Kroniek & kritiek
Intellectueel leven
Paul Claes
Hollands provincialisme
‘Nog nooit een Frans boek gelezen, laat staan een Franse bundel. Meer tijd besteed aan het zien en interpreteren van tientallen Derrick's dan aan het lezen van Goethe. Niet schoolgegaan met Shakespeare, maar met kranteartikelen over sociale kwesties als pollution en hooliganism. Nooit in Spanje geweest. Kennis van het Italiaans voldoende om in een Italiaanse krant zonder moeite de voetbaluitslagen te kunnen lezen. Daarna nog wat gerommeld met vertalingen, bloemlezingen en veel van horen zeggen, in de futiele hoop “een achterstand in te halen”. Op grond van beweringen van kenners nog half geloofd dat de Nederlandse poëzie in het buitenland helemaal geen slecht figuur zou slaan, maar het nooit geverifieerd.’
Zo begon een van Nederlands meest gereputeerde poëziecritici onlangs een recensie. Waarover die recensie ging? Over de bundel Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren: een vertaling van honderd Westeuropese gedichten door Peter Verstegen.
U dacht dat de criticus zich na deze beschamende verklaring onbekwaam zou verklaren om een dergelijk polyglottisch boek te bespreken? Dan hebt u het mis, want hij trekt kloek vijf kolommen uit om het vertaalwerk van Verstegen op zijn merites te beoordelen. Puur provincialisme: geen talen kennen en zich daarop beroemen; cultureel analfabeet zijn, maar wel over vertalingen willen meespreken; geen vreemde poëzie lezen en toch denken dat je op die manier een goed oordeel kunt hebben over de eigen literatuur; Nederland en zijn literatuur het centrum van de wereld vinden op het ogenblik dat Europa bezig is ons vaderland te worden en de wereld al lang ons enig vaderland had moeten zijn.
Het gaat mij niet om de persoon van die criticus (zijn stuk staat in het Cultureel Supplement van het nrc Handelsblad de dato 2 maart 1990), die wel eens een aardige poëzierecensie schrijft, maar om het oerhollandse van zijn houding. Zelf zinspeelt hij op de vaker gehoorde kreet dat de Nederlandse poëzie de beste van de wereld zou zijn. Varianten daarop zijn de overtuiging dat er nergens zulke geweldige columns worden geschreven als in Holland, of dat Vestdijk, als hij een buitenlander was geweest, van wereldformaat zou blijken te zijn. De mensen die dat zeggen, blijken dan nog nooit een Frans, laat staan een Russisch gedicht te hebben gelezen, nog nooit van de columns van Umberto Eco of van Roland Barthes (een van de modellen van Rudy Kousbroek) te hebben gehoord, en nog nooit de moeite te hebben gedaan om Meneer Visser's hellevaart naast de Ulysses van James Joyce te leggen (waarbij de Nederlander als een vulgaire pasticheur door de mand valt).
Wat de Nederlandse literatuur werkelijk betekent in Europees perspectief, wordt duidelijk als we weten dat in de door de Presses Universitaires de France geplande internationale literatuurencyclopedie, de Dictionnaire universel