die begrippen de munitievoorraad van intellectuelen wanneer ze met scherp wilden schieten. Steekwoorden die bang maakten, messcherpe maatschappijkritieken die door merg en been konden gaan. Maar goed, onlangs kon men ook nog ‘intellectueel’ zeggen, zonder te giechelen of zich bij voorbaat te verontschuldigen. Maar De Intellectueel, en zeker De Geëngageerde, heeft sinds kort zijn gevoel voor richting verloren. Hij weet niet meer waar de voorhoede zich bevindt, hij weet zelfs niet of hij nog wel een voorhoede wil vinden. Hij is de weg kwijt geraakt en heeft deemoedig achter in de rij plaatsgenomen. Verwacht van hem geen visie meer, geen helderziende blik. Hij zou liever zijn tong afbijten om zo zijn linkse uitspraken van weleer - en wat klonken die niet robuust en zelfverzekerd, wat waren dat geen sweeping statements geweest - ongedaan te maken. Nu is elke vorm van pertinentie hem vreemd. Zijn zekerheden hebben zich tegen hem gekeerd, zijn steekwoorden hebben hem in de steek gelaten.
Het Oostblok is tot gruis vergaan en heeft zich onder luid gejuich ontdaan van zijn leninistische voorhoede. Hij was nooit een kritiekloze bewonderaar van het reëel bestaande communisme, daar niet van, maar zijn reserves betroffen hooguit de praktijk en niet de leer. De linkse intellectueel kapittelde Ceausescu vanwege, let wel, zijn on-marxistische zienswijze. Hij zei Jaruzelski de wacht aan, om Marx te kunnen sparen. Het reëel bestaande socialisme was het wisselgeld dat hij betaalde om zijn wetenschappelijke utopie veilig te kunnen stellen. Reculer pour mieux sauver. Een stap terug, maar daarna onverdroten voorwaarts. De politieke versie van de St. Vitus-dans.
Dat spelletje is afgelopen. Met Stalin, met Lenin wiebelde ook Marx een beetje op zijn sokkel. Zelfs Engels stond er wat verloren bij. En wie nog over socialisme sprak in de straten van Budapest en Praag vloekte hardop in de kerk. Trouwens, om de verwarring compleet te maken: ook die zat vol. De geëngageerde intellectueel is gesjeesd. Van de weeromstuit heeft hij, de voormalig redenaar, de profeet van de partij afdeling Nieuw West zich onzichtbaar gemaakt. Een zielig hoopje schuldigheid, een monument van bescheidenheid.
Te gemakkelijk, dit ongelijk. Te voorbarig ook, die collectieve afzwering van het engagement. Pathetisch, de zelfhaat van de schuldbewuste intellectueel. Voordat de intelligentsia definitief de kiezen op elkaar klemt, zijn er eerst nog wat vragen te beantwoorden. Waarom bijvoorbeeld waren al die koosnaampjes die zo aardig en intellectueel-waardig klonken uiteindelijk altijd afgeleid van de krijgskunde? Vanwaar die voorkeur voor militaire metaforen? De avant-garde als het voorste regiment, en haar leden als stoottroepers die nog maar net de bajonet verwisseld hadden voor de pen. Waarom die merkwaardige identificatie met de wereld van de uniformen, de kanonnen en granaten?
Honderd jaar geleden had een huurling zich geëngageerd als hij dienst nam bij een legeronderdeel. Engagement was synoniem met indiensttreding, bewijs van dienstbaarheid en gehoorzaamheid. Vanwaar, kortom, die etymologische verwantschap tussen de woorden van de intellectueel en het wapenarsenaal? Waarom hebben denkers zich zo graag willen afficheren als schietgrage officieren?
De geschiedenis van de linkse, geëngageerde intellectueel lijkt beheerst te worden door het slechte geweten. Alsof schrijvers liever soldaten waren geweest, die zwaar geschut in stelling brachten in plaats van argumenten. Het engagement van intellectuelen heeft al te vaak de gedaante aangenomen van blinde gehoorzaamheid aan deze of gene partij, van organisch opgaan in het volk. Altijd weer die obsessie om woorden bij de daad te voegen, en de denker in te ruilen voor de doener. Zelfverachting van de intellectueel, omkering van waarden: met geweld vroeg hij om daden, waar het zijn eigenlijke plicht was ze met woorden te ondervragen. Een pen is geen tank, een boek heeft minder overredingskracht dan een scheepslading mariniers. Is dat werkelijk zo moeilijk te accepteren? Zijn de vroegere fans