Napraters, epigonen, die moeten we niet. Geef ons maar de kletsmeiers die alles zelf verzinnen.
Als iets in Bolsward is gebeurd, zegt zij Franeker. Het is geen opzettelijk liegen, ze maakt er de dingen niet mooier of interessanter mee. Het is meer een soort spraakgebrek.
Een perfectionist zal zich nooit vervelen.
Mocht er ooit iemand in geslaagd zijn water in wijn te veranderen, dan valt dat als wonder toch in het niet bij het feit dat water water is.
De verbeelding aan de macht? Dan graag ook het inzicht.
Sommige betogen zijn zo saai dat ze uitsluitend daaraan hun overtuigingskracht ontlenen. Wie neemt er nog de moeite zo'n woordenbrij met zorg te proeven? Het zal wel waar zijn, denkt de lezer en begint aan iets anders.
Tussen iemands intelligentie en zijn gelijk bestaat een zwakke correlatie.
Oh ambivalentie, afschuwelijke, verrukkelijke ambivalentie.
Invallen, grillig van komen en gaan. Gister nog briljant aanwezig, nu spoorloos. (Of: hij is er nog wel, maar waar is de schittering gebleven?)
Te gierig om zijn afwaswater weg te laten lopen.
Royaal in het geven, gretig in het nemen, gulzig en gul.
Alle eigenschappen zijn familie van elkaar. Je kunt de combinaties zo gek niet verzinnen, of er is verwantschap aan te wijzen. Vlijtig en geduldig, geduldig en lui, gul en impulsief, impulsief en gierig, het komt allemaal voor, en het is allemaal even begrijpelijk en verklaarbaar. Psychologie is geen psychologica.
Een smal pad door moerassen van gezever.
Nog nooit heeft enige uitzondering enige regel bevestigd.