De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 466]
| |||||||
Tegendraads leven
|
- | die de beperkingen van nationaliteit overschrijdt |
- | zich niet stoort aan de machtsblokken |
- | heersende vormen doorbreekt.’ |
Aanhef van een manifest dat in de periode 1987-1988 in tien verschillende talen over heel Europa verspreid werd. Een uitnodiging aan personen, groepen en instellingen die zich konden identificeren met begrippen als ‘alternatief’, ‘onafhankelijk’ en ‘radikaal’, om deel te nemen aan de eerste Europese manifestatie van uitgevers, distributeurs en andere producenten van ‘informatiedragers’.
Affiches, briefkaarten, boeken, tijdschriften, grammofoonplaten, cassettebandjes, film en video waren de produkten die getoond zouden worden. Uitgangspunten voor de manifestatie: het doorbreken van de gebruikelijke barrières tussen disciplines als beeldende kunst, muziek, theater en film; het stimuleren van multi-disciplinaire benaderingen; het zich niet beperken tot bepaalde thema's. Onderwerpen als politiek, minderheden, cultuur en emancipatie zouden in hun onderlinge samenhang getoond worden.
Het manifest besluit niet met de gebruikelijke oproep tot het bijeenkomen van gelijkgezinden, maar daagt uit tot pluriformiteit: ‘presentatie van het brede spectrum aan opvattingen’.
Bijna vierduizend adressen van initiatieven die op de een of andere wijze voldeden aan de gestelde criteria werden verzameld en gesystematiseerd in een database. Een in jaren ontstaan internationaal netwerk van contacten tussen alternatieve boekhandels, uitgevers en verzamelaars werd aangesproken, catalogi, tijdschriften, folders en gespecialiseerde gidsen nageplozen.Ga naar eindnoot1. Het vormde de basis voor de uitnodigingen voor de manifestatie, maar is ook de blijvende bron voor het leggen van contacten.
De manifestatie die uiteindelijk in september 1989 plaatsvond in de Beurs van Berlage te Amsterdam en omlijst werd met concerten en tentoonstellingen wordt in dit artikel niet nader beschreven,Ga naar eindnoot2. wel het ontstaan van de idee en de verbanden die er zijn met actuele veranderingen van de relaties tussen Oost- en West-Europa.
Een voorbeeld van de ontwikkeling van het veranderend denken in het Westen vormde de Westduitse alternatieve pers. Deze groeide in het begin van de jaren zestig uit wat toen ‘Minipresse’
genoemd werd en was aanvankelijk vooral literair gericht. Eind jaren zestig vloeide dit samen met de activiteit van ‘roofdrukken’ van niet (meer) beschikbare werken als die van Adorno, Horkheimer en Reich, die ook het geestelijk voedsel vormden voor de opkomende studentenbeweging.
Kritiek op de zich ontwikkelende ‘manipulerende massacultuur’ leidde tot directe acties zoals de blokkade in West-Berlijn in 1968 van het Springer concern, maar ook tot het oprichten van eigen uitgeverijen. Eerst met voornamelijk tijdschriften, later ook met brochures en boeken. Naast de zich links oriënterende studentenpers vormde zich de pers van de ‘culturele underground’, die haar anders zijn niet enkel door haar inhoud, maar ook in de vorm manifesteerde. Het zich in vijfentwintig jaar ontwikkelende uitgeverslandschap liet zich in die jaren met tal van begrippen omschrijven: klein, onafhankelijk, democratisch, links, radikaal, tegencultureel en alternatief.Ga naar eindnoot3.
Het aantal nu in de Bondsrepubliek verschijnende ‘alternatieve’ tijdschriften bedraagt acht à negenhonderd. De oplagen lopen van duizend tot tienduizenden. Het hoogste scoort het ‘Stadtmagazin’ Zitty uit West-Berlijn, dat een oplage haalt van honderdduizend exemplaren en daarmee in die stad een grotere verkoop heeft dan Der Spiegel. Wat heet nog alternatief? De streekgerichte alternatieve tijdschriften (Provinzblätter) hebben oplagen van rond de duizend exemplaren.
Bij de boekuitgeverijen wordt het helemaal moeilijk om criteria te vinden wat nog wel en niet meer binnen het alternatieve bereik valt. Bij een produktie van nieuwe titels die geschat wordt op duizend tot dertienhonderd per jaar, zijn honderd tot honderdvijftig alternatief te noemen uitgeverijen betrokken.
De oplagecijfers liggen rond de drieduizend en kunnen tot dertigduizend exemplaren oplopen. ‘Etablierte linke’ uitgevers (Wagenbach, Rotbuch en Eichborn) die jaaromzetten boven een halfmiljoen Dmark maken, zijn dan ook enkel nog gemeten naar de inhoud van sommige van hun publikaties alternatief te noemen.Ga naar eindnoot4.
‘Het stimuleren van de vrije en onafhankelijke uitwisseling van informatie in Europa over de grenzen van nationale staten’ was de doelstelling van de Stichting Europa Tegen de Stroom die wij in 1987 oprichtten. Het is nu, anno 1990, nauwelijks meer voor te stellen welk onbegrip en welke tegenwerpingen wij aanvankelijk te verwerken kregen toen we probeerden financiële middelen voor de manifestatie te vinden.
Na twee jaar subsidieaanvragen met slechts enkele positieve resultaten besloten we toch het risico te nemen en ons ‘maximaal programma’ met een minimaal budget te realiseren.
In ons manifest stond dat wij Europa zagen als iets dat van de Oeral tot IJsland en van de Noordkaap tot Gibraltar liep, maar meerdere ‘Europese’ organisaties waarbij wij voor geld aanklopten, bezwoeren ons in die tijd nog dat met Europa ‘enkel de landen van de Europese Gemeenschap’, en ‘zeker niet Oost-Europa’, bedoeld werd.
Nog moeilijker te bevatten voor de nationale en internationale subsidiegevers die wij benaderden bleek de door ons geconstateerde aanwezigheid van een bloeiende alternatieve cultuur in Oost-Europa en het op één lijn plaatsen van dit fenomeen met wat in ‘het Westen’ gebeurde. Daarginds heerste toch enkel grauwe, grimmige onderdrukking?
Op zich was onze idee niet nieuw: ‘Om de ware dissidentie te definiëren wordt het wellicht tijd dat wij in het Westen eindelijk ophouden enige heroïsche persoonlijkheden die uit de ussr of Oost-Europa zijn gekomen of daar nog steeds leven, een enkel formele ondersteuning toe te delen. Het wordt tijd een gemeenschappelijke basis te scheppen om dissidentie in de hele wereld te begrijpen en aktief te ondersteunen.’
Een citaat uit het in 1977 uitgegeven boekje van David Cooper Qui sont les dissidents. Cooper vergelijkt ‘de subtiele censuur en mystificatie in de massamedia en het opvoedingsproces’ in het Westen met de onderdrukkingsmethoden in het Oostblok. Hij valt de intellectuele gemakzucht aan van hen die ‘Goelag! Goe-
lag!’ roepen en blind zijn voor de ‘Mega-Goelag van het Westen’. Hij stelt dat het ‘nietdenken’ weliswaar ‘een opvallend produkt van het bureaucratisch socialisme’ is, maar dat het ook ‘de prijs is die alle kapitalistische systemen verlangen’.
Opvallend was dat de oppositiegeneratie in het Oostblok van eind jaren tachtig waar wij contact mee kregen, de term ‘dissident’ zeer beslist afwees. Die was te zeer door de koude oorlog beladen. Het favoriete begrip was en is nog steeds ‘onafhankelijk’.
In 1985 vond in Boedapest het ‘Cultureel Forum’ plaats als uitvloeisel van de accoorden van Helsinki. Vrijwel alle Europese staten plus de Verenigde Staten en Canada spraken daar over ‘vrije culturele uitwisseling’. Het beeld van die uit te wisselen cultuur was echter traditioneel en ééndimensioneel.
Gelijktijdig met het officiële Forum werd er in Boedapest een ‘Alternatief Forum’ gehouden, georganiseerd door de Hongaarse oppositie en getolereerd door het in zijn nadagen verkerende Kádár-regime. Susan Sontag schreef in een korte bijdrage voor dit Forum: ‘Omdat zij de kenmerken van een levend wezen heeft, bestaat cultuur uit vele delen. Een cultuur die maar één ding is - zoals bij alle ideeën over cultuur die door de staat gemonopoliseerd worden, welke staat dan ook - is een ontkenning van cultuur.’Ga naar eindnoot5.
Dit Alternatieve Forum vormde een van de inspiratiebronnen voor de manifestatie ‘Europa Tegen de Stroom’. Internationale boekenbeurzen, met name de Frankfurter Buchmesse en de daar gedurende een tiental jaren gelijktijdig gehouden ‘Gegenbuchmesse’, waren naast soortgelijke manifestaties als de ‘Black, Radical and Third World Book Fair’ in Londen, een andere bron van inspiratie. Er ontstond bij ons een soort droombeeld dat we de positieve elementen van deze beurzen met weglating van de nadelen zouden kunnen combineren tot een nieuw inspirerend geheel: - van de Frankfurter Buchmesse het werkelijk internationale karakter, de veelvoud aan onderwerpen en gezichtspunten, met weglating van het banale en puur commerciële - van de Gegenbuchmesse en de andere alternatieve beurzen het minder commerciële karakter, de informele sfeer, met voorbijstreven van de neigingen in dit circuit om enkel gelijkgezinden te willen verenigen.
Voor het aandeel van Oost-Europa bestond nog geen voorbeeld, behalve dan de vertegenwoordiging op de Frankfurter Buchmesse van exil-uitgeverijen, voornamenlijk Russen, Tsjechen, Slowaken en Kroaten, merendeels van extreem behoudende snit. In oktober 1981, vlak voor de staatsgreep van Jaruzelski, verscheen er op de officiële Frankfurter Buchmesse voor het eerst een minuscule stand van Poolse samizdat-uitgeverijen, ergens ver weg van de officiële Poolse stand verstopt in de eindeloze hallen van de ‘Messe’. De daar getoonde publikaties, grafisch krachtig, ondanks de uiterst simpele middelen, ademden een andere sfeer, riepen associaties op met de ‘culturele underground’ in West-Europa in de jaren zestig en zeventig.Ga naar eindnoot6.
In Oost-Europa waren er in de jaren zestig en zeventig uitingen die direct verband hielden met die culturele underground-beweging in het Westen, maar van directe contacten en berichtgeving hierover kwam weinig naar buiten. Zo waren er in de periode 1965-1967 happenings in Praag met de groep Aktuál en de persoon van Milan Knizak, waarbij incidentele contacten bestonden met de internationale Fluxusbeweging en met de Amsterdamse Provo's. Tsjechische jongeren die wegens hun sociale herkomst, gebrek aan opleiding of conflicten met het leerstelsel geen enkele kans kregen binnen het streng geregelde culturele leven, begonnen hun eigen bands te vormen, creëerden ‘buiten de corrupte wereld hun eigen onafhankelijke wereld’. Meest fameus was de groep ‘Plastic People’ die aan het begin van de jaren zeventig meestal illegaal optrad en waarvan de harde vervolging in de periode '74-'78 een van de aanleidingen vormde voor de oprichting van Charta-77.Ga naar eindnoot7.
Wereldwijde protestbewegingen als die in 1968 vonden enige echo in het Oostblok, met
name in Joegoslavië, waar de studenten in juni '68 in Belgrado de universiteit bezetten en zich tegen ‘de socialistische bureaucraten’ richtten. Tijdens de confrontaties in datzelfde jaar in Praag tussen de bevolking en de Russische troepen merkt een westerse journalist de stijlovereenkomst op: ‘Mensen gebruiken hippiemethodes - stoppen bloemen op helmen en in geweerlopen. Voor de Russen is dat absoluut uitzinnig...’Ga naar eindnoot8.
Even ‘uitzinnige’ methoden, nu gericht tegen ‘de eigen bezettingsmacht’, duiken zeven jaar later op in Wroclaw en andere steden waar de Poolse kabouters (Pomaranczowa Alternatywa/Oranje Alternatief) met carnavaleske straathappenings en ludieke graffitti de militaire dictatuur van Jaruzelski lachwekkend maken en weten te ontwapenen.Ga naar eindnoot9.
In een bijdrage uit 1989 voor de manifestatie ‘Europa Tegen de Stroom’ signaleert de jonge kunsthistoricus Mikhail Trofimenkov uit Leningrad de dichtersgroep ‘Neo-eklektika’, die zich enerzijds verbonden voelde met de hippiebeweging, de ideeën van de beweging van 1968 bestudeerde, zich vertrouwd maakte met teksten van Godard, Marcuse en Sontag en anderzijds zich tot het ‘postavantgardisme’ verklaart en gebruik maakt van methoden als collage en ‘ironische tautologie’. Trofimenkov verwijst voor de wortels van de ‘nieuwe tegencultuur’ naar het aan het eind van de jaren zeventig in exil geschreven en uitgekomen cultboek van dichter/schrijver Edward Limonov dat zich behoudens enkele terugblikken naar Charkov en Moskou afspeelt aan de zelfkant van New York. Als Russische banneling leert de schrijver de keerzijde van de vrijheid kennen. Het beeld dat daarmee ontstaat van de eeuwige rebel, de verwerper van ieder systeem die geen verschil ziet tussen de politieke structuren van ussr en usa, samen met in directe taal beschreven seksualiteit, zowel hetero als homo, sprak de jonge, in de tweede helft van de jaren vijftig geboren generatie sterk aan.Ga naar eindnoot10.
Culturele vrijruimtes worden, aan de vooravond van de Perestroika, gevonden door het maken van ‘jumbo exposities’ in voor sloop of renovatie bestemde huizen, waar de binnenmuren tot tijdelijke schilderijen worden. Huizenblokken worden gekraakt waar galeriëen, ateliers en alternatieve clubs ontstaan. Samizdat tijdschriften worden minder of niet meer vervolgd, betere technische middelen worden verworven. Veel ‘underground’ schrijvers vinden hun weg naar legale bladen, zoals het Letse tijdschrift Rodnik. Trofimenkov constateert: ‘Het is tegenwoordig in de Sovjetunie mogelijk om rustig in de nieuwe underground te leven met verwerping van zowel het conservatieve als het reformistische (Perestroika gezinde) establishment.’Ga naar eindnoot11.
Het beeld van eenzaam verzet dat de Russische schrijver Vladimir Bukovskij nog in 1977 van de samizdat schetst: ‘Men schrijft zelf, redigeert zelf, censureert zelf, geeft zelf uit, verspreidt zelf en zit ook zelf de straf ervoor uit’ is niet meer.Ga naar eindnoot12.
Op het eind van de jaren tachtig verandert in enkele Oostbloklanden het vervolginsgbeleid, met name in Hongarije en in de ddr. Nadat eerst door de staat gepoogd is iedere onafhankelijke uiting te verhinderen, te onderdrukken, wordt het hebben van al te veel politieke gevangenen, al te veel potentiële martelaren, een hinder. Druk van mensenrechtenorganisaties uit het Westen en gewenste economische contacten buiten het Oostblok spelen een rol. Langzamerhand verandert het beleid in de richting van het beperkt houden van de omvang van de onafhankelijke cultuur. Mensen worden niet meer gevangen gezet, maar apparatuur en drukwerk worden in beslag genomen, geldboetes uitgedeeld.
In de ddr kunnen zulke geldstraffen oplopen van vijfhonderd tot vijfduizend mark. Ze worden opgelegd niet enkel voor illegaal uitgeven, maar voor ieder weerstreven van de macht, zoals lange haren of een punkkapsel. Het geld werd in meerdere gevallen door loonbeslag door de staat geïnd waardoor mensen tot op het bestaansminimum teruggedreven werden.Ga naar eindnoot13.
In Hongarije vonden regelmatig huiszoekingen plaats bij personen die bekend stonden
als drukkers en verspreiders van samizdat. Werd een stencilmachine of andere vermenigvuldigingsapparatuur gevonden, dan werd hierop beslag gelegd, wat ertoe leidde dat teruggegrepen werd op de meer primitieve methode van het stencilraampje, eenvoudig te verbergen, gemakkelijk en goedkoop opnieuw te maken. Een samizdat uitgever die acht jaar lang via verschillende relaties tegen betaling op staatsbedrijven 's avonds en in het weekeinde illegaal zijn drukwerk liet verzorgen, werd in die periode slechts één keer op heterdaad betrapt. Dit op het moment van het ophalen van een kersverse oplage. Hij kreeg uiteindelijk een geldboete van vijfduizend forint en wist zijn activiteiten voort te zetten.Ga naar eindnoot14.
Ook in Tsjechoslowakije was de onderdrukking niet zo absoluut als vaak wel gedacht wordt. In dezelfde periode waarin de staatsveiligheidsdienst optreedt tegen de naar zijn mening te ver voerende culturele activiteiten van de (legale) organisatie Jazz Section Praag, wat leidt tot gevangenschap van een van de leden van deze organisatie, worden soortgelijke initiatieven getolereerd. Voorbeeld is het tijdschrift Revolver Revu, een radicaal cultureel en literair tijdschrift, waarvan de autoriteiten heel precies wisten wie het maakten en waar dat gebeurde. Over een periode van vijf jaar kunnen dertien dikke nummers (drie tot vierhonderd pagina's) verschijnen. Een periode waarin de gestencilde en gefotokopieerde oplage steeg van vijftig tot vijfhonderd exemplaren, waarbij aangenomen kan worden dat het lezerspubliek het tienvoudige hiervan bedroeg. Uitzonderlijk hoge oplagecijfers voor Tsjechoslowaakse samizdat waarvan het merendeel door middel van tikmachines met doorslagpapier in minuscule oplagen vermenigvuldigd werd. Uitgevers van een vergelijkbaar blad, Vokno, werden wel vervolgd, Revolver Revu niet. Op een gegeven moment brandde het huis waar tot dan toe het blad geproduceerd werd echter op onopgehelderde wijze af. Een gebeurtenis die volgens redactieleden van Revolver Revu op het conto van de staatsveiligheidsdienst bijgeschreven kan worden.Ga naar eindnoot15.
In Polen waren de ondergrondse uitgeverijen aan het eind van de jaren zeventig zo gegroeid dat ze een concurrerende factor voor de officiële gingen vormen, zowel inhoudelijk als kwantitatief. De staatsgreep van Jaruzelski in 1981, waarbij onder het toen geldende oorlogsrecht meer dan tweehonderd verdragen met tot dan toe legaal optredende auteurs opgezegd werden en de in die tijd ontstane boycotactie door intellectuelen van het regime, heeft deze ontwikkeling nog versterkt. In 1985 werd gesproken van vijfhonderd tot duizend onafhankelijke tijdschriften in Polen met oplagen van enige honderden tot meerdere tienduizenden exemplaren en een boekproduktie van enige honderden titels per jaar, waarbij de oplage soms tot dertigduizend exemplaren opliep.Ga naar eindnoot16. Dit alles ongeacht aanvankelijke gevaren van inbeslagname en meerjarige gevangenisstraffen. De omvang van deze illegale produktie betekende ook dat er een einde kwam aan de puurheid en het idealisme die bij samizdat uitgeven schenen te horen. Om de noodzakelijke materialen te krijgen moest een beroep op de zwarte markt gedaan worden en ontstonden vervlechtingen met meer commerciële belangen.
De situatie, in de jaren tachtig, in Joegoslavië wijkt af. Hoe beperkt ook, binnen de bestaande structuren, met name de culturele jongerenorganisaties, bestond al langer de mogelijkheid afwijkende meningen te verkondigen. Culturele centra ten behoeve van studenten in Ljubljana, Zagreb en Belgrado zijn omgevormd tot centra voor radicale avant-garde, die de vergelijking kunnen doorstaan met progressieve Westeuropese culturele centra. Censuur vindt in principe na het drukken van een publikatie plaats. Dit betekent dat in meerdere gevallen de staat onwelgevallige publikaties toch uitkomen en voordat ze door een gerechtelijk verbod getroffen worden al uitverkocht zijn. De steeds sterker wordende nationale tegenstellingen binnen de federatie hebben ook meer speelruimte gegeven aan oppositionele groeperingen. Onderdrukkingspogingen van zich onafhankelijk opstellende intel-
lectuelen, zoals bij de vervolging in 1986 van wat de ‘Zes van Belgrado’ genoemd werd, zijn mede hierdoor op een fiasco uitgelopen.
De ontwikkeling van het Sloweense tijdschrift Mladina is in dit verband tekenend. Opgericht in 1943 als jongerenblad van de communistische partij ontwikkelde het zich door de jaren heen totdat het in 1984 omgevormd werd tot een teenagerachtig ‘fanzine’ en de dan zieltogende oplage steeg tot een bescheiden zevenduizend exemplaren. De jonge flitsende journalisten beperkten zich echter niet tot het popgebeuren en het blad ontwikkelde zich tot een politiek oppositieblad dat in korte tijd razend populair werd. Na het onthullen van corruptie en samenzweringsschandalen in Slowenië steeg de oplage tot dertigduizend. Arrestatie van redactieleden lokte heftige protesten uit, deed de oplage nog verder stijgen tot zeventigduizend exemplaren en verleende het blad in de periode 1987-1988, ondanks taalverschillen, nationale betekenis. ‘Wij zijn de officiële pers en zij de alternatieve,’ was de stoertrotse uitspraak van Mladina-redacteuren op een congres in december 1988 in Bologna over alternatieve jongerencultuur in Zuid-Europa.
Aan de manifestatie in september 1989 van ‘Europa Tegen de Stroom’ namen driehonderdvijftig groepen uit eenentwintig landen deel. De nagestreefde pluriformiteit, een veelvoud aan meningen, was aanwezig, maar niet alle deelnemers en bezoekers waren daar gelukkig mee. De cultureel gerichten maakten het verwijt dat de bijeenkomst te politiek was, de politieken schamperden over het te culturele karakter van de manifestatie.
De aanwezige groepen uit het Oostblok, waarvan de meeste voor de eerste maal in het Westen waren, ondergingen vaak verbaasd de confrontatie met dat deel van de vertegenwoordigde Westeuropese groepen die radicaal links georiënteerd waren. Voor de Oost-Europeanen vertegenwoordigde die gedreven stellingname nu juist datgene waar zij zich van wilden bevrijden of wat zij op z'n minst probeerden te ontvluchten.
De Tsjechische filosoof Václav Benda gebruikte in 1978 het begrip ‘paralelnípolis’ voor structuren die onafhankelijk van de staatssfeer bestaan, zich aan zelfgemaakte maatstaven oriënteren en over eigen communicatiewegen beschikken.Ga naar eindnoot17. Onder de toenmalige omstandigheden in Tsjechoslowakije was dat misschien wel de enige keuze. Maar onder andere maatschappelijke verhoudingen kan het tot een benauwende gettovorming leiden. Dit geldt zowel voor West- als voor Oost-Europa.
Het zich op welke wijze dan ook afzonderen van de samenleving kan een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het vinden of beleven van andere mogelijkheden en waarden. Bij langdurige afzondering dreigen zulke verworvenheden weer verloren te gaan.
De prijs die voor maatschappelijke experimenten in Oost-Europa betaald is, was zo hoog dat er daar een grote angst voor ieder utopisch streven bestaat. De Russische samizdat schrijver Venedikt Jerofejev zegt ‘in alle eeuwigheid op deze aarde te willen leven, als ik eerst een klein hoekje te zien had gekregen waar niet altijd ruimte was voor grootse daden’.Ga naar eindnoot18. Zijn er dan andere keuzes dan deelnemen aan de heersende orde of zich afzonderen in de eigen subcultuur?
De idee van de manifestatie ‘Europa Tegen de Stroom’ was en is het periodiek naar buiten laten treden van andere mogelijkheden en gezichtspunten, de ‘Mainstream’ van de Europese samenlevingen te confronteren met alles wat zich maar ‘alternatief’, ‘onafhankelijk’ of ‘radicaal’ noemt, om inspirerend te werken opdat Europese eenheid niet verwordt tot Europese eenvormigheid.
- eindnoot1.
- Enkele cijfers van aantallen in de database opgenomen groepen (stand september 1989): België 357, Denemarken 29, Engeland 644, Frankrijk 335, Hongarije 39, Italië 358, Joegoslavië 52, Nederland 410, Noorwegen 17, Oostenrijk 83, Oost-Duitsland 11, Polen 51, Portugal 28, Sovjetunie 297 (geselecteerd uit een lijst met adressen van 600 groepen, in 1989 uitgegeven door de oppositionele vakbondsorganisatie smot), Spanje 206, Tsjechoslowakije 20, West-Duitsland 602, Zweden 36, Zwitserland 173 en IJsland 4.
Een selectie van 988 adressen, waarvan 600 met een korte beschrijving in het Engels, is uitgegeven door de Stichting ets in samenwerking met het id Archiv in het iisg.
- eindnoot2.
- Een verslag in het Engels en het Duits is in een bijzonder katern van het Westduitse tijdschrift Contraste, januari 1990 uitgekomen. Verkrijgbaar bij de Stichting Europa Tegen de Stroom, Jodenbreestraat 24, 1011 nk Amsterdam.
- eindnoot3.
- Zie voor een uitgebreide beschrijving Helmut Volpers Alternative Kleinverlage in der Bundesrepublik Deutschland, Göttingen 1986.
- eindnoot4.
- Gegevens verkregen via het id-Archief im iisg, Amsterdam/Frankfurt.
- eindnoot5.
- Citaat ontleend aan A Magyar szamizdat 5 éve/Bibliography of Hungarian printed political samizdat in november 1985 door Gábor Demszky en László Rajk in Boedapest ter gelegenheid van het Cultureel Forum uitgegeven.
- eindnoot6.
- Te zien waren o.m. uitgaven van Wydawnictwo abc uit Krakow.
- eindnoot7.
- Ontleend aan een oorspronkelijk in 1975 in samizdat verschenen tekst van I. Jirous, leider van de rockgroep Plastic People, gepubliceerd in Index on censorship, Londen, nr. 1 1983.
- eindnoot8.
- In The imagination of the New Left: a global analysis of 1968 door George Katsiaficas, Boston 1987.
- eindnoot9.
- In 1989 verscheen hierover de verfrissende documentaire film Major van de Poolse cineaste Maria Zmarz-Koczanowicz. Deze werd onlangs op het ‘Frisse wind uit Warschau’-festival in het Desmettheater in Amsterdam vertoond.
- eindnoot10.
- Edward Limonov, Eto ja-Editsjka, New York 1979. In Nederlandse vertaling verschenen onder de titel De Russsische dichter houdt van grote negers, Amsterdam 1981.
- eindnoot11.
- Contraste, januari 1990, zie noot 2.
- eindnoot12.
- Uit I vozvrascaetsja veter, in het Nederlands verschenen onder de titel Kasteel tussen vier muren, Utrecht 1979.
- eindnoot13.
- Ontleend aan eigen interview met een lid van de groep Wolfpelz uit Dresden, april 1990.
- eindnoot14.
- Ontleend aan gesprekken en een eigen interview met de uitgeverij Aramlat in januari 1989 en in mei 1990.
- eindnoot15.
- Ontleend aan eigen interview met een redactielid van Revolver Revu, mei 1990.
- eindnoot16.
- Ontleend aan Dorota Leszczynska en Reinhold Vetter, ‘Die unabhängige kulturelle Bewegung in Polen’, verschenen in Osteuropa-Info nr. 64, Berlin (West) 1985.
- eindnoot17.
- Met een schrijfmachine vermenigvuldigd manuscript, aangehaald in Auf der Suche nach Autonomie - Kultur und Gesellschaft in Osteuropa, D. Beyrau en W. Eichwede (Hh.), Bremen 1987.
- eindnoot18.
- Moskva = Petushki (1969), Moscow Circles (Benedict Erofeev) in de Engelse vertaling, Londen 1981. Nederlandse vertaling Moskou op sterk water, Amsterdam 1979.