De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 431]
| |
Abram de Swaan
| |
[pagina 432]
| |
Het Nederlands gedijt. En de veranderingen zullen niet van binnen het eigen taalgebied komen, maar van buiten. Want zoals de Nederlandse economie door bankverkeer en handel is opgenomen in een wereldeconomie en de Nederlandse staat via buitenlandse betrekkingen gekoppeld is aan de wereldpolitiek, zo is ook het Nederlands, door vertaling en veeltaligheid, deel van een wereldtalenstelsel. Wat zich in dat wereldtalenstelsel voltrekt en vooral wat zich afspeelt binnen het Europese segment van dat stelsel, dat bepaalt op den duur of Nederlanders het Nederlands als eerste taal zullen blijven spreken en of daarnaast misschien een andere taal algemeen in zwang komt. | |
Het wereldtalenstelselIn de wereld worden rond de 5000 talen gesproken, veruit de meeste daarvan zijn echter niet of nauwelijks op schrift gesteld en worden maar door enige honderden of duizenden mensen gebruikt. Slechts een duizendtal talen heeft elk minstens tienduizend sprekers. Krap tweehonderd talen worden door meer dan een miljoen mensen gesproken. Nog geen zestig talen hebben ieder minstens tien miljoen sprekers. En een tiental talen wordt elk door meer dan honderd miljoen mensen gesproken.Ga naar eindnoot4. Er is één taal die een miljard sprekers heeft. Dat is het Chinees.Ga naar eindnoot5. Een tweede taal wordt door minstens 350 miljoen mensen als moedertaal gesproken, en bovendien als tweede taal door honderden miljoenen meer: dat is het Engels.Ga naar eindnoot6. Spaans, Hindi, Arabisch, Bengaals, Russisch, Portugees, Japans en Duits worden elk gesproken door een kwart miljard tot honderd miljoen mensen en vele miljoenen spreken die talen als tweede taal (ook Maleis en Frans leiden elk een tweede leven als ‘officiële taal’ van zo'n honderdvijftig miljoen mensen). Al deze cijfers zijn omstreden. Arabieren en Chinezen spreken niet allemaal hetzelfde Arabisch of Chinees en ook al is de geschreven versie van die talen uniform voor het gehele taalgebied, veel mensen kunnen helemaal niet lezen en de spreektalen verschillen over grote afstand vaak zozeer dat ze onderling volstrekt onbegrijpelijk zijn.Ga naar eindnoot7. Statistieken over de verbreiding van talen zijn schaars en notoir onbetrouwbaar: de ondervraagden verzwijgen hun kennis van de streektaal en laten zich voorstaan op vaardigheid in de standaardtaal als ze menen dat de enquêterende ambtenaar dat waardeert of ze geven juist hoog op van hun trouw aan het plaatselijk idioom als dat hun ideologisch van pas komt;Ga naar eindnoot8. regeringen manipuleren met de enquête-resultaten of ontkennen eenvoudig het bestaan van afwijkende talen.Ga naar eindnoot9. Maar ook voor onderzoekers te goeder trouw is het moeilijk om vast te stellen in hoeverre spraakvormen onderling verschillen en in welke mate ze onderling al dan niet verstaanbaar zijn, en ook, in welke mate mensen een - later geleerde - taal in feite beheersen. De helft van de inwoners van de Sowjetunie spreekt het Russisch als eerste taal, maar het is ook de officiële taal voor de honderddertig miljoen burgers die van huis uit een andere taal spreken. Of onder die nationaliteiten het Russisch inderdaad gemeengoed is en hoe het met de taalvaardigheid is gesteld, was tot nog toe niet te achterhalen.Ga naar eindnoot10. Maar desondanks bieden de beschikbare gegevens tesamen toch een samenhangend beeld van het wereldtalenstelsel. Allereerst blijkt dat men met een tiental talen bij drie vijfde van de gehele mensheid terecht kan. Als het gaat om ‘officiële talen’, wordt zelfs vier vijfde van alle mensen bestuurd met een tiental talen.Ga naar eindnoot11. Op de scholen, in de regeringskantoren, in de kranten en vooral op radio en televisie worden die eenheidstalen voortdurend uitgedragen en het is aannemelijk dat het aantal mensen dat zich daarin verstaanbaar kan maken voortdurend toeneemt,Ga naar eindnoot12. terwijl anderzijds mensen die naar de stad trekken en deel krijgen aan het moderne leven hun streek- en stamtalen, die slechts in beperkte kring worden gesproken, minder intens gaan gebruiken, verwaarlozen en vergeten, zodat die talen bij gebrek aan sprekers allengs uitsterven.Ga naar eindnoot13. Talen ontlenen hun belang binnen een ta- | |
[pagina 433]
| |
lenstelsel aan het aantal sprekers, aan de verscheidenheid van contexten waarin ze worden gebruikt,Ga naar eindnoot14. maar ook aan hun strategische positie binnen dat stelsel: Wanneer de verschillende talen in dat stelsel onderling onbegrijpelijk zijn, maar wanneer in elke taalgroep de tweetaligen dezelfde tweede taal spreken, dan verkeert die laatste taal in een bijzondere positie. Ze kan dienen om tussen al die talen te vertalen. Die taal is dus centraal en wordt alleen al daarom nog weer aantrekkelijker als tweede taal.Ga naar eindnoot15. Dat is sinds eeuwen de positie van het Engels temidden van de streektalen in de ‘Gaelic fringe’, of van het Frans (langue d'oil) temidden van het Occitaans, Catalaans, Baskisch, Bretons, Nederlands, Duits en Italiaans dat op het grondgebied gesproken werd. Met die uitgangspositie kon de centrale taal in verplicht lager onderwijs worden uitgedragen als de nationale taal die ten lange leste voor vrijwel alle burgers de eerste taal en tenslotte ook vrijwel de enige werd. Chinees (Putonghua) en Hindi worden niet alleen als eerste taal gesproken door honderden miljoenen, ze dienen ook als voertaal voor nog eens honderden miljoenen die een andere moedertaal hebben. Russisch en Arabisch zijn bij uitstek centrale talen die als lingua franca dienen tussen de nationale talen in de SowjetunieGa naar eindnoot16. en, respectievelijk, het Midden-Oosten. Maar buiten het eigen gebied worden al deze grote talen ternauwernood gesproken en houdt hun werking op. Het wereldtalenstelsel ontleent zijn mondiale samenhang dan ook aan een taal die niet alleen door een zeer groot aantal mensen gesproken wordt, maar die bovendien wijd verbreid is als tweede taal onder de sprekers van andere centrale talen en dus als wereldwijde voertaal dienen kan. Het Engels is niet alleen de taal geworden en gebleven van de volksplantingen in Noord-Amerika en Australië, maar bleef ook na de onafhankelijkheid de centrale taal van de bestuurskolonies in Azië en Afrika. Door de Amerikaanse hegemonie werd het ook meer en meer de taal van internationale diplomatie, handel, verkeer, wetenschap, techniek, en amusement. En omdat het voor zoveel mensen in zoveel landen met zoveel talen al de eerste tweede taal was, werd het Engels steeds vaker als tweede taal gekozen, ook in de voormalige koloniën.Ga naar eindnoot17. Het Nederlands daarentegen werd in Indonesië kort na de onafhankelijkheid afgeschaft en de Republiek koos voor het Maleis als officiële taal, omdat groepsjaloezie het Javaans, de grootste taal van de archipel, uitsloot als nationale taal. Zelfs officiële buitenlandse taal mocht het Nederlands niet blijven, dat werd het Engels, ook al omdat het meer courant was in de buurlanden en in de rest van de wereld.Ga naar eindnoot18. Het Engels en in mindere mate het Frans handhaafden zich in de voormalige koloniën ook bij gebrek aan eensgezindheid over een alternatief. Vrijwel al die nieuwe staten omvatten verscheidene taalgemeenschappen en de koloniale bestuurstaal was de enige die door elites uit alle minderheden als tweede taal gesproken werd en die dus dadelijk als centrale taal fungeren kon. Bovendien gunde geen enkele bevolkingsgroep een andere dat haar taal de nationale taal zou worden en onder deze jaloerse verhoudingen bleef de koloniale taal vaak bij gebrek aan beter de officiële taal. Langzamerhand tekent zich een wereldtalenstelsel af waarin vrijwel de gehele mensheid is verdeeld over een vijftig à honderd talen; tien grote, centrale talen dienen twee derde van de mensheid als moedertaal en vier vijfde als voertaal; die talen functioneren elk binnen een segment van het stelsel dat in zijn geheel bijeengehouden wordt door een mondiale taal, het Engels, dat centraal is voor de centrale talen. Het Nederlands hoort in dit stelsel tot ‘the world's major languages’:Ga naar eindnoot19. alleen al naar het aantal sprekers, een kleine twintig miljoen, komt het op de 35e à 40e plaats op de wereldranglijst.Ga naar eindnoot20. Maar zouden ook andere factoren meetellen, bijvoorbeeld het aantal mensen dat de taal ook lezen en schrijven kan, de oplage van de kranten of de omvang van de boekproduktie, de zendtijd van programma's in de eigen taal op radio en televisie en het aantal ontvangers, dan zou het Nederlands nog hoger uitkomen.Ga naar eindnoot21. | |
[pagina 434]
| |
Het Nederlands is nog de officiële taal in Suriname en op de Antillen, maar functioneert daar voor een paar honderdduizend mensen naast inheemse Creoolse talen als Sranan en Papiamento en naast internationale voertalen als Engels en Spaans. Als tweede taal wordt het Nederlands verder nauwelijks gesproken, behalve in Wallonië waar het op de lagere school vanaf de vierde klas en op de middelbare school een verplicht vak is.Ga naar eindnoot22. Verder is het onderwijs in het Nederlands als vreemde taal een zeldzaamheid en is de belangstelling navenant. Hoewel het Nederlands binnen een betrekkelijk grote gemeenschap als eerste taal functioneert, heeft het als voertaal, als intermediair tussen andere talen, nauwelijks betekenis. Het heeft de historie ook niet mee gehad: New York kwijtgeraakt en Suriname behouden; de greep verloren op de volksplanting in de zuidpunt van Afrika waardoor het Afrikaans van het Nederlands vervreemdde. Ook in Indonesië verdween het Nederlands. Steeds weer heeft in een stille taalstrijd het Nederlands als voertaal verloren van het Engels. Maar het Engels heeft ook machtiger rivalen zoals het Frans overvleugeld in Canada, Afrika en Zuidoost-Azië en in diplomatie en internationale organisaties.Ga naar eindnoot23. | |
Het Europese talenstelselIn Europa hebben zich in de loop van eeuwen de staten aan en tegen elkaar gevormd: Spanje, Frankrijk, Engeland, Rusland, Duitsland, Italië. In elk rijk was er één taal die geleidelijk de streektalen verdrong en zich uiteindelijk verbreidde over het gehele grondgebied. Dat was de hoftaal, die eerst werd overgenomen door plaatselijke elites en pas veel later ook de algemene voertaal werd. Lange tijd fungeerde de centrale taal, de hoftaal, als een lingua franca voor het interlokaal verkeer: in elke regio werd een streektaal gesproken die verderop niet of nauwelijks werd verstaan, maar in iedere streek waren ook mensen die de centrale taal kenden en die dus als bemiddelaars tussen de plaatselijke gemeenschap en het nationale centrum konden optreden. Pas in een latere fase en met veel conflict werden deze regionale talen verdreven en leerden alle ingezetenen de nationale taal, eerst nog als een tweede taal, nog later als hun eerste en tenslotte hun enige taal: de streektalen raakten de een na de ander in onbruik.Ga naar eindnoot24. Die ontwikkeling werd vanwege de centrale staat bevorderd door algemeen volksonderwijs, door de uitdijende bureaucratie en in het rechtssysteem. In een integrerend Europa verkeren de nationale talen in een positie die in vele opzichten te vergelijken is met die van de regionale talen gedurende de periode van nationale staatsvorming. In elk afzonderlijk land wordt een taal gesproken die in het buurland nauwelijks gangbaar is, maar anders dan in de periode van nationale taalunificatie is er in het huidige Europa niet één lingua franca die alle taalgemeenschappen verbindt. De belangrijkste tweede taal op het Europese continent wordt daar zelfs helemaal niet als eerste taal gesproken: het Engels is op het vasteland de eerste tweede taal, maar nergens de eerste, nooit de alledaagse spreektaal. In Europa overheerst niet een enkele taal, zoals in andere werelddelen. Europa is dan ook nooit voor langere tijd onder één heerschappij gebracht die een eenheidstaal had kunnen opleggen. De Europese talen zijn weerbarstiger, minder doordringbaar voor vreemde invloed dan de veelal gesproken talen en volkstalen van andere continenten. Ze zijn robuuster, verhard gedurende het eeuwenlange proces van staatsvorming en door het algemeen onderwijs in de standaardtaal.Ga naar eindnoot25. Die standaardtaal verscherpte het onderscheid met andere naties en versterkte de binnenlandse eenheid tegen de streektalen in. Alfabetisering, taalonderwijs en de invoering van de drukpers droegen allemaal bij tot een verharding van de taal: ‘De drukpers conserveerde, codificeerde en creëerde zelfs sommige volkstalen. Nadat ze de taalmuren tussen de verschillende groepen hadden verstevigd, egaliseerden de drukkers alles wat zich tussen die muren bevond, en | |
[pagina 435]
| |
drongen zo de provinciale dialecten in een nieuwe, perifere rol.’ Met de boekdrukkunst kwam een eind aan het vrijelijk vervloeien van talen.Ga naar eindnoot26. In de moderne staten van Europa werden taalopzieners aangesteld en zelfs academies gesticht om de taalgrenzen te bewaken en de regels te handhaven. En meer en meer werden minderheidstalen of tweetalige volksgroepen gezien als een anomalie. Anders dan in Afrika en Azië leren mensen in Europa een tweede taal niet in de werkplaats en op de markt, maar in de klas. Daar leren de scholieren voor elk woord in de ene taal het equivalent in de andere taal en houden die talen scherp gescheiden. Mensen met verschillende talen die spontaan proberen zich met elkaar te verstaan zoeken uit elke taal de woorden die hun het beste uitkomen. Zo kunnen mengtalen ontstaan, ‘pidgins’, die dan voor nieuwe generaties een moedertaal, een ‘creools’ kunnen worden.Ga naar eindnoot27. In het formeel onderricht blijft die taalvermenging uit. Door de grote uitbreiding van het onderwijs in Europa is de kennis van vreemde talen enorm toegenomen, maar die talen blijven, robuust als ze zijn, duidelijk van elkaar onderscheiden, komen elkaar niet nader en brengen geen mengtalen voort. De taalverschillen in Europa worden alleen overbrugd door vertaling en tweetaligheid. Werd het Europese talenstelsel in de Middeleeuwen bijeengehouden door het Latijn als lingua franca tussen talloze in elkaar verglijdende volkstalen en dialecten, in het moderne Europa verstonden de elites uit verschillende taalgebieden zich met elkaar in de talen van de meest vooraanstaande hoven; het Frans was het meest invloedrijk en werd in hofkringen en grootburgerlijke milieus ook gesproken wanneer er geen taalverschil te overbruggen viel, als een exclusieve taal, om het onderscheid met mindere standen te markeren. Het Frans was ook de taal van de diplomatie, maar in de loop van de negentiende eeuw wonnen Duits en Engels aan belang als talen van handel en wetenschap. De Tweede Wereldoorlog vormde een cesuur, het Duits raakte in diskrediet, het Russisch won aan kracht in Oost-Europa.Ga naar eindnoot28. In West-Europa werd het Engels de belangrijkste vreemde taal. In deze constellatie werd in 1958 door de nieuwe Europese Economische Gemeenschap bepaald dat de officiële talen van alle lidstaten op gelijke voet gemeenschapstalen zouden zijn. Frans, Duits, Italiaans en Nederlands werden bij latere uitbreidingen aangevuld met Engels, Deens, Portugees, Spaans en Grieks. In feite bestond binnen de Gemeenschap aanvankelijk een overwicht van het Frans dat in de Kolen en Staal Gemeenschap nog de enige officiële taal geweest was. De organen van de Gemeenschap zetelen in drie steden die alledrie Franstalig zijn en van de twaalfduizend ambtenaren zijn er vijfduizend Franssprekend.Ga naar eindnoot29. Toch dringt ook hier het Engels langzaam maar zeker op. In het Europees Parlement is het al de meest gesproken taal en als taal van ambtelijk overleg wint het gestaag aan belang. Kennelijk heeft de Gemeenschap de taalkwestie willen omzeilen door bij voorbaat alle talen gelijk te bejegenen. Het was ook onwaarschijnlijk geweest dat de politieke discussie geleid zou hebben tot de uitverkiezing van één der landstalen tot enige officiële Europese taal en het zou moeilijk te verteren zijn geweest als het overleg geresulteerd had in de uitsluiting van sommige landstalen uit het gemeenschapsverkeer. Dezelfde jaloerse verhoudingen die in Afrika en Azië de instelling van een nationale taal vrijwel overal verhinderd hebben, maken het ook in Europa onmogelijk een gemeenschapstaal te kiezen. In de voormalige koloniën vielen de machthebbers als vanzelf terug op de oude koloniale bestuurstaal, in Europa doet die optie zich niet voor. Maar toch doen de krachtsverhoudingen tussen de talen zich ondanks de formele gelijkberechtiging gelden: ambtenaren zullen in hun besloten overleg de talen hanteren die het meest courant zijn in hun kring en die het meeste aanzien hebben, vooral Frans en Engels, en | |
[pagina 436]
| |
Parlementsleden zullen terwille van het eigen thuisfront de nationale taal spreken, maar als ze zich tot een breder Europees publiek richten opteren voor Engels of Frans. Ook in een bredere context dan de Europese Gemeenschap zijn Engels en Frans de belangrijkste voertalen in Europa. Het Russisch zal niet aan aanhang winnen in Oost-Europa, het Engels of het Duits waarschijnlijk wel. Noord-Europa is overwegend op het Engels georiënteerd. Spanje, Portugal en Italië richten zich meer op het Frans, maar ook daar is onder jongere generaties de genegenheid voor de Engelstalige cultuur (de Amerikaanse dus) gegroeid. Per saldo is in Europa over de hele linie het Engels aan de winnende hand.Ga naar eindnoot30. De algemene verwachting dat het Engels de centrale taal zal worden in een Europese bloemfiguratie bevestigt zichzelf. Maar wat tot voor kort bijna een zekerheid scheen is onverwacht een veel minder stellige prognose geworden: met het wegvallen van de scheidsmuren tussen Oost- en West-Europa en met een Duitse eenwording in het vooruitzicht wordt het Duitse taalgebied in alle opzichten centraler en zou het Duits de opmars van het Engels in Europa kunnen blokkeren.Ga naar eindnoot31.
Ongeacht welke talen in het Europees verkeer zullen overheersen, voor binnenlands gebruik houden de nationale talen stand zolang in elk land een volledig staatsapparaat blijft bestaan dat een compleet onderwijsstelsel gaande houdt waarbinnen het onderricht gegeven wordt in de landstaal in standaardversie. Als staatstalen zijn de Europese landstalen te robuust om zich in het eigen taalgebied door welke rivaal dan ook te laten verdringen. Niet één taal kan de enige officiële taal van Europa worden, de landstalen zullen ook niet vanzelf oplossen in een centrale taal of worden opgegeven voor een gemeenschapstaal. De verhoudingen kunnen dus alleen maar veranderen door het onderwijs in vreemde talen. Dat is deels een kwestie van nationaal onderwijsbeleid en voor een deel hangt het af van de keuzes van individuele scholieren. De voorkeuren van twaalf- tot achttienjarigen tenderen naar het Engels, niet alleen vanwege de carrière-kansen maar ook omdat het makkelijker lijkt en omdat het de taal is van het internationaal amusement. Ook in deze concurrentiestrijd is het Engels in het voordeel en alweer zonder al te veel eigen inzet of opzet. De Fransen daarentegen voeren in Europa en daarbuiten actief propaganda voor de eigen taal.Ga naar eindnoot32. De Engelsen incasseren de voordelen van een toenemende populariteit.
Het Europese talenstelsel bestaat dus uit een twintigtal landstalen, op schrift gesteld, elk door miljoenen dagelijks gesproken in alle situaties, onderwezen in het schoolsysteem en van staatswege beschermd. Een aantal streektalen vervult een perifere rol binnen de nationale talenstelsels. Geen officiële taal verbindt alle nationale segmenten van het stelsel, en geen taal functioneert als tweede taal van alle nationale elites, als centrale taal van het stelsel dus. Een aantal talen fungeert de facto als voertaal: in Oost-Europa Russisch, Duits en Engels, in West-Europa van oudsher Frans en Duits en meer en meer het Engels. Die talen, en in mindere mate ook het Spaans, worden als tweede taal op school onderwezen. Daarbij heeft in het Westen het Engels alom de voorkeur. Onder die omstandigheden spreekt men in Nederland en Vlaanderen Nederlands. Die taal zal niet verdrongen worden door welke Europese of mondiale taal dan ook. Het toenemend gebruik van vreemde talen en van het Engels met name zal het Nederlands ook niet aantasten, daar is het als landstaal al te robuust voor, door formeel onderwijs, door schriftelijke verbreiding, door academische bewaking en door verbreiding van de standaard in de massa-media. Een Nederlands-Engelse mengtaal komt er evenmin. En ‘stone coal English’ verdwijnt naarmate meer mensen beter Engels leren. Nederlanders gebruiken weliswaar graag Engelse leenwoorden, maar die veranderen niets aan de aard of | |
[pagina 437]
| |
structuur van het Nederlands, breiden alleen de woordenschat uit en verrijken die soms. Steeds meer Nederlanders willen en kunnen Engels spreken en in een aantal situaties wordt Engels ook in Nederland de gebruikstaal: in ontmoetingen met buitenlanders, maar ook voor internationale wetenschappelijke publikaties, voor zakelijke en technische rapporten, en in werkverhoudingen met een sterk internationaal karakter. Belangrijker nog, een heel groot deel van de wetenschappelijke lectuur is Engelstalig, en in het universitair onderzoek en onderwijs wordt Engels een omgangstaal. Nederland wordt in toenemende mate een meertalig land, een groot deel van de inwoners spreekt naast Nederlands ook Engels (een klein deel bovendien Fries, Sranan, Papiamento, Turks of Marokkaans). In Nederland zal geleidelijk een ‘diglossie’ ontstaan, waarbij de ene taal wordt aangewend voor alledaags gebruik, maar ook in het ambtelijk contact, en de andere taal dient voor wetenschap, techniek, internationale handel en verkeer, toerisme en amusement. Maar omgekeerd leert bijna niemand ter wereld Nederlands. De Engelstaligen genieten het voordeel dat ze zonder ooit een tweede taal te hoeven leren met steeds meer mensen in de wereld kunnen communiceren.Ga naar eindnoot33. Alle andere mensen moeten eerst Engels leren om in dat gigantisch voordeel te kunnen delen. Vrijwel niemand buiten het Nederlands taalgebied kan kennis nemen van wat in het Nederlands gezegd en geschreven wordt en weinigen talen daar ook naar. Ook daarin zijn de verhoudingen ongelijk, want veel Nederlanders kunnen wel volgen wat zich in de Engelstalige wereld afspeelt. De onbekendheid van het Nederlandse buiten Nederland maakt Nederlanders in het buitenland minder. Daar is heel weinig aan te veranderen, dat is het lot van de meeste naties. Maar het weinige wat er aan te doen is loont de moeite. Het ligt voor de hand om een keuze uit de klassieke en actuele Nederlandse literatuur in vertaling toegankelijk te maken voor een buitenlands publiek. Dat is wel het minste. Door vertaling en tweetaligheid is de Nederlandse samenleving gekoppeld in het Europese en mondiale talenstelsel. Onderwijs in vreemde talen, vooral in het Engels, en vertaling, vooral naar het Engels, vormen dus een nationaal belang. En op den duur zal dat misschien ook gelden voor het Duits. Nederlanders die zich tegenover buitenlanders noodgedwongen moeten uitdrukken in een vreemde taal lijken net iets trager, net iets dommer dan ze zijn. Academici en zakenmensen zijn dus gebaat bij taalonderwijs voor gevorderden en moeten leren hun geschriften in geacheveerd Engels te stellen. Het Engels raakt in Nederland als tweede taal algemeen verbreid en de Nederlanders worden ook vaardiger in het Engels. Daarmee wordt de Nederlandse cultuur steeds meer doordringbaar voor de Engelstalige en moet het Nederlands cultureel fabrikaat dus ook steeds meer opboksen tegen de buitenlandse produktie. Het Nederlands heeft gefungeerd als een culturele protectie die buitenlandse concurrentie kon weren. Zoals met de afschaffing van de tolgrenzen de vrijhandel is ingesteld, zo wordt door het verdwijnen van de taalgrenzen het cultureel verkeer van belemmeringen bevrijd. Heeft het Nederlands cultuurgoed niet een beetje bescherming nodig? Misschien wel. Maar het mist dat al sinds jaar en dag. Buitenlandse cultuuruitingen komen vrij en onbelemmerd Nederland binnen, in het Engels, in vertaling of met ondertitels. Het zijn de Nederlandstalige werken die maar zo moeilijk naar buiten kunnen komen. Er bestaat sinds lang vrij verkeer, in één richting. De protectie werkt de andere kant op en beschermt de Engelstaligen tegen buitenlandse cultuurgoederen, de Nederlandse incluis.Ga naar eindnoot34. Vandaar het belang van tweede-taalonderwijs en vertaling op het hoogste niveau: verbreiding van het Engels of een andere vreemde taal dient niet alleen de receptie van buitenlandse cultuur in Nederland, maar kan ook helpen Nederlandse voortbrengselen buiten de grenzen uit te dragen. |
|