De Gids. Jaargang 153
(1990)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| ||||||||||||
Jan Gielkens
| ||||||||||||
1940De 1 Mei van 1940, tien dagen vóór de Duitse inval, was geen ‘normale’ 1 Mei meer. Vanaf 19 april van dat jaar was de staat van beleg, die al sinds 1 november 1939 voor een deel van het land gold, vanwege de groeiende oorlogsdreiging uitgebreid tot heel Nederland. Een van de gevolgen van de Staat van Beleg was dat ‘Openbare vergaderingen, bijeenkomsten en optochten (...) slechts met schriftelijke vergunning van het militair gezag gehouden (konden) worden behoudens volgens de Grondwet geoorloofde godsdienstoefeningen’. Het was dus aan het respectievelijke plaatselijke Militair Gezag manifestaties te laten doorgaan of te verbieden. De sdap - sinds 1939 regeringspartij - en het nvv voorkwamen verboden door na overleg met de minister van defensie, de anti-revolutionair Van Dijk, te besluiten dat op 1 mei geen openbare straatdemonstraties gehouden zouden worden en dat bijeenkomsten van hun organisaties een besloten karakter zouden dragen. De cpn had zich niet al bij voorbaat bij de minister gemeld. Een aantal communistische vergaderingen werd verboden, andere werden door de cpn besloten verklaard en van weer andere manifestaties vond slechts een gedeelte doorgang. De officiële argumentatie voor deze opgelegde beperkingen voor de cpn was dat geen openbare vergaderingen gehouden mochten worden door organisaties die voorkwamen op de in 1938 opgestelde lijst van voor ambtenaren verboden verenigingen. Met de cpn was dat het geval. Veel mei-vieringen vonden ondanks alles min of meer gewoon plaats, met dezelfde ingrediënten als de jaren ervoor: met het zingen van strijdliederen, het opvoeren van meispelen (hoewel het traditionele mei-spel van de sdap in Amsterdam ‘mede in verband met de bijzondere tijdsomstandigheden’ niet doorging), het declameren van gedichten en met toespraken, die uiteraard in het teken stonden van de oorlogsdreiging. Maar de Antwerpse sociaal-democratische burgemeester Camille Huysmans mocht niet voor de vara spreken, | ||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||
omdat men het niet wenselijk achtte ‘dat in dezen tijd buitenlanders toespraken met politieken inhoud in ons land door de radio houden.’ ‘Ernstig staat het gezicht van de Mei,’ aldus een commentator van het sdap-dagblad Het Volk. | ||||||||||||
De nationaal-socialistenMet andere ogen werd de oorlogsdreiging bekeken door de nsb, die sinds 1934, naar Duits voorbeeld, ook 1 Mei vierde. ‘Natuur en arbeid, te zamen vormen zij den grondslag van ons bestaan. Telken jare op den eersten Mei zullen wij, nationaal-socialisten, het huwelijk van die twee herdenken, die elkander zoo volkomen kunnen aanvullen. (...) Eerbied voor den arbeid! In dit teeken zal straks de eerste Mei staan als feestdag voor gansch het volk,’ had Anton Mussert in 1934 in Volk en Vaderland verklaard. Een ander - en later in veel 1 Meiteksten van Nederlandse nationaal-socialisten terugkerend - thema van deze eerste 1 Meitoespraak van Mussert was de nationaal-socialistische visie op de geschiedenis van 1 Mei: ‘Tot voor kort was 1 Mei de dag bij uitnemendheid voor de sabotage van de arbeid, de dag, waarop men (...) tramwagens omversmeet en met petroleum begoot. (...) marxistische feestdagen (eindigden) onveranderlijk in demonstraties en straatgevechten. (...) Onze eerste Mei zal staan in het teeken: arbeiders van neerlands stam, vereenigt u!’ In 1940 vinden we in het Nationaal Dagblad van de nsb die ‘vroegere haatdagen van het geknechte proletariaat’ weer terug, maar een ander onderwerp is nu vanzelfsprekend belangrijker, dat van de naderende ‘bevrijding’ door het Hitler-leger: ‘De Mei is rood. Niet van het wilde bloed, dit keer, maar van de oorlogsgloed. (...) de Mei is rood van de weerschijn van een nieuwen tijd, die aan de kim gloeit. Een morgenrood van volksch ontwaken. Hoevele malen is deze dag reeds begaan door de democratische marxisten, die zich socialisten noemden. Hoeveel theater-routine, hoeveel bonte vlaggen, schijnwerper-effecten en grootsche stoeten hebben zij aan deze vieringen gespendeerd. (...) Van de democratische Meien is geen werkelijkheid meer over. De acht-uren-dag is een bespotting ten overstaan van honderdduizend werkloozen (...).’ De nsb vierde haar 1 Mei 1940 ondanks het bovenstaande overigens, blijkens een verslag in hetzelfde blad, met ‘theater-routine’: met toespraken, optredens van een harmonieorkest en een dansgroep en het zingen - dat kon toen nog - van het Wilhelmus. Toen de ‘bevrijding’ voor de nationaal-socialisten was gekomen, de cpn en andere linkse partijen en organisaties waren verboden en de sdap en de linkse vakbonden waren gelijkgeschakeld, stond voor de nsb eigenlijk de weg open om samen met de Duitse nazi's, die in 1933 1 Mei tot nationale feestdag hadden uitgeroepen, in 1941 de Dag van de Arbeid tot nationale feestdag te verklaren. Maar dat gebeurde niet: 1 mei 1941 werd niet, zoals Mussert in 1934 had beloofd, een ‘feestdag voor gansch het volk’. Bijna gansch het volk wilde Mussert niet en daarom bleef de openbare mei-viering van 1941 een nagenoeg interne nationaal-socialistische aangelegenheid. Op een enkele uitzondering na, die hieronder ter sprake komt. Mussert hield een rede, die ook op de radio werd uitgezonden - het was volgens de nsb-pers de eerste keer dat de ‘Leider’ een radiotoespraak hield: ‘Niet aan ons, nationaal-socialisten, komt de eer toe, om de 1ste Mei te hebben bestemd tot de dag van de arbeid (...). De 1ste Mei is een grote gedachte geweest van menschen voor wie de onteering van den arbeid, de knechting van den arbeidende mensch een gruwel was, waartegen zij in gerechtvaardigden opstand kwamen (...). De goede eigenschappen van ons volk, de vruchtbaarheid van onzen bodem (...), de komende samenwerking van alle Europeesche volkeren in een door Hitler en Mussolini van joodsch kapitalisme en Engelsche heerszucht bevrijd Europa - ziedaar de grondslag ook voor een welvarend en gelukkig Nederlandsch volk. De eerste Mei zal dan inderdaad en met recht de | ||||||||||||
[pagina 350]
| ||||||||||||
dag mogen heeten van het feest van den arbeid. Moge dit reeds op den eersten Mei van 1942 het geval zijn.’ ‘De Dag van de Arbeid is door de Beweging met grote geestdrift gevierd,’ stelde het Nationaal Dagblad van 2 mei 1941 vast, daarmee zelf ook het interne karakter aangevend. In de week voor 1 mei had datzelfde partijorgaan berichten en advertenties geplaatst van bedrijven en instellingen (vooral nsb-organisaties) die op 1 mei vrijaf zouden geven. Er werd ook gespeculeerd over een eventueel gesloten zijn van scholen en ambtelijke instellingen, maar zo ver kwam het niet: leerlingen konden vrijaf krijgen als hun ouders dat wilden. Het is niet waarschijnlijk dat daar op erg grote schaal gebruik van is gemaakt. De communist Ko Beuzemaker noteerde op 29 april 1941 in zijn dagboek: ‘Er wordt nogal 1 Mei vrijgegeven, maar groote betoogingen durft men niet te houden.’ Vrijgegeven werd ook wel door particuliere werkgevers. Een anonieme bouwvakker herinnerde zich in 1965 in het tijdschrift De Brug (van de gelijknamige groep van uit de cpn geroyeerden) een dergelijk geval: ‘Hoewel hij [de werkgever - JG] tegen ons zei niet met de “nieuwe orde” te sympathiseren liet hij aan de vooravond van de 1e mei de uitvoerder aan ons vertellen dat wij de volgende dag niet behoefden te werken omdat de eerste mei nu als nationale dag van de arbeid zou gelden. Het strekt mijn collega's, op een enkele uitzondering na, tot eer dat zij met mij besloten om dit keer de eerste mei wel te werken, omdat wij ons op geen enkele manier voor het karretje van de bezetter of de nsb wensten te laten spannen. Wij hebben toen op onze manier op het werk de betekenis van de eerste mei als internationale strijddag herdacht.’ De nationaal-socialistische 1 Mei-vieringen van 1942 hadden eenzelfde organisatie-intern karakter als die van 1941, zij het dat ze op een iets grotere schaal plaatsvonden. Het Nationaal Dagblad gaf op 25 en 30 april 1942 overzichten van manifestaties die op of ter gelegenheid van 1 Mei zouden plaatsvinden, het waren er 55 verspreid over het hele land, waarvan 29 in de openlucht. Het thema van de vergaderingen: ‘Het socialisme breekt baan’. Mussert hield opnieuw een radiorede, waarin hij echter op het thema 1 Mei nauwelijks inging, en zeker niet op zijn nationale feestdag-belofte van een jaar eerder, die nu niet werd geprolongeerd. 1 Mei kreeg overigens in de nsb-pers minder aandacht dan in 1941, want 1 mei 1942 stond van nationaal-socialistische zijde in het teken van de oprichting van het Nederlandsch Arbeids Front (naf), de overkoepelende organisatie van de gelijkgeschakelde bonden naar het voorbeeld van het Deutsche Arbeitsfront. De ‘belichaming van de saamhoorigheid aller Nederlandsche werkers’ - aldus de oprichtingsoproep - werd op 1 mei 1942 opgericht in de werkkamer van Seyss-Inquart, die de nsb-er Henk Woudenberg als ‘leider’ van het naf installeerde. Diezelfde dag werd de oprichting plechtig gevierd in het Concertgebouw in Amsterdam, met een toespraak van Woudenberg en het optreden van een orkest. Een beeld van een nationaal-socialistische mei-viering geeft de beschrijving in het Nationaal Dagblad van een manifestatie op zondag 3 mei 1942 van de Nederlandsche Arbeidsdienst. In aanwezigheid van onder meer Seyss-Inquart en Mussert marcheerden ‘op het aangegeven tijdstip half vier (...) duizend arbeidsmannen in breede colonnes onberispelijk
De dans rond de meiboom tijdens een manifestatie van de Arbeidsdienst op 3 mei 1942 (uit het nsb-tijdschrift Fotonieuws. De spiegel der beweging; de fotograaf was Warburg Sr.).
| ||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||
van twee zijden binnen, allen in turnkleeding: korte zwarte broek, afdeelingsgewijs in blauwe, roode, witte, groene en oranje truien. Onmiddellijk werden ze gevolgd door honderd arbeidsmeisjes, gekleed in groene rokken en witte bloeses (...). De mannen voerden daarna in looppas allerlei gymnastische oefeningen uit, en verlieten daarna eveneens in looppas, het perk. De gelijkheid der bewegingen ontlokte herhaaldelijk hartelijk applaus.’ Na ‘boomstamgymnastiek’, ‘grondgymnastiek’ en ‘marsch- en exercitiebewegingen’ volgde een ‘luchtig en bevallig nummer (...): een dans om drie Meiboomen, herinnerend aan de in het Oosten des lands gebruikelijke Pinksterkronen; een zestig arbeidsmeisjes namen hieraan deel. (...) Onmiddellijk daarna kwam er een nummer vendelzwaaien (...).’ Dan waren er weer soldaten die ‘in uniform, wederom de schop geschouderd’ optraden, er werden gedichten gereciteerd, liederen gezongen en toespraken gehouden. Tot slot zong men een deel van het Nederlandse volkslied, het Deutschland-lied en het Horst Wessel-lied. ‘Nog een inspectie van de troepen door den Rijkscommissaris en het feest was ten einde.’ In 1943 vond er geen nationaal-socialistische mei-viering plaats. De overheid stelde op 1 mei 1943 alle mei-bijeenkomsten - en ook alle sportwedstrijden - uit ‘tot een later tijdstip’ vanwege het afkondigen, ook op 1 mei, van het
‘Boomstamgymnastiek’ tijdens een manifestatie van de Arbeidsdienst op 3 mei 1942 (uit het nsb-tijdschrift Fotonieuws. De spiegel der beweging; de fotograaf was Warburg Sr.).
politie-standrecht. Dit standrecht was afgekondigd in verband met de op 29 april begonnen en in het hele land heersende stakingsgolf, die weer verband hield met het voornemen van de Duitse bezetter om alle voormalige Nederlandse militairen in krijgsgevangenschap te nemen en in Duitsland in de oorlogsindustrie te werk te stellen. Geen openbare feestelijkheden dus, wel zond de radio voor het eerst gedurende een groot gedeelte van de dag een 1 Mei-programma uit. In het kader van dit programma hield Mussert zijn inmiddels traditionele 1 Mei-rede, waarin hij slechts in bedekte termen inging op de binnenlandse moeilijkheden en vooral sprak over de gevaren van het ‘Russische beest’ voor West-Europa na de Duitse nederlaag van Stalingrad. ‘Den 1en Mei 1943 zullen wij niet gauw vergeten door de zorgen, die ons drukken,’ aldus Mussert. Geen nationale feestdag 1 Mei dus. De Nederlandse nationaal-socialisten hadden nog één eigen mei-viering voor de boeg, die van 1944. Mussert bracht in zijn laatste mei-rede hulde aan onder meer de socialisten Ferdinand Domela Nieuwenhuis en Pieter Jelles Troelstra en toonde zich, ‘niettegenstaande de bezwaren aan dezen tijd van wereldoorlog verbonden’, optimistisch met het oog op de toekomst: ‘(...) de nacht zal eindigen en de zon zal opgaan en dan komt stralend een nieuwe dag, de dag van het volksche socialisme, het eenig mogelijke socialisme.’ naf-leider Woudenberg sprak ook ter gelegenheid van 1 Mei, hij zette onder meer de betekenis van de Dag van de Arbeid uiteen, deelde mee dat voortaan ‘de eerste Mei geen onderonsje meer (zou) zijn, maar een nationale feestdag’, en gaf daarmee ook toe dat de nationaal-socialistische 1 Mei tot dan toe geen ‘feest voor gansch het volk’ was geweest, zoals Mussert in 1943 had verondersteld. Het is overigens opmerkelijk dat Woudenberg deze aankondiging deed, die eerder van Mussert of van Seyss-Inquart te verwachten was. 1 Mei 1945 werd geen nationale feestdag voor de Nederlandse nationaal-socialisten. Ze hadden op die dag andere dingen aan hun hoofd. | ||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||
De Nederlandsche Socialistische WerkgemeenschapNiet alleen de nsb probeerde door de nadruk te leggen op het ‘socialistische’ karakter van haar ideeën aanhang te verwerven bij de volgelingen van het traditionele socialisme, ook van de zijde van de nieuwe machthebbers werden op dit gebied pogingen ondernomen. Rost van Tonningen richtte als ‘Kommissar für die marxistischen Parteien’, die de ‘saneering van het Nederlandsche socialisme’ tot taak had, in september 1940 de Nederlandsche Socialistische Werkgemeenschap (nswg) op, die de plaats en vooral de aanhang van de sdap moest gaan overnemen. De nswg liep uit op een mislukking, kreeg slechts een paar duizend leden en werd in oktober 1941 opgeheven. Een van de weinige verschenen nummers van het nswg-tijdschrift De Nederlandse Socialist was het 1 Mei-nummer van 1941, met op de voorplaat een bloeiende boom en een aan de horizon opkomende stralende zon. Niet alleen
Het enige 1 Mei-nummer van De Nederlandse Socialist, het orgaan van de nswg. De illustrator is Mos.
deze illustratie had zo in een vooroorlogse meikrant van de sdap kunnen staan, de gedichten van de postuum geannexeerde Carel Adama van Scheltema werden inderdaad in sdap-publikaties gebruikt. Verbazingwekkend is dat niet, gezien de door elk gezindte te gebruiken regels als ‘Aan ons is de komende dag! / Ons, ons is de nieuwe tijd!’ en ‘Want wij zijn de grooten der aard! / Wij zijn de werkers der aard! / Wij zijn de winners der aard!’ Een lang 1 Mei-artikel van de voormalige sociaaldemocratische vakbondsman N. Kramer toont het ambivalente karakter van de nswg door de poging een voor sdap-ers acceptabele verbintenis tot stand te brengen tussen de socialistische traditie aan de ene en de ‘nieuwe orde’ aan de andere kant: ‘De 1e Mei zal dit jaar op geheel andere wijze herdacht worden als we het vooral de laatste tientallen jaren allengs gewoon waren, toen onze Meidagen niet alleen bestonden uit machtige demonstraties van de eensgezinde wil der moderne arbeidersbeweging om naar een nieuwe maatschappij te streven, doch ook tot ware volksfeesten waren uitgegroeid (...). Van demonstraties op de 1e Mei kan in een bezet land geen sprake zijn en de omstandigheden zijn zeker niet geëigend voor onze volksfeesten. Maar toch, ondanks alles willen wij ook op deze Meidag getuigen van ons vaste geloof aan de komst van een socialistische gemeenschap (...). Ons geloof in de verwerkelijking van onze idealen is en blijft ongeschokt (...). In de overgangstijd zal de verwerkelijking van socialistische maatregelen wellicht met niet door ons gewenste middelen tot stand gebracht worden (...).’ | ||||||||||||
De Nederlandsche UnieHet vieren van 1 Mei van nationaal-socialistische zijde was niet verwonderlijk. De nationaal-socialisten beschouwden zich immers als erfgenamen van de socialistische traditie en keken bovendien voortdurend naar Duitsland. Wel merkwaardig was de aandacht die aan 1 Mei werd besteed door de Nederlandsche | ||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||
Unie, die bij haar oprichting immers geen socialistische of nationaal-socialistische achtergrond had die een dergelijke aandacht had kunnen rechtvaardigen. Maar de Nederlandsche Unie die 1 Mei 1941 vierde was door de steeds groter wordende druk van nationaal-socialistische zijde een andere dan die van de oprichting in juli 1940. Het feit dat ze zich zelf na verloop van tijd ging bestempelen als een ‘Nederlandsch socialistische’ organisatie is daarvan een symptoom. De aandacht van de Nederlandsche Unie voor 1 Mei was bescheiden. De organisatie mocht van de Duitse bezetter in 1941 geen openbare vergaderingen meer houden en had bovendien in april 1941 een colportageverbod opgelegd gekregen, kon 1 Mei dus alleen op papier vieren, in haar orgaan De Unie. In het enige 1 Mei-nummer dat De Unie beleefde, dat van 1941, zijn drie bladzijden aan 1 Mei gewijd, waarin van een eventuele verzetshouding niet veel te merken is; van de aanpassing aan de nieuwe orde des te meer. Dat had, behalve met de groeiende nationaal-socialistische druk, zeker ook te maken met een van de oorspronkelijke programmapunten van de Unie, ‘Arbeid en arbeidsplicht voor iedereen’, die een Duits voorbeeld had en die op de Dag van de Arbeid vanzelfsprekend aan de orde kwam: ‘Terecht heeft de vroegere arbeidersbeweging één dag van het jaar uitgekozen, die voor alle arbeiders een bijzondere dag zou zijn: de dag van den arbeid. (...) Dit zal zoo blijven in onze groeiende Nederlandsch socialistische maatschappij. (...) Was (1 Mei) vroeger een feestdag voor één bepaalde klasse, die tevens een partijpolitieke manifestatie was, voortaan zal 1 Mei gevierd worden door het gansche volk. Want hoofd- of handarbeider, alle arbeid heeft gelijkelijk zijn beteekenis en is even onmisbaar voor het welzijn van het gansche volk. Arbeid is niet het voorrecht van een bepaalde klasse, arbeid is recht en tegelijk plicht van ieder van ons. Arbeid is dienstbaarheid. Dienstbaarheid aan het volk, ieder op zijn eigen plaats, naar eigen aard en aanleg de taak vervullende ten bate van het geheel. Arbeid is gemeenschap. (...) Zóó zullen wij voortaan 1 Mei vieren.’ Maar nog een 1 Mei was de Nederlandsche Unie niet gegeven: in december 1941 werd ze verboden. | ||||||||||||
1 Mei in de illegaliteit1 Mei kon van 1941 tot 1945 vanzelfsprekend niet in het openbaar worden gevierd door de traditionele 1 Mei-vierders: de linkse organisaties die een vorm van socialisme beleden die niet ‘nationaal’, ‘Nederlandsch’ of ‘volksch’ was. Van het ‘vieren’ van 1 Mei kon dus eigenlijk geen sprake zijn, het waren veeleer herdenkingen ‘in de binnenkamer met een bos rode tulpen en onze herinneringen’, zoals het op de valreep van de bevrijding in 1945 werd geformuleerd. Een van die ongetwijfeld vele - maar nauwelijks gedocumenteerde - huiskamerbijeenkomsten beschrijft de sociaal-democraat J.H. Scheps in zijn herinneringen. Eind april van het stakingsjaar 1943 bevond hij zich vanwege een illegale bijeenkomst in Twente, waar op grote schaal werd gestaakt: ‘Bij de terreur die reeds woedde was de afgesproken bijeenkomst, naar ik dacht tijdig, afgezegd. De jongelui van Almelo vroegen echter of ik op 1 mei (...) wilde spreken. Ergens op een stille boerderij, buiten Almelo. (...) Het spreekt vanzelf, dat ik de jongelui bevestigend heb geantwoord. De hoofden van wat wijzere ouderen schudden wel bedenkelijk
Clandestien gedrukte en verzonden 1 Mei-groet van de ajc (ajc-archief, iisg).
| ||||||||||||
[pagina 354]
| ||||||||||||
doch aan de moed, het was geen overmoed, van de jongeren moest toch worden voldaan. De onvergetelijke bijeenkomst is doorgegaan. Zij behoort tot de indrukwekkendste van mijn leven. De ernst was, bij de als het ware hoorbare terreur, loodzwaar.’ In datzelfde jaar 1943 vierde de marxistische econoom Sam de Wolff 1 Mei ‘samen met de Chaloetsim, de Palestina-pioniers hier te lande. In het geheim komen enige tientallen hunner bijeen - slechts één oudere en een niet-Joodse socialiste zijn ook aanwezig - in een afgelegen huis in Amsterdam (...). Zij beseffen, dat zij niet meer op Nederlandse bodem de volgende Meidag bijeen zullen zijn. Gedempt klinkt bij de aanvang van deze bijeenkomst Beethoven's muziek en gedempt klinkt bij de sluiting in het Hebreeuws de “Internationale”. Zij gaan - wonderlijke overeenstemming met de woorden van deze arbeidershymne - de moeilijke, laatste strijd tegemoet! Zelfs in de donkerste duisternis gaf de Meigedachte mij licht en toekomstvertrouwen.’ Maar er waren ook andere vormen van 1 Mei-herdenkingen, er verschenen bijvoorbeeld Mei-nummers van verzetstijdschriften, pamfletten en dergelijke. De cpn had een groot aandeel in het vervaardigen van dit soort drukwerk. Ter gelegenheid van elke 1 Mei tijdens de bezetting verschenen er pamfletten en een of meerdere 1 Mei-edities van het ondergrondse partijorgaan De Waarheid en van andere cpn-periodieken. Daarin is ook vaak te lezen hoe men er af en toe in slaagde toch in het openbaar 1 Mei te herdenken. De Waarheid van 24 mei 1942 bijvoorbeeld berichtte: ‘De Amsterdamse communisten hebben zich door geen Nazi-terreur ervan af laten houden om op de historische demonstratiedag van de arbeiders de eer van de arbeidersklasse in ons land hoog te houden. Met overwinning van alle moeilijkheden en gevaren hebben zij de Meidag naar buiten gedemonstreerd. Tamelijk grote aanplakbiljetten verkondigden op Amsterdamse muren de leuze: met de sovjet-unie tegen hitler voor een vrij nederland! Ook werden rode vlaggen te wapperen gehangen. Door middel van zgn. Poolse klemmen werden ze aan de draden van het tramnet bevestigd. De brandweer en de politie kwamen er aan te pas, doch, ofschoon deze Poolse klemmen ook reeds in vredestijd bekend waren, duurde het langer dan ooit tevoren, vooraleer de vlaggen naar beneden waren gehaald.’ Verder was er in De Waarheid, behalve voor de actualiteit van het moment, telkens weer aandacht voor ‘de machtige stem van stalin’, wiens 1 Mei-redevoeringen uitgebreid werden weergegeven. Van weer een andere categorie waren de weinige verzetsacties, die op of ter gelegenheid van 1 Mei plaatsvonden. De - mislukte - moordaanslag door leden van het verzet op de nsb-radiopropagandist Gerrit Jan Zwertbroek op de vooravond van 1 Mei 1943 was er een van. Een goed geslaagde grap was de actie van studenten in Amsterdam en Den Haag: zij drukten en verspreidden op 1 mei 1944 een vervalste ‘Speciale Extra-Editie!’ van het satirisch
De op 1 mei 1944 verspreide nep-editie van het nazitijdschrift De Gil.
| ||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||
bedoelde nazi-tijdschrift De Gil met de kop ‘Toch Duitsche Overwinning! Voorloopig nog terugtocht!!’ en onder andere berichten over de opmars van de geallieerde troepen in Zuid-Europa. Het blad was verkrijgbaar bij krantenkiosken en binnen een half uur uitverkocht. | ||||||||||||
Nederlanders buiten Nederland en 1 MeiOok buiten Nederland herdachten Nederlanders die voor de Duitse bezetter waren gevlucht of die door de Duitsers waren gedeporteerd 1 Mei. Opmerkelijke aandacht voor 1 Mei was er van officiële zijde. De Nederlandse uitzendingen van de European Service van de bbc, die onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering plaatsvonden, besteedden elk jaar aandacht aan de viering van 1 Mei, ondanks het feit dat er in Nederland nooit van officiële zijde 1 Mei was gevierd. De deelname van sociaal-democraten aan de regering in ballingschap verklaart de officiële regeringsbemoeienis. Een van de sociaal-democraten in de regering was J.W. Albarda, minister van waterstaat, die van 1941 tot 1944 bewogen meiredevoeringen hield voor Radio Oranje. In zijn eerste oorlogsrede, die van 1941, richtte Albarda zich ‘niet, zooals vroeger zoo dikwijls op den eersten Mei, (...) tot slechts een deel van het Nederlandsche volk. Vandaag wil ik tot het geheele Nederlandsche volk spreken. Want in dezen ernstigen tijd, nu wij (...) zijn vereenigd in denzelfden vrijheidsstrijd, (...) mag er ook op den eersten Mei geen tegenstelling tusschen ons zijn en geen scheiding. (...).’ De opmerkelijkste rede uit de Nederlandse 1 Mei-geschiedenis - niet zozeer vanwege haar inhoud alswel vanwege de omstandigheden waarin ze werd gehouden - sprak op 1 mei 1941 Willem Drees, die in oktober 1940 samen met een groot aantal andere vooraanstaande Nederlanders als gijzelaar naar het concentratiekamp Buchenwald was gedeporteerd. Van de leiding van Buchenwald kreeg hij toestemming om op 1 mei 1941 een toespraak te houden voor ‘(...) gelijkdenkenden en geestverwanten samen (...) met belangstellenden van andere levensopvattingen en maatschappijbeschouwingen’. Drees begon zijn rede aldus: ‘Er zijn er onder u, die, evenals ik, menige 1 Mei-dag hebben medegemaakt onder zeer uiteenlopende omstandigheden, maar een 1 Mei-vergadering als deze zullen zij nooit mogelijk hebben geacht. Een samenkomst op de 1e Mei met een sociaal-democratisch spreker midden in een Duits concentratiekamp is wel iets ongekends, iets, waarvan wij nooit zelfs maar hadden kunnen dromen. (...) In Duitsland heeft het nationaal-socialisme zich meester gemaakt van de Mei-gedachte en haar trachten om te vormen en te bezoedelen. Wij willen echter ook nu en hier onze Meigedachte tot uiting brengen.’ Na een overzicht te hebben gegeven over de geschiedenis en de achtergronden van 1 Mei vroeg Drees zich af: ‘Kunnen wij onder de tegenwoordige omstandigheden
De in 1946 in druk verschenen rede van Willem Drees in het concentratiekamp Buchenwald op 1 mei 1941.
| ||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||
nog met geestdrift en trouw voor die idealen de strijd voeren? (...) We zien het woord “socialisme” gebruikt voor een régime, dat het karakter draagt van algemene staatsslavernij. We zien, hoe de democratie in een groot deel van de wereld het onderspit heeft gedolven tegenover dictatuur en terreur. Is er nog grond voor toekomstvertrouwen?’ Met een voorzichtige positieve conclusie besloot Drees zijn ‘voortreffelijke, fijn-gevoelde rede (...), één der paradoxen van ons leven in Buchenwald en één der allermerkwaardigste’, aldus medegevangene George van den Bergh. In datzelfde Buchenwald maakte een andere sociaal-democraat, Karel Staal, de meiviering van 1945 mee, drie weken na de bevrijding van het kamp door de Amerikanen: ‘Rappe handen hadden groene versieringen aan alle blokken aangebracht en aan de in- en uitgangen der kampstraten. Aan de gevels der blokken hingen groote witte linnen doeken met spreuken en opschriften, waarin het eerste Vrijheidsfeest, na zes jaren van alles vermoordend en vernielend fascisme, werd begroet. Op de appèlplaats werd een groot plankier opgericht met een sierlijken achterwand, waarop levensgroot de portretten van onze bevrijders Stalin, Roosevelt en Churchill. (...) 's Ochtends om 9 uur marcheerden wij land na land naar de appèlplaats. De Russische krijgsgevangenen waren allen in een lederen uniform gestoken. Van den toren af werd een Mei-rede uitgesproken door den eersten Lager-Oudste, die in verschillende talen werd vertolkt. (...) Ons muziekcorps ontbrak natuurlijk ook niet. Bij de toespraak werd het overlijden van wijlen President Roosevelt herdacht. Onder de herdenkingsrede speelde de muziek de doodenmarsch van Chopin. Tijdens het defilé der Russische ex-krijgsgevangenen werden de Internationale en de Socialistenmarsch gespeeld.’ Ook Sam de Wolff berichtte over een 1 Meiviering in een concentratiekamp: ‘(...) in het concentratiekamp van Bergen-Belsen hebben wij, enkele Joodse, Nederlandse socialisten in de nacht van Mei 1944 ons Meifeest gevierd. De tekst van mijn Meispeech was toen het Bijbelwoord “Het volk, dat in de duisternis wandelt, ziet een groot licht; over hen, die wonen in de doodsschaduw, schijnt het.” (Jes. 9.1)’ | ||||||||||||
1945Terwijl de verdrijving van de Duitsers door de geallieerde troepen in volle gang was, werd in de bevrijde delen van Nederland in 1945 al 1 Mei gevierd: in Oost-Nederland sporadisch en in Zuid-Nederland op vrij grote schaal. Wat de cpn betreft zijn voor Zuid-Nederland tamelijk gedetailleerde gegevens bekend: er vonden in de bevrijde gebieden van Zuid-Nederland cpn-manifestaties plaats in zeker zestien steden, met een totale opkomst van in elk geval meer dan 5000 personen. Van de sdap weten we slechts dat ‘op 1 Mei 1945 vrijwel overal goed geslaagde Meifeesten plaatsvonden’. Een van die sociaal-democratische vieringen werd gehouden in Eindhoven. De plaatselijke afdeling van de ‘Sociaal-Democratische Vereniging’ organiseerde in een zaal van een café op de Grote Markt een manifestatie waar de voornaamste spreker de toen 76-jarige Henriette Roland Holst was, die vanuit haar huis ‘De Buissche Heide’ bij Zundert naar Eindhoven was gekomen. Zij herinnerde er in haar rede aan dat zij in 1898 haar eerste 1 Mei-rede had gehouden en dat ze toen niet had kunnen denken dat ze bijna vijftig jaar later een Mei-vergadering zou toespreken ‘in een verbrijzelde wereld, te midden van de puinhopen der westersche beschaving’. De centrale vraag van haar rede: is het socialisme na de Tweede Wereldoorlog nog mogelijk? Haar antwoord: ‘Ja, wij zijn nog socialisten, of liever wij willen pogen een nieuw socialisme te bouwen.’ Voor Roland Holst, sinds het eind van de jaren twintig christen-socialiste, moest dat bouwen plaatsvinden ‘met Gods hulp’. ‘Ik vond het een heerlijke avond, die ons weer hoop geeft voor de toekomst,’ schreef zij een dag later in een brief aan een van de organisatoren van de viering, Hilda Verwey-Jonker. | ||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||
Optimistische toekomstverwachtingen namen een belangrijke plaats in in de 1 meipublikaties van 1945. Vreemd genoeg ook bij de nsb. Van een nationaal-socialistische meiviering kon natuurlijk geen sprake meer zijn. Maar een van de laatste edities van het Nationaal Dagblad was een soort 1 Mei-nummer, het bevatte de tekst ‘Onsterfelijkheid in de Mei’: ‘Vol aangrijpende tragiek is de wereld op de 1en Mei van dit bloedende jaar 1945. (...) Vandaag, nu de natuur ons de onsterfelijkheid van de Mei, de eeuwigheid van het leven onder het oog brengt, trilt er diepe vreugde in ons hart om het weten: onvergankelijk zijn die diepe waarden van ons nationaal-socialisme.’ Realistischer was het sociaal-democratische blad De Baanbreker, het bevatte een gedicht van Henriette Roland Holst, dat eindigde met de regels ‘Nu brengen wij allen de Meigroet / die werpe' in de donkere akkers / van heden, van morgen het zaad.’ In een anoniem artikel in hetzelfde tijdschrift werd geconstateerd: ‘(...) terwijl wij dit (...) schrijven (...) rijst in ons de gedachte dat het weer bijna 1 Mei is en dat deze keer de eerste Mei een dag vol belofte zal zijn, ook al zullen we hem nog niet vieren zoals we dat gewend waren. Vier keer is het 1 Mei geweest en we hebben het feest herdacht in de binnenkamer met een bos rode tulpen en onze herinneringen. Ook met onze hoop en onze zekerheid, maar vooral met het verdriet om de knechtschap en de druk waaronder wij leven moesten. En nu is het leed geleden. (...) nimmer zo sterk als nu hebben wij gevoeld wat het Meifeest voor ons betekent en welk een plaats het in ons hart heeft. Onze vijanden hebben het misbruikt. Hitler's bende heeft het tot een officiële feestdag verheven, zijn Nederlandse slaven hebben een poging gedaan het te maken tot een feestdag van het Arbeidsfront en de nsb (...) Maar één ding staat voor ons vast; de eerste Mei blijft ons feest, het jaarlijks terugkerend hoogtepunt in het leven van socialisten van alle landen.’ De communistische Waarheid van 30 april 1945 sprak de hoop uit dat ‘de 1e Mei van dit triomphantelijke jaar der overwinning’ ook een ‘Meidag der eenheid’ zou zijn: ‘Wij hopen dat de onderscheiden Socialistische en Communistische groeperingen in de bevrijde gebieden van Nederland de middelen zullen weten te vinden, om deze dag in een geest van saamhorigheid te vieren (...). Dan kan de 1e Mei 1945 een mijlpaal zijn op de weg van de socialistische eenheid in ons vaderland - van die eenheid, die voor zijn socialistische toekomst voorwaarde is.’ Maar die eenheid zat er, zoals bekend, niet in: 1 Mei werd na 1945 weer wat het tot 1940 was, een cultureel en ritueel hoogtepunt van de linkse beweging. Bij de cpn ging het weer oppakken van de oude traditie wat gemakkelijker dan bij de pvda, die rekening moest houden met haar niet-socialistische doorbraakpartners. | ||||||||||||
Voornaamste bronnen
|
|