Hans Tromp, met verhalen van onder anderen Biesheuvel, 't Hart, Belcampo en Heeresma, vertaald door een vertalerscollectief van de universiteit van Madrid. El País