| |
| |
| |
Thomas Rosenlöcher
Dagboek uit Dresden
Herfst '89, deel 1
8 september
Bezoek van U. Hegewald. We praten tot diep in de nacht over de infantiliteit en onderdanigheid van de mensen die hier zijn opgegroeid. Zelfs aan Wolfgang - hij is nu al vijf jaar weg hier - is dat voortdurend te merken, zeggen ze.
Gezichten vol wroeging.
Pokdalige huizen.
Urinestank en spoorwegpolitie.
Gisteren vroeg naar Heidenau, wanhopig. Natuurlijk moeten ze me weer controleren, ik bestook de politieman: Twintig jaar lang word ik al gecontroleerd, maar binnenkort zal dat voorbij zijn.
Zeker, er zit ook iets van troost in dat ik juist door deze beklagenswaardige stationspetten zo graag gecontroleerd word: ik zal er nog niet helemaal als een burgermannetje uitzien.
Na uren lopen eindelijk dat zware gevoel kwijt. De Kirnitzsch in het dal, een stroompje van raadselachtige zuiverheid, soms zie je een turqoise waas ervan door de bomen heen op het steile pad.
Aan het eind, waar het bos ophoudt, een ‘komt u eens even hier’, rechtstreeks vanaf een motor. Zo te zien een zogenaamde hulpgrensbewaker. Ons antwoord, misschien wel een kleine sensatie voor onszelf, luidt, bijna in koor: ‘Geen sprake van.’ Het gieren van de wegscheurende motor klinkt ons als een langgerekte woedende schreeuw in de oren. Wel krijgt Birgit, mijn vrouw, achteraf een soort hysterische aanval. ‘Dit land hier, dit land.’ Ik heb haar beloofd dat ik nu toch een beurs voor Worpswede zal aanvragen, niet zozeer om er te blijven, maar gewoon om tenminste ooit voet op westerse bodem te zetten. Wel in verband met dit besluit een slecht geweten: het is tenslotte toch een vlucht uit het sobere leven van alledag, omdat er in het Westen een hele boel veel beter loopt en de vervreemding van de thuisblijvende kunstenaar daardoor vast en zeker nog groter is. Hier hoef ik alleen maar naar de zogenaamde Kaufhalle te gaan om enigszins te begrijpen waar het om draait. Daar komt dan nog bij dat ik de anderen in de steek zou laten. Eén been daarginds, en vroeger of later volgen zonder mankeren de resterende ledematen. Kijk maar naar Uwe Kolbe, Hilbig enz. Maar mijn besluit staat vast als er hier tenminste niet gauw iets gaat veranderen. Deze voortdurende landslanderigheid maakt een provinciaal van je. Door dit monotone gezeur over onvriendelijkheid en verval wordt iedere utopie en zodoende de kunst tot een onmogelijkheid. Ik ben allang het hondje van Meyer dat almaar rond het huis loopt te blaffen.
| |
11 september
's Ochtends, ik slaap nog half, hoor ik van de uittocht van de eerste duizendkoppige zwerm landgenoten van Hongarije naar Oostenrijk.
Partijtje bij Lühr: het ‘ik-wil-hier-weg’-virus is uitgebroken. Vanaf vandaag een week zonder alcohol. Alleen door te werken kan ik de depressie de baas.
Spookachtig zwijgen in de kranten.
| |
12 september
Voortdurend reportages over de migraties op de westerse radio.
Onafgebroken mopperen de achtergeblevenen: ‘Hoe moet het nou verder?’ Geen solidariteit. Eerder het gevoel bij het laatste restje onverbeterlijke stommelingen te horen.
Canetti spreekt in Massa & Macht, jammer dat ik dat boek heb teruggegeven, over een despoot in het Oosten die zijn stad laat ontruimen: als je alleen bent, wordt je macht niet bedreigd. Pas als er niemand meer is, kan die macht oneindig zijn.
Interviews met overlopers: ‘Waarom bent u uit de ddr weggegaan?’ Plat Saksisch: ‘De vrijheid is altijd het belangrijkste.’ Daar zijn geen woorden meer voor. Vaak leveren ze, net als thuis, meteen wat er van hen verwacht
| |
| |
wordt. Diezelfde man zou thuis voor een microfoon zonder meer vervallen zijn in overheids-jargon.
De week zonder alcohol heeft maar een dag geduurd.
Medeplichtigheid, van mij, aan hoe de zaken er tegenwoordig voorstaan: niet alleen de ambtsdragers verdienen deze staat, ook wij, in ieder geval hebben wij hem geaccepteerd. Alleen al dat ik gestudeerd heb geeft aan dat ik een leugenaar ben. Was ik geen leugenaar geweest, dan had ik niet mogen studeren. Maar ja, die verdomde Saksische beleefdheid van mij.
| |
13 september
Gisteravond in de herfstachtige Biergarten. Een kerel maakte aanstalten vlak naast onze tafel tegen een berk te pissen. Birgit schreeuwt: ‘Doorlopen!’ De dronken kerel wankelt het open veld langs de Elbe op. Dan komt hij naar onze tafel waggelen: ‘Wie riep hier doorlopen? Dat is mijn berk. Die bewater ik al dertig jaar.’ Inderdaad is het de meest forse van de hele rij.
Dat nou toch ook mij plotseling het einde van het drie-letter-land mogelijk lijkt... ben ik soms een ‘rechtsbuiten’ geworden? In ieder geval hoeven ze maar zo verder aan te rotzooien, en die staat hier komt vanzelf aan zijn eind. Zelfs een democratisch socialisme lijkt me nu niet meer dan een zwakke dam. Zullen de mensen niet ook tijdens de hervormingen weglopen? Vooral omdat het economisch eerst nog slechter zal gaan, alleen al omdat de verrottende industrieën in de komende jaren toch al definitief verrot zullen zijn en wij allang op kosten van de toekomst leven. Aan de andere kant is het huidige kapitalisme ook maar niks, en een democratisch socialisme zou misschien toch zo gek nog niet zijn.
| |
15 september
Gisteren heb ik een wandeling gemaakt. 45 minuten wachten, vlak voor station Rathen, in een van die onvoorstelbaar smerige wagons van de zogenaamde sneltram, het lijkt wel vlak na de oorlog. Gegeten in Königstein in een selfservice-restaurant. Waar ik bij sta schikt een oude vrouw onhandig met haar vingers de aardappelen en de kool op mijn bord. De reusachtige pullen bier van de ddr-burger. Dat is de eigenlijke secretaris-generaal van de kleine man. Natuurlijk drink ik er ook een. Met zwaarte gevuld bereikt die lichaamsballon van mij voor eventjes een staat die je een gevoel van voldaanheid zou kunnen noemen, drukt steviger op zijn Oostduitse treurstoel. Maar dan sta ik toch maar op. Birgit zet er zoals gewoonlijk weer stevig de pas in. Het begint te onweren en te regenen. De ondergrond wordt drassig. De terugreis gaat weer langs verloederde stations met reclames van vlak na de oorlog, langs smerige steegjes en lege vensters, teringlijdende huizen, armoe troef. Zou het me lukken om nog een keer naar buiten te kijken? De muffe smaak van het platteland hier proeven voordat ik afreis naar het land van de blitse sjiek?
| |
17 september
Gisteren verraste Dieckmann me met een kort bezoek. We hadden een gesprek over de tijd die is blijven stilstaan. Ook het leven lijkt hier te blijven zoals het was, te blijven steken in het verval. Misschien vluchten de mensen, eigenlijk mensen uit een industriële maatschappij, die naast overigens ogenschijnlijke geborgenheid nu eenmaal ook snelle afwisseling nodig hebben, juist ook voor die tijd die is blijven stilstaan: almaar weer hetzelfde flesje bier, almaar weer dezelfde, langzaam vooruit pruttelende, onvoorstelbaar stinkende auto die Trabant heet, de overal eendere steden die, waar ze ook liggen, altijd Wilhelm-Pieck-Stadt Guben of Eisenhüttenstadt heten.
| |
19 september
‘Verklaar de noodzakelijkheid van een almaar sterker wordende socialistische staat’ - Moritz maakt zijn huiswerk. Snel schrijft hij zijn leugens op, ‘gewoon effe doen’, maar zo begint het en zo gaat het verder, en dadelijk ben je veertig en heb je al voor de helft je kansen laten schie- | |
| |
ten om ooit eens in je leven rechtop te hebben gestaan.
| |
22 september
Door het systeem of de ambtenaren overal de schuld van te geven spreekt het individu, ik dus, zich vrij van dat waar je nooit onderuit kunt komen, en al helemaal niet door weg te lopen naar de andere kant. Tenslotte was het toch slechts een relatief kleine dosis dwang die tot deze dwangmaatschappij heeft geleid. Maar soms was het ook ronduit een vergissing: zo dacht ik, idioot, dat de onteigeningen in de kleine industrie aan het begin van de jaren zeventig economisch gezien zinnig waren! Bij de kleine drukkerij in Zschachwitz heb ik de mensen nog gezegd: ‘Nu krijgen jullie een schaftlokaal!’ Die zullen vast meteen geweten hebben wat voor een rund hen daar toesprak. Andere vormen van meeloperij: door ervan uit te gaan dat je kritisch denkt doordat iedereen exact op dezelfde manier ‘kritisch denkt’ ben je het bij voorbaat met je gesprekspartner eens, een voor-het-socialisme-zijn dat zich niet volledig heeft weten af te zetten tegen het stalinisme.
Vannacht wakker geworden: ik had mezelf in een droom aangespoord om naar Leipzig te gaan en aan een van de demonstraties daar deel te nemen. Onmiskenbaar angstzweet.
Ik hoor de zin: ‘Een land waar de treinen niet meer op tijd rijden, is verloren.’
| |
23 september
Je hoort tegenwoordig vaak dat je ziek wordt van deze staat, en dat is nu ook aan mij te merken. Een soort kiespijn die je zelfs tijdens je slaap voelt. Birgit doet na een bezoek aan het warenhuis de verkoopsters na, figuren uit het dodenrijk, met een verstard gezicht, die haast zonder iets te zeggen een trui omhoog houden en weer wegleggen en het ‘nou-nou-nee’-gesprek afbreken door een definitief hoofdschudden en meteen weg te lopen. Het ergste in dit land: naast verval en vernietiging en officiële leugenachtigheid nu ook nog eens de teloorgang van de omgangsvormen, de onvriendelijkheid bij ons allemaal, de allang in ons gezicht gegrifte stuursheid.
De groepering Neues Forum vanwege de klaarblijkelijke schending van de grondwet staatsvijandig verklaard. Alles lijkt op een beslissing aan te sturen.
Liever betaal ik 4 mark voor een pak kwark dan dat ik dag in dag uit die leugenachtige shitbladen uit de brievenbus moet halen. Ongetwijfeld bepaalt ook dat al je fysionomie. Ik heb vast allang de ddr-oogopslag. In ieder geval ben ik herkenbaar aan mijn slechte gebit.
Uitgerekend hit-zangers hebben hun steun aan Neues Forum betuigd!
| |
27 september
Continu bezoek gehad. Als laatste Czechowski, die de week meestal in een dagcentrum voor psychotherapie moet doorbrengen: depressies. Ook voor hem stel ik een korte brief op aan zijne excellentie de voorz. v.d. Staatsraad, i.v.m. Forumverbod. Ik vind mezelf heel erg moedig. Ik verval onmiddellijk in een soort ambtelijk taaltje. Dat raak ik pas weer een beetje kwijt als ik inzie dat ik de brief helemaal niet aan hem schrijf, maar aan mezelf, en wel vanwege mijn zelfrespect. Rakowski, hoor ik via de radio, vreest dat de perestroika nog door een dal van bloed en tranen zal moeten gaan.
Vannacht stroomde het water door het dak heen naar binnen. We moeten de slaapkamer dweilen. Een nacht om te janken. Moorddadig gebons en geklop van boven.
| |
Vrijdag, 6 oktober
Vanochtend in het Centrum v. hedend. muziek. Iedereen, ook wie anders heel erg voorzichtig is, is plotseling voor de hervormingen. Wel zijn er een paar die bang zijn voor wat ze noemen het mobilisatie-van-de-kleine-man-gevoel: nu is er geen terug meer. Het land wordt anders. Het ontbreken van een concept wordt betreurd. Wat ik sinds 1979 al denk: Soc. grondwet die bijvoorbeeld vormen van bezit (geen privatisering van de groot-industrie!) regelt. Binnen deze grondwet zijn alle ontwikkelingsvarianten mogelijk. Daarover wordt
| |
| |
door middel van verkiezingen gestemd.
Ik hoor nu pas van de gewelddadigheden bij het Centraal Station. - 's Avonds de Prager Strasse op. Tegen 19.00 uur. Gelukkig niks aan de hand, denk ik, half teleurgesteld. Maar dan zie ik hoe een hele meute politieagenten nou juist de betonnen Lenin daar bewaakt. De politieagenten hebben schild en helm en zien eruit als in het Westen. Een kijklustige menigte, maar de kwaaien, waar alles tegen gericht moet zijn, zijn moeilijk te vinden. Inderdaad, tegenover het hotel staan een paar groepjes te fluiten en te joelen. Plein schoongeveegd, ik knijp ertussenuit. Jongelui worden opgejaagd en gemept: het wordt duidelijk dat het geweld eigenlijk pas door het krijgshaftige optreden van de politie is uitgelokt. Hopelijk incompetentie en geen opzet. Later zie ik een steen heel lang hoog door de lucht vliegen. Twee keer word ik meegezogen door de massa omstanders die automatisch op de vlucht slaat, bij de derde keer lukt het me te blijven staan en te kijken: geen reden om te vluchten. Maar dan komen er witte schilden en helmen van achteren. Omsingeld. Hoe ik er weer uit gekomen ben, weet ik nog steeds niet. Een voortdurend, angstig beven vanbinnen. Mijn waarnemingsvermogen toch al merkwaardig gereduceerd: ik zie hoe mensen worden weggevoerd, zie hoe politieagenten als Siouxen op hun schild timmerend beginnen te rennen, ze meppen soms ook zo maar op groepjes toeschouwers: ik kijk, maar alles lijkt merkwaardig ver weg, misschien gewoon ook maar een droom. Ver naar voren durf ik niet, maar ik kan er toch ook niet zomaar tussenuitknijpen. Angst en woede blijven keurig in evenwicht. Aan de zijkanten oudere mensen, sommige zoeken inderdaad de dialoog met de politie. Gewone mensen vinden gewone woorden, wat mij nooit zou lukken. Een hoop vooral oudere vrouwen woedend: ‘Zoiets hebben we tot nu toe alleen maar in het slachthuis gezien.’ ‘Je hebt zeker nog nooit van Gorbatsjov gehoord,’ ‘We zullen elkaar na de hervormingen wel weer tegenkomen.’
Soldaten: ‘Vraag maar een uitreisvisum aan.’ Antwoord: ‘Maar wij willen hier blijven.’ Ik, maar jammer genoeg bijna belachelijk emotioneel: ‘Dan zijn jullie in ieder geval gezellig onder elkaar. Hoe durf je zoiets tegen jonge mensen te zeggen.’ Alleen op een vreedzame manier kan het lukken. Met je blote handen kun je mitrailleurs en tanks geen hervormingen bijbrengen, vooral omdat het systeem vroeg of laat toch zelf zal moeten leren veranderen: een auto kan uiteindelijk ook niet zonder benzine rijden, of wel soms?
Charge van een eenheid agenten dwars door voorbijgangers aan de andere kant van de felverlichte Prager Strasse. Een agent kan de rest niet bijhouden en maakt nu met zijn schild en helm in het donker tussen de voorbijgangers alleen nog maar een droevige en komische indruk. Zijn eenheid gaat de hoek om, terwijl hij nog ronddoolt. Zijn angst uit zich nog steeds in agressie; hij scheldt een voorbijganger op een lompe manier uit: ‘Rot op, zakkenwasser!’ De aldus aangesprokene: ‘Straks ga ik ook nog meedoen, stomme Vopo.’
Een jongen in het leer loopt tussen twee agenten door, precies daar waar ik zojuist gestaan heb. Twee agenten ranselen hem af, ook nu hij al op de grond ligt. Dan wordt hij de vrachtwagen in gesleurd.
| |
7 oktober
Een agent die plotseling alleen in de menigte terecht was gekomen, moet er flink van langs gekregen hebben.
Blijven hangen aan de nieuwsberichten om het halve uur als aan een infuus. Ik ga niet naar de stad. Vandaag zal er niks gebeuren, zeg ik, hoop ik, maar in werkelijkheid heeft de angst nu de overhand gekregen. Oude angsten uit mijn jeugd. Ik herinner me de gedempte stemmen van de volwassenen op 17 juni [1953], en dat ik een middag bij de buurvrouw moest blijven. Toen al was een van de motieven in een steeds terugkerende droom dat mijn vader in een of andere stellage vastgeklemd zat en zich met pijn en moeite naar boven worstelde. Daarna die Hongaarse stem op de radio: ‘Kom ons toch helpen, kom ons toch helpen.’ Destijds was ik zes jaar oud. De laatste 10 tot 20
| |
| |
jaar hebben we dan ook altijd meer respect voor het in feite zachte dwangsysteem gehad dan eigenlijk noodzakelijk was. Maar nu zou je ongestoord Chinees kunnen spreken.
| |
8 oktober
Een staat die zijn burgers het recht om te demonstreren ontzegt, vraagt om ongeoorloofde demonstraties.
Nog nooit was het zo duidelijk dat je zo volledig geïsoleerd bent. Degenen met wie je nu de straat op zou gaan, zitten in het Westen. Oké, je vond dit op-jezelf-teruggeworpen-zijn altijd heerlijk, je innerlijk beluisteren noodzakelijk voor gedichten. Maar nu ben je dermate naar buiten gericht... het Ik merkwaardig zoek geraakt: onmiddellijke leegte in jezelf zodra de radio geen informatie meer geeft en overgaat op fanfaremuziek.
Mijn vertrouwde ‘methode’: de angst wegslapen. Just komt me afhalen om koffie te gaan drinken. Een demonstratie op de Theaterplatz heet te zijn afgezegd, omdat het een valstrik zou zijn. 's Avonds komt Birgit niet terug van haar werk. Als ze eindelijk thuiskomt, vertelt ze helemaal gelukkig dat ze drie uur heeft meegelopen in een vreedzame protestmars. Uwe L. hebben ze gearresteerd. Zijn vrouw ogenschijnlijk laconiek: Iets ergers kan hem nu tenminste niet meer gebeuren. Een collega van Birgit is al twee dagen weg. De zogenaamde Volkspolizei neemt geen aangifte van vermissing op. ‘Misschien heeft hij een vriendinnetje,’ zeggen ze tegen de vrouw die haar man zoekt.
Christa Wolf roept via de radio op om erover na te denken wie er baat heeft bij de demonstraties, aangezien de partijlijn er alleen maar harder door zou worden: maar alleen met petities is ook niets in beweging te krijgen. Ze is terecht bezorgd, gaat echter voorbij aan het feit dat dit volk zich juist nu als een soort natie begint te ervaren. Een toekomstbeeld dat weer van bovenaf opgelegd wordt, is maar half zoveel waard.
's Avonds nog een keer de stad in: er komt iemand hard op me af lopen, ik schrik me dood, verwacht een stomp in mijn maag, en wijk met een verstarde grijns die de hele gebeurtenis moet camoufleren uit.
Wie was dat eigenlijk die vorige maand nog naar het kunstenaarsdorp Worpswede wilde? Nooit eerder was het Westen voor mij verder weg dan nu.
Het gesprek met de partijleiding is wellicht ook zo moeilijk, omdat die lui helemaal geen Duits spreken maar een soort ‘partijlatijn’, een bureaucratisch, mensvijandig dialect uit het duistere verleden. Al hadden ze het op het puntje van hun tong liggen, ze zouden het echt niet kunnen zeggen.
Wat is er in de Prager Strasse aan de hand? ('s Avonds, tegen 22.00 uur) De welhaast gebruikelijke afzettingen. In het midden is een grote groep mensen omsingeld. Maar de neonreclame straalt warmer licht uit dan gewoonlijk, van de bijna gelaten afwachtende mensen gaat eerder kalmte dan angst uit. Ook de militaire eenheden zijn niet meer zo gespannen; zij hebben hun schilden laten zakken. De politiecordons laten een limousine door, een zwarte limousine die onwerkelijk als een droomboot aan komt glijden. Applaus! Wil de staatsmacht met ons praten? Zit ik op Hawaii. Het is de bisschop, hoor ik. Hij zou inderdaad met de burgemeester gaan praten. Dat betekent, zelfs als ze nu tijd willen rekken, een indirecte legalisering van de demonstraties.
Bij de optocht over de Fetscherplatz van vanmiddag zouden er ondanks het vreedzame karakter mensen zijn omsingeld, gearresteerd en in elkaar geramd.
| |
Maandag, 9 oktober
Onze dakdekker probeert mij ervan te overtuigen dat klappen helemaal niet zo erg zijn, bij een ordinaire vechtpartij worden soms ook flinke dreunen uitgedeeld. Daar ga je niet aan dood. Hij voelt blijkbaar aan waar ik met name zo bang voor ben. De angst van de intellectueel om onder fysiek geweld door te draaien. Dat zal wel de bedoeling zijn van politiegeweld: het intellect uitschakelen, argumenta- | |
| |
tie omkeren in gejammer. Ik hoor trieste bijzonderheden, blijkbaar hebben ze ook na de demonstraties soms nog op gevangen genomen mensen losgeslagen - maar ik wil alles pas opschrijven als iemand voor de juistheid hiervan kan instaan.
Uwe L. zit nog steeds vast.
's Avonds in de Kreuzkirche: zeer uiteenlopende figuren, in een bepaald opzicht inderdaad het volk. De kerkbewaarder: ‘Op de galerijen is nog plaats!’ - ‘Galerije? Wà is dà?’ Kerkbewaarder: ‘Vraag maar aan iemand anders.’ Ik ga volkomen uitgeput weer naar buiten, een hoop pijnlijke dingen, vaak dreigde chaos in het reusachtige huis. Maar ik heb iets meegemaakt dat eigenlijk helemaal niet bestaat, dat eigenlijk helemaal niet kan: een volksbijeenkomst van duizenden mensen! Een man verklaart dat hij gezien heeft hoe de politie een schutting van een bouwplaats, die volgens de Sächsische Zeitung door rotzooitrappers vernield was, zelf omver heeft gehaald. In de rij achter ons een vrouw, wier zoon in Bautzen zit en die onafgebroken wanhopig commentaar levert.
De teleurstelling is hoe dan ook groot omdat, zoals dat nu eenmaal gaat, bijna alleen maar het gesprek zélf bereikt werd, en inderdaad bestaat nu het gevaar dat vadertje Stalin in zijn vuistje zit te lachen over die domme Saksen. Maar goed, het apparaat heeft tijd nodig, de vast en zeker ook daar aanwezige veranderaars moeten aan het woord komen en de pseudo-veranderaars moeten kunnen binnensluipen.
Ooggetuigen vertellen dat er, terwijl de mensen in de kerken waren samengekomen, op enige afstand achter de struiken legervrachtwagens en militaire ambulances gereed stonden. We krijgen dus nog steeds de groeten uit China.
| |
Di, 10 oktober
Uwe L. is vrij. In de gevangeniskerk in Bautzen had hij stoel nr. 121. Waar hij ook kwam, hij liet slechts zelden na met een goeden avond te groeten en te verklaren dat de diensthebbende mensen ook mensen waren, goede behandeling dus in het belang van beide partijen. Opgevallen was hij blijkbaar doordat hij verscheidene keren langs de demonstratieve optocht was gelopen om de mensen te verzoeken toch niet op het gras te lopen, want het gras was gras, en dus een stuk natuur. Typisch een raddraaier dus. Arrestatie door twee heren in burger. Geen hulpgeroep van zijn kant, alsof hij in de gaten had dat het alleen maar de helpende hand van vader staat was en niet zomaar een paar privatiserende mensenvangers. Maar alles bij elkaar toch opluchting, hij is er blijkbaar nog vrij goed vanaf gekomen. De krant Union schrijft in een overigens wel objectief verslag over gewelddadigheden op de Fetscherplatz. Wordt daarmee het ‘Geen Geweld’-roepen van de omsingelde mensen bedoeld? Of toch eerder de obligate klap met de gummiknuppel in de vrachtwagen, waardoor Uwe's hand zo merkwaardig dik is geworden dat hij hem nu in verband heeft zitten?
| |
Di, 10 oktober
De Union neemt terug dat er gewelddadigheden van de kant van de demonstranten op de Fetscherplatz geweest zouden zijn. Voor het eerst sinds dagen kan ik weer een beetje normaal ademhalen.
| |
Herfst '89, deel 2
Donderdag, 12 oktober
Gisteravond, Centraal Station Dresden. De Prager Strasse weer in het tevergeefs een metropool imiterende neon-gedoe. Een paar voorbijgangers, merkwaardig verloren op de sierbestrating. De betonnen Lenin in gepaste duisternis. Ik vraag me af waar al dat licht tijdens de demonstraties vandaan kwam: was het de witte gloed van mijn hersenschors?
Ik ontmoet M.D. in de espressobar. Terwijl D. vertelt (geen uitgesproken gruwelijkheden, maar pesterijtjes, urenlang tegen de muur in ‘vliegerhouding’, demonstraties van knuppelvaardigheid, geschreeuw, en bovendien de
| |
| |
onzekerheid wat er met je gaat gebeuren, of de macht niet al op hol slaat) - terwijl D. dus vertelt (‘Hoe oud ben je?’ - ‘15 jaar.’ ‘Wat, 15? Dan krijg je meteen een draai om je oren.’) zit er aan het tafeltje een onopvallende, eenvoudige figuur, die ik voor een Stasi aanzie. ‘Ik ben daar ook geweest,’ zegt hij plotseling, langs zijn neus weg, nadat we al een tijdje hebben zitten praten. ‘Ik ben daar ook geweest’ - en dat komt er zo bescheiden, ja vanzelfsprekend uit. Ook zijn vrouw hadden ze meegenomen. En toen ze gezegd had dat haar kinderen thuis waren, had een van de agenten haar met zijn knuppel in haar nek geslagen zodat het bloed uit haar neus stroomde. Maar verder was het niet zo erg geweest. Degene die hen verhoord had, had zich zelfs een beetje verontschuldigd: de politie was nu eenmaal ook overbelast.
De kleine ogen van die man. Ik heb vergeten hem naar zijn beroep te vragen. Vooral in het begin, toen er nog geslagen werd, hebben juist de botten van mensen zoals hij het moeten ontgelden. En terwijl mijn soort nu alles verklaart en redevoeringen houdt en voor veranderingen is, rinkelt bij hem allang weer de wekker van alledag; loopt hij langs weet ik wat voor buizen naar zijn werk of staat hij 's avonds met een flesje bier bij de kiosk en zegt: ‘Nou ja. Je weet wel hoe dat is.’
Met zijn gummiknuppels heeft het systeem zich definitief in de geschiedenis van het stalinisme ingeschreven.
| |
Vrijdag, 13 oktober
's Avonds in het café. Dat die vent aan het tafeltje een agent is, is meteen duidelijk. Een bepaalde gladheid in zijn gezicht, iets ordelijks, dat echter ook bij andere beroepen zou kunnen voorkomen. Maar dan dat snorretje dat - is het niet ontroerend - immers een sympathieke indruk moet wekken en van de politiefilms op de televisie is afgekeken. Dat snorretje heb ik op de Prager Strasse steeds weer gezien. Ik doe desondanks verbaasd als hij, na drie keer vragen, eindelijk zijn beroep vertelt. Verrassend is zijn vermoeidheid. Hij was niet rechtstreeks bij acties betrokken geweest, maar met de gebeurtenissen op straat had bijna iedereen van hen te doen gehad. Hij moest nu eenmaal 25 jaar volmaken, vanwege het pensioen, ja, maar daarna zou hij een echt baantje gaan zoeken.
Ik probeer hem, tot mijn eigen verbazing, buiten op straat bij het afscheid te omarmen. Zijn verbazing is nog groter dan de mijne. Ik moet de tegenspartelende man echt tegen mijn borst drukken.
| |
Zaterdag, 14 oktober
De omarming met de agent houdt me nog steeds bezig. Mijn behoefte aan harmonie, ja, misschien echter ook een overspelen van de bij mij altijd aanwezige mengeling van politiehaat en autoriteitsangst. En dan steeds weer die vreselijke ontdekking dat ook een politieagent een mens is.
| |
Zondag, 15 oktober
Nou heb ik me toch wat veroorloofd: Petzow, het huis waar schrijvers op verhaal kunnen komen. Ik verklaar hierbij ten overstaan van mijzelf dat ik daar recht op heb. Alleen bij een beetje stilte en nietsdoen kan er weer iets van ‘ik-sterkte’ terugkomen, het geprevel dat misschien ooit ‘gedicht’ genoemd zou mogen worden.
| |
Zondag, 22 oktober
Afgelopen week in Petzow: merkwaardig wat er als herinnering blijft hangen. Eigenlijk alleen maar herfst. Een onduidelijk gevoel tussen allerlei soorten geel, het plotseling opduiken van bospaden, onverwachte bladerregen van links. En dat naast elkaar lopen. En een parasolzwam-gebeurtenis in het gebladerte. Verloren in het gezeefde licht. Dus: ik herinner me geen beelden, maar slechts aanduidingen van beelden, gevoelens. Dergelijke vaagheden zijn de kern van de ervaring, onnoembaar. Hier ligt nu juist de idiotie van al het dagboek-schrijven. Een dagboek somt feiten op, al naar gelang het leven zo'n beetje loopt, en pretendeert daardoor dat het leven zo en zo loopt. Dat is bedrog met voorbedachten rade.
| |
| |
Alle schrijverij vergroft op een ronduit criminele manier, alleen het gedicht beweert tenminste niet a priori dat het het leven zelf is.
| |
23 oktober '89
De macht begint bij te draaien. Hier en daar volkomen andere geluiden. Wel nog steeds dezelfde verkreukelde gezichten, die altijd al het beste voorhadden. Zelfs de automobilist die zijn auto total loss rijdt, had het beste voor.
Maar toch: aldoor een feestelijke stemming, net zo als het geluksgevoel van het kind dat na kerstmis vroeg wakker wordt en nog niet weet waarom het zo blij is en eerst moet nadenken, totdat het hem weer te binnen schiet dat hij een elektrische trein heeft gekregen.
| |
Dinsdag, 24 oktober '89
Gisteren was ik in de stad. Weer wist iedereen die het weten wilde dat er een demonstratie zou zijn. Toch denken we eerst dat we ons vergist hebben, aangezien de tram nogal leeg is, in het centrum van de stad zien we dan echter overal groepen mensen en de Theaterplatz is al haast vol. Ook boven op het ruiterstandbeeld van Johann nog figuren. Een voortdurende monoloog van een luidsprekerstem, steeds weer door gefluit, applaus en gejoel onverstaanbaar. Het duurt een tijdje voordat ik begrijp dat daar districtsvoorzitter Modrow aan het woord is. Niet een gesprek, eerder een gemompel, de luidspreker is zeker te zwak, en het antwoord: het over het plein golvende gesis van de massa. Boven op de balkons van de Semper-opera staan dames en heren op de massa neer te kijken, vast ook een hoop uit de Bondsrepubliek daar boven: ja, beste mensen, in dit soort situaties ontkomen zelfs monarchen er niet aan verantwoording af te leggen. En zoiets noem je nu een revolutie.
Optocht door de stad. Er is iemand met een kaars aan de kant gaan staan en vertelt de menigte hoe lang de optocht is. Vijf minuten, tien minuten... aan het eind zijn het, de straat is tamelijk breed, toch maar liefst 23 minuten.
Nu op naar de ingeblikte macht.
Per taxi welhaast vliegend naar huis: huis zit op slot. Geeft niks, ik klauter met wapperende jas langs de steiger tot vlak onder het dak, ik klop, in het erkerraampje verschijnt eindelijk het kleine, slaperige gezicht van mijn vrouw. Ik verklaar dat ik geen spook ben. Ik gooi mijn jas naar boven en trek me hoogstpersoonlijk aan de vensterbank omhoog. Alles moet anders worden!
| |
Vrijdag, 28 oktober
Waar elders ter wereld bestaat het dat de hoogwaardigheidsbekleders voor een 10.000-koppige menigte komen staan om vragen te beantwoorden? Is de utopie van de macht aan het volk toch nog niet helemaal verdwenen?
Kito Lorenc: ‘Nu kun je de partij niet meer in de rug aanvallen omdat ze met de rug tegen de muur staat.’
Ik heb echt een beetje met Kolbe te doen. Hij is uitgerekend nu per ongeluk naar Amerika gegaan.
In Kleinzschachwitz zijn bananen te koop.
Ik spring met mijn nieuwverworven elan op mijn fiets, maar daar heb je de poppen aan het dansen en de baas ligt hoogstpersoonlijk op straat. Er is een melkfles gesneuveld. Het voorwiel mist een paar spaken, wie zal dat ooit nog eens repareren.
Ook al weet ik in deze nieuwe situatie niets meer te bedenken om te schrijven, omdat het obscure ambtenarendom niet meer door mijn gedichten kan spoken, dan zal ik op mij zelf vast nog wel een bizarre indruk blijven maken.
| |
Zaterdag, 28 oktober
Het ziekteverzuim bij de partijsecretarissen zou hoog liggen. Zelfs de radio herhaalt eisen tot machtsdeling. Plotseling kan ik, wat ik nog nooit kon, ongelovig en met een zachte huivering het woord deutsche demokratische republik uitspreken.
Nou ja.
| |
Zondag, 29 oktober '89
Winterreise, Sjiatoslav Richter, Peter Schreier, Semper-opera - live-opname van het con- | |
| |
cert. Voortdurend gehoest door het publiek in wijde kring (van de langspeelplaat): een horizon van blaffende honden, trouw de winterreiziger begeleidend, alsof het hen erom gaat zich via het gezang van Schreier en het pianospel van Richter de onsterfelijkheid in te hoesten.
Maar Schreier: hoe kan iemand dit ‘Uw kind was een rijke bruid’ zo wonderlijk overgoten met haat ten beste geven en toch ordes en de daarbij behorende lintjes accepteren?
| |
Maandag, 30 oktober
Dat er in de petoet wel degelijk op los gemept werd, heb ik toch altijd al geweten. Weliswaar waren de berichten uit de boevenhokken van dit land haast nooit uit de eerste hand, de mensen die ermee te maken hadden mochten er tenslotte eigenlijk niet over praten, en zodoende kreeg ik alle kans de zaak te verdringen.
De drie jongens die jaren geleden in de trein tegenover je zaten en zo lang naar je zaten te staren dat je ophield met lezen. Alle drie kwamen ze uit de bak, hun handen waren helemaal doorboord met splinters metaal: ze hadden aan machines gewerkt, maar bij dergelijk werk eigenlijk normaal letsel genas niet, door de voeding, zeiden ze.
| |
Dinsdag, 31 oktober
De tallozen die in het voorjaar nog voor die ongelooflijke volksstemming zijn komen opdraven. Maar toegegeven: bij de voorlaatste verkiezingen draafde ikzelf die hoegenaamd niets te verliezen had, ook maar mooi braaf op. Weliswaar in het aparte stemhokje, zodat iedereen wist dat ik niet braaf en openlijk op de partij zou stemmen, maar toch (dat spitsroeden lopen langs de veelhoofdige verkiezingscommissie en het verblijf in dat pashokje en de bibberende handen bij het doorstrepen zouden een uitvoerige beschrijving verdienen). En de voorlaatste keer wilde ik er ook al niet naartoe gaan, maar toen kwamen ze met hun kartonnen doos langs, we zaten juist koffie te drinken onder de appelboom, en toen heb ik het briefje er gewoon ingestopt: mijn stem afgegeven, mezelf zo monddood gemaakt.
In oktober is een groot gedeelte van de post voor mij uit het Westen zoekgeraakt. Een gegeven dat mij meer eert dan irriteert.
Alle instellingen van staat en geloof hebben hun middeltjes om hun massa's te sussen. Bij ons hier: de rijen wachtende mensen. Stel de massa keurig in een rij op, waarbij degene die achter iemand staat de ander vóór hem alleen maar van achteren ziet, dus nooit zijn gezicht, hetgeen de man vóór hem bij de man erachter weinig geliefd maakt, kortom, de samenstellende delen van de massa worden onderling voldoende van elkaar geïsoleerd. Beetje bij beetje schuif je de via de mededeling in de etalage beloofde toekomst tegemoet, een toekomst die uiteindelijk in de uitreiking van een stuk kaas of worst bestaat. Maar zogauw de wachtende de rij verlaten heeft, is hij het wachten eigenlijk weer vergeten en is hij dan ook innerlijk bereid om opnieuw te gaan staan wachten.
Soms worden wachtrijen opzettelijk veroorzaakt: doordat er maar heel erg weinig mandjes zijn zonder welke de toegang tot de flutwinkel niet is toegestaan. Datgene waar je nu op wacht is thans gereduceerd tot een mandje van ijzerdraad. Door minutenlang te moeten wachten (‘Honden moeten buiten blijven’), wordt jou aan het verstand gebracht hoe nutteloos je bent.
Gisteren met Birgit naar de maandagse demonstratie, enorm indrukwekkend. Nu ben ook ik een handenklapper en schreeuwlelijk, van tijd tot tijd zelfs een kletsmajoor: ‘Stasi de economie in!’ - Hopelijk overleeft die dat, die economie.
Achter mij in de straatbrede menigte, terwijl er geklapt wordt: ‘Zouden ze nu slapen?’ ‘Nei. Die slapen nooit - Die hebbe 40 jaar geslape, nou hoeve ze nooit meer te slapen.’
Van tijd tot tijd komen we bekenden tegen, maar die gaan stuk voor stuk weer op in de massa, willen daarin ongezien blijven en ook als denkhoofdmens een keer een hele boel voeten hebben. In de massa die hij anders als ellebogen kent of als zwijgende mensenafdeling voor een staatswinkel.
| |
| |
De optocht stevent op de Augustusbrücke af onder de heiligen langs die zich boven op de consoles van de Hofkirche barokker dan ooit gedragen en ons met hun ongehoorde gebaren persoonlijk lijken te zegenen.
Ik zou haast kunnen gaan houden van dit Dresden nu ik als een massa door de straten ervan wals.
Op de Augustusbrücke waait overigens een huilende wind die aan de spandoeken rukt en die gemakkelijk het geschreeuw en het applaus overstemt, zodat de optocht nu stil over de zwarte stroom vol industrietroep trekt. Er bestaat ook zoiets als de eenzaamheid van de massa: telkens opnieuw als de massa zichzelf niet meer goed kan horen. Dit kapot gebombardeerde en wanstaltig herbouwde Dresden is toch al door zijn wijde straten ontzettend ongeschikt voor demonstraties: zelfs als er duizenden mensen zijn, kunnen die zich gemakkelijk verloren voelen.
Eindelijk weer, bij het Bellevue, getoeter, staccato-applaus dat je eigen hartslag aandrijft, geschreeuw, televisiecamera's, de ndr; als de media erbij zijn is het demonstreren meteen een stuk aantrekkelijker, of niet soms?
Maar verder? Wie hoort ons eigenlijk? De Stasi, ja, maar die weet van tevoren al wat er te horen is. Dus: wijzelf. Ik. Ik sta tegen de barrières in mijzelf te schreeuwen. Mijn bangigheid, mijn hypocrisie.
Deze keer gaat de optocht op de Bautzener Strasse rechtuit. ‘Zijn ze van plan om naar de Stasi daarboven te marcheren?’ Over die lange, nogal donkere Bautzener Strasse, zeg maar tegen de eigen angst op, tegen de mythe van de alomtegenwoordige klauw?
Plotseling, ik heb zelf niet gemerkt hoe dat kwam, valt de stoet uiteen. In het midden beginnen mensen heen en weer te lopen en te gesticuleren, sommigen willen verder, anderen blijven staan; weer anderen beginnen tegen elkaar te schreeuwen. Aan de overkant staat een politieauto. Een spreekkoor roept: ‘Samen één’ - ik sluit me daar meteen bij aan, totdat ik merk dat ik niet eens weet welke eensgezindheid in dit geval bedoeld wordt. Die van hen die verder willen gaan of die van hen die met de rest van de stoet terug naar het centrum willen trekken. Maar dan keren de meesten toch maar om. De Stasi in onszelfheeft gewonnen, de angst is te groot en de lange, donkere Bautzener Strasse te lang en te donker.
| |
4 november '89
We hadden helemaal niet in de gaten dat de bouwvakkers intussen al wekenlang niet meer bij ons zijn geweest. We slapen nu op matrassen in de huiskamer alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is, terwijl de wind door de weggehaalde dakpannen zo de slaapkamer in fluit.
| |
5 november
Ik woon een samenkomst van basisgroeperingen bij. Ik ben kapot van het gebrek aan visie.
Loon gekoppeld aan bedrijfswinst (minstens 10%) plus verkiesbaarheid van de leiders van beneden naar boven, dus de voorman door de werkploegprestatiedruk van boven naar beneden en van beneden naar boven!?
Ben ik Lenin??
's Nachts te voet weer naar huis. De esdoorn in de autobocht, een handjevol bladeren van verkreukeld, nat goud, genadeloos in het schijnwerperlicht van de zweeplamp van het eind van deze eeuw.
| |
6 november
Het aantal mensen dat naar West-Duitsland vertrekt wordt nu al per uur aangegeven en nadert langzamerhand de driehonderd.
In de Kaufhalle hebben ze voor de echte blijvers Radeberger bier. Ik vis, gemaakt nonchalant, twintig flesjes voor mezelf uit de krat en krijg van mezelf het idee dat ik wat bereikt heb in het leven.
Rond de gaslantaarns in Kleinzschachwitz zitten briefjes gebonden: ‘Ik wil hier blijven stralen’ - Mijn god, ik ook.
Ulrike zit op haar kamer te huilen, omdat na die Hagen van haar nu ook oma naar de andere kant wil, ze heeft zich haar pensioen al laten voorrekenen, maar voor haar betekent het
| |
| |
vooral een nieuw begin. Toen ze gisteren uit het Westen terugkwam, leek ze meteen al wat zelfverzekerder, meer een oma-uit-het-Westen, wat vast niet alleen door haar onverwachte ronde oorbellen kwam.
| |
8 november
Gisteren is de regering afgetreden. De tijd die zolang stil stond is in een stroomversnelling geraakt, alsof ze de verloren 40 jaar weer wil inhalen. In heel het land staan zetels op omvallen en worden er berouwvol haren uitgetrokken.
Als we het plotseling gewonnen gemak maar niet toch nog moeten betalen: dat zou tegen de onzinnigheid van de geschiedenis zijn.
| |
10 november
Het ontzettend idiote bericht, weer 's ochtends vroeg, terwijl ik nog met met ohropax ver-pax-te oren op mijn kermisbed in de huiskamer lig: de grenzen zijn open! Lief dagboek, ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Ik weet echt niet meer wat ik moet zeggen. Ik loop met betraande ogen door de keuken te ijsberen, en heb niet eens een ui waaraan ik de plotselinge tranenstroom zou kunnen wijten.
| |
11 november
Nadat Doornroosje wakker was gekust, ontwaakten de majesteiten en de ‘...gehele hofhouding en ze keken elkaar met grote ogen aan. En de paarden buiten stonden op en gingen met hun hoofd staan schudden; de jachthonden begonnen te springen en te kwispelstaarten; de duiven op het dak haalden hun koppetje vanonder hun vleugels te voorschijn, keken rond en vlogen de wijde wereld in’... en zelfs de vliegen op de muur waren verbaasd waarom ze zo lang hadden geslapen.
(vertaling: Mike Schellekens)
|
|