[Reactie op W. Stokvis]
Met interesse las ik het artikel van Willemijn Stokvis in De Gids van januari. Ik geloof dat er op haar theorieën heel wat valt aan te merken op politiek terrein. Ik laat dat graag aan anderen over die beter beslagen ten ijs aan de discussie zullen deelnemen, welke ongetwijfeld gevoerd zal moeten worden.
Als beeldend kunstenaar met een diepe interesse voor het Surrealisme en zijn ‘automatische’ werkwijzen wil ik echter graag enkele opmerkingen maken.
Stokvis stelt dat deze techniek, bestaande uit een zich overgeven aan spontaniteit en toeval, het bewuste denken en kiezen uitschakelt en dat men zich zo aan ‘elementen’ overgeeft buiten de menselijke wil om.
Gebruik maken van is wat anders dan zich overgeven. André Breton: ‘In de spontane uitdrukkingswijze hebben wij maar één verbale structuur tot onze beschikking, welke categorisch alle andere uitsluit die vermoedelijk dezelfde betekenis hebben.’
Spreken en denken is dus hetzelfde. Wanneer men de uitdrukking verandert, verandert de betekenis en dat geldt voor de plastische werkwijzen natuurlijk net zo. Men moet altijd een keuze maken, hoe dan ook!
Ik ben van mening dat het wel mogelijk is om de wil uit te schakelen, maar daar is dan toch echt een bewuste keuze voor nodig en het is er een die uitsluitend op het persoonlijke vlak van toepassing is. Hoe valt dit te rijmen met totalitair denken? De enige politieke consequentie die ik hierin zie is: verander de wereld, begin bij jezelf.
De theorieën van Hannah Arendt ken ik niet, maar ik wil graag aannemen dat revolutionair denken tevens totalitair kan zijn. Een techniek echter die al duizenden jaren met succes wordt toegepast, niet alleen in de kunst, maar bijvoorbeeld ook in boeddhistische concentratie-oefeningen is nu niet bepaald revolutionair te noemen.
Langzamerhand begint men te beseffen dat het Surrealisme geen revolutie was in de kunst, maar de voortzetting van stromingen die veel verder in de geschiedenis teruggaan. Het was veeleer een bevrijdingsbeweging die zich revolutionair opstelde (soms) tegen de maatschappij en het kunstbedrijf, maar vooral ten opzichte van de uitdrukkingswijzen van taal en beeld.
Dan is er nog iets waar ik me enorm aan geërgerd heb. Voor de zoveelste keer wordt André Breton vergeleken met die clown uit Rome. Octavio Paz heeft eens gezegd (in Alternating Currents): ‘Ik heb hem nooit als een leider beschouwd en nog minder als een Paus, om die gemene bijnaam te herhalen die door bepaalde zwijnen is gepopulariseerd.’
Op het gevaar af me vrouw-onvriendelijk op te stellen (maar dat schijnt volgens Stokvis in artistieke kring normaal te zijn!?) wil ik die opmerking graag herhalen. Intussen vraag ik me ook af, of het mogelijk is om een groep eigenzinnige kunstenaars meer dan veertig jaar bijeen te houden zonder autoritair optreden.