is afwezig. We zien slechts een grauwe manshoge vlek die de contouren van een persoon heeft. Bovenaan de vlek is echter wel een driekantige hoed geschilderd.
Een bizarre verschijning die langwerpige lege vlek in het verder overvolle schilderij.
Wat was hier aan de hand: vandalen? een beschadiging door de oorlog?
Nu zag ik nog twee, kleinere vlekken. Een tussen de koppen van de generaals, en een voor een berkeboom.
‘Aha, drie weggeschilderde heren,’ dacht ik, ‘een historische correctie. Kennelijk heeft men hen weggewerkt, zoals men leiders op foto's van parades heeft weggeretoucheerd.’
Ik stapte naar voren en las op het kaartje:
‘Adolf von Menzel (1815-1905)
Ansprache Friederichs 11 an seine Generäle vor der Schlacht bei Leuthen am 5. Dezember 1757.
Gemalt 1857, unvollendet.’
Het laatste woord kwam hard aan. Ik keek nogeens. Geen ontkennen mogelijk, door de witgele verf van de vlekken zag ik inderdaad de ruwe structuur van het canvas. Het begon mij te duizelen. De vooroordelen verloren hun evenwicht. Wat ik in mijn westerse wantrouwen voor gecensureerde figuren had aangezien, bleken onschuldig onvoltooide personages te zijn. Mijn interpretatie was volkomen fout. Ik had de onvoltooide plekken met mijn blik bevolkt.
Een dag eerder had ik de muur bij de Brandenburger Tor bezocht. Vlakbij het monstrueuze gebouw stond tussen de bomen een soort uitkijkpost die je via een houten trap kon beklimmen. Vanaf het plankier kon ik over de muur kijken en zag tussen deze muur en de volgende een groot breed grasveld. Volkomen leeg. Achter de verste muur doken de huizen en flats van Oost-Berlijn op.
Ik vond het een akelig gezicht. Er kwamen beelden boven uit films over spionnenruil en vluchtpogingen, belicht door zwiepende schijnwerpers. Maar mijn associaties werden doorkruist door de tientallen konijntjes die over het grasveld tussen de muren huppelden. Dat verleende aan dit decor een onverwacht vredige aanblik. Het deed me denken aan een van de allereerste boeken die ik ooit las; over een konijn dat zich achtervolgd door honden een weg uit het gevaar groef en in Australië een idyllisch leven leidde.
Zoals de vlekken op het schilderij van betekenis en identiteit waren veranderd, zo ook het niemandsland tussen de muren. Beide waren plaatsen die door hun leegte allerlei associaties losmaakten. En net als het schilderij was het grasveld onvoltooid; een ruimte die nog allerlei mogelijke betekenissen en identiteiten in zich droeg. De kwestie was alleen, wie zou hierover beslissen. Humpty Dumpty? Wie zou deze plekken gaan interpreteren en exploiteren? Oftewel, waar was de ontbrekende opperbevelhebber, dat lege centrum van de macht, op wiens Woord iedereen stond te wachten?
Vlak naast een van de nieuwe grensdoorgangen was op de Muur een explosie van graffitti geschilderd. In manshoge letters was over de namen en tekens in knalrode letters gespoten: ‘Big Money is moving in.’
In Berlijn las ik ook een artikel over de golf van sociaal en ecologisch bewustzijn die momenteel door de Amerikaanse cultuurindustrie gaat. Iedereen van Madonna tot Robert Redford lijkt eraan mee te doen. De een profileert zich nog groener dan de ander. Vooral Hollywood schijnt erdoor gegrepen te zijn. Naast Aids is het grote thema de verdwijning van de regenwouden. De angst voor gaten in de weelderige begroeiing van het Amazonegebied en voor gaten in de ozonlaag heeft om zich heen gegrepen. Men begrijpt dat het verdwijnen van de bomen daar het verdwijnen van de groene longen van hier tot gevolg heeft. Er worden allerlei fundraising-partys georganiseerd, en er zijn voortdurend sterren on the road die in gezelschap van Indianen en rubbertappers persconferenties beleggen om de media met boodschappen te bestoken. Een lofwaardig streven dat merkwaardige bijeffecten produceert. Door de bemoeienis van