opend. Men hoopt samen een nieuw cultuurbeleid te formuleren. Want ook inzake kunst en cultuur ervaart men een kloof tussen de oude idealen en de huidige situatie. Of de dialoog iets oplevert is onzeker. De breuk loopt niet zozeer tussen de sociaal-democraten en de gevestigde kunstenaars en kunstbemiddelaars die nu op initiatief van K.L. Poll zijn uitgenodigd, maar tussen de huidige gesprekspartners en de jongste generatie.
Op 21 februari j.l. had De Groene Amsterdammer als kop: ‘“Kunst en politiek? Dat nooit!” Jonge kunstenaars over de wilde plannen van Hedy d'Ancona.’ Max Arian en Jacqueline Oskamp deden verslag van een debat tussen vijf jonge kunstenaars: beeldend kunstenaar Babeth van Loo, acteur Rik Launspach, componist Boudewijn Tarenskeen, dichter K. Michel en filmer Peter Delpeut. Men verzette zich tegen de bureaucratie en de ongelijksoortige behandeling van de gevestigde instituties en het experiment. Maar er was ook onvrede over het socialistische cultuurconcept. Delpeut formuleerde het als volgt: ‘Het is een principiële kwestie. Wat is kunst? In kunst wordt het individu teruggeworpen op zijn eigen verantwoordelijkheid, het gaat om het persoonlijke, individuele genot. Waar gaat het in de politiek om? Altijd om verantwoordelijkheid voor de anderen. Van rechts tot links in de Nederlandse parlementaire democratie zijn we het erover eens dat de politiek niet met het genot weet om te gaan, dat is het gebied waar de politiek geen enkele invloed op kan hebben. Het zijn twee zaken die ver van elkaar af staan. De politiek moet zorgen dat er geld wordt gestrooid in de richting van de kunst, maar verder moet zij zich niet met de kunst bemoeien.’ Op de tegenwerping ‘Is dat zo een absolute tegenstelling? Zou iemand het niet als verantwoordelijkheid kunnen zien dat anderen net als hij van kunst kunnen genieten?’ reageerde hij: ‘Dat is nu precies die oude sociaaldemocratische gedachtengang en daarom heb ik ook liever niet een sociaal-democraat op cultuur, omdat ik bang ben voor die bevoogding, dat patriarchale. Roland Barthes heeft ooit gezegd: het socialisme vergeet altijd de sigaren van Marx en Brecht. Ze weten niet met genot om te gaan, ze weten niet dat kennis ook met genot te maken heeft, nee, er moet voor hen altijd een soort van educatieve bodem onder kunst liggen.’
Een ander interview was op 17 maart op de televisie te zien. De ambiance was ‘ook ncrv’, de interviewer Ursul de Geer, de gast minister d'Ancona, en twee maal liet ze merken waar het haar om te doen was als minister van Cultuur:
‘Is lezen links?’
‘Nee, zo ver zou ik niet willen gaan. Het is misschien wel zo dat in de oude sociaaldemocratie - Van Dis zei het ook nog ergens in de krant - er altijd aangemoedigd is dat de mensen - álle mensen, niet alleen de elite - in staat gesteld zouden worden om zich met cultuur bezit te houden. En hij zei dan ook: “Dat oude ideaal van het verheffen van de mensen door middel van lezen van mooie boeken, dat spreekt mij nog steeds zeer aan, dat ontroert mij een beetje”, zei hij.’
‘... want u vindt dat de mensen zich nog niet genoeg verheven hebben?’
‘Nee, ik zeg nu wat Van Dis zei.’
‘En wat vindt u zelf?’
‘Nou, ik heb er misschien niet zulke mooie gedachten bij en ik kan ze niet zo mooi verwoorden maar ik vind wel dat - of het nou gaat om het lezen van mooie boeken of het bezoeken van musea, het gaan naar toneel, het luisteren naar muziek... ik zou het werkelijk als een belangrijk onderdeel van mijn beleid beschouwen als ik erin zou slagen om meer en meer mensen daarvan kennis te laten nemen en ze ervoor te enthousiasmeren.’
En als besluit van het interview:
‘Ik heb altijd gedacht: de uitzonderlijke situatie en de voordelen die ik in het leven heb, ik wil dat meer mensen daarvan genieten. Als ik een vrouw die door de toevallige omstandigheid dat ze een moeder had die zei “ga studeren” en een man die het normaal vond dat je ging werken... Ik zou inderdaad niet willen zeggen: “We moeten het allemaal even slecht