| |
| |
| |
Guido van Heulendonk
Maude
naar het midden van het slagveld
en ook zijn paard glimlachte
zwaaide hij de punt van zijn zwaard
voegt niets aan zijn eer toe.
Je kon stellen dat hij twee fascinaties had: spieren en de dood. Niemand in de kolonie vond zijn zelfmoord vreemd. Het was het middel dat verbaasde: verhanging - vrij banaal voor iemand met zijn verbeelding. Ook met de motor wist men geen raad. Had hij zeker gespeeld?
Armspieren, hij had armen te kort om ze getoond te krijgen. Hij droeg altijd T-shirts. Wanneer de ijsregen over het kamp joeg, liep hij rond in mouwloze anoraks. Hij gebruikte olie om de spiertextuur op zijn armen beter te doen uitkomen. Hij kon ze allemaal opnoemen en aanwijzen: de tweehoofdige spier, de grote ronde, de driehoek, de monnikskap. In de bar zat hij bij de deur naar de toiletten. Als ze openging zag hij zichzelf in de spiegels boven de wastafels, en tilde secuur zijn glas naar zijn mond, en volgde de bolling van zijn biceps.
Allerlei legenden begonnen de ronde te doen in de kolonie. Men had de mouwopening van zijn T-shirt zien scheuren, toen hij in zijn oor krabde. Hij kon noten kraken in de holte van zijn elleboog. Hij bedreef de liefde steunend op één hand.
Hij glimlachte als hij het hoorde. Niet om de verhalen zelf, maar omdat de belangstelling hem streelde. En dat van de liefde was waar.
En dan was er Maude, zijn vaste vriendin. Een paarse, glanzende Kawasaki die, gezien het volk dat hem ontworpen had, verbazend veel ruimte innam. Maude was een vrouw, daar had de Australiër over beslist van wie hij de machine kocht. ‘She's a lady,’ had de Australiër gezegd. ‘Be nice to her.’
Hij was met Maude in het Engels blijven communiceren, ondanks zijn gebrekkige talenkennis. Purple Maude. Haar topsnelheid was nauwelijks te schatten. In twee beheerste cilinderexplosies stond ze aan de andere kant van de kolonie. Ze zat vol leer en chroom. Ze had radio aan boord, en eindigde in een seinmast die achter de rug van de berijder oprees, en waaraan vlaggetjes hingen. Maude had een met fineerhout ingelegde koffer.
Met Maude trok hij erop uit in de vrije weekends. Hij doorkruiste het land, reed van kust tot kust, tot diep in het heuvelachtige noorden. Een helm sloot hem op in zijn eigen universum, links en rechts spatte de wereld weg, en tussen zijn dijen zat het imposante gezwel van Maude's brand- | |
| |
stoftank - hij droeg een lederen broek, en lederen cowboylaarzen. En een T-shirt.
Die weekends.
Hij leefde uit de fineerhouten koffer. Er zat een tentje in dat hij 's nachts op de berm zette, en doeken voor Maude. 's Middags at hij in baancafés en ging daarna buiten zitten, smeerde crème op zijn armen en sloot zijn ogen. De hoge zon legde glans over hen allebei. Ze soesden tot de verkeersdrukte aanzwol en de loomheid verdreef. Hij sloeg zijn been over Maude en trapte haar aan de gang: een sprongetje waarbij even de zilveren ster op de schacht van zijn laars bloot kwam. Twee seconden later hing rond het café alleen nog de herinnering aan paarse schittering en fel weerkaatste zonnestralen.
Toen de survival-zomer er aankwam, was hij al lang verliefd op Maude. Hij kweekte zijn spieren alleen nog voor haar, poetste, oliede met overgave, en fleemde haar met geraffineerde huzarenstukjes. Stuur loslaten bij inhaalmanoeuvres, steigerende starts, optrekken tot honderd op het achterwiel. Maude was een verrukte maar veeleisende minnares. Ze verlangde al spoedig meer. Hij piekerde. Op een avond reed hij de snelweg af, en wachtte tot het donker werd. Hij concentreerde zich, deed ademhalingsoefeningen, controleerde zijn pols. Hij liep om haar heen en scheen met een zaklamp op elk boutje en kabeltje. Hij gaf haar olie en water. Ze blonk van alertheid, als een renpaard dat een miljoenenrace voorvoelt. Hij steeg op en trapte. Ze reageerde zonder hapering. Hij gaf rukjes aan de gashendel, luisterde naar de toon van haar antwoord. Maude was klaar. Ze stoven weg, de uitrit op die hij net verlaten had, en gillend vlogen ze de lichten van de naderende auto's tegemoet. Hij had de radio aan op het hoogste volume, hij hoorde het getoeter niet van de chauffeurs die hem zagen aankomen en paniekerig aan het zwenken gingen. Hij zag de woedende vuisten niet die naar hem werden gezwaaid, de ontzette gezichten achter de zijraampjes, hoorde het gieren van de remmende banden niet. Nog een paar kilometer, Maude. Just a few miles. Ze haalden de volgende oprit, natuurlijk. Met Maude liep niks verkeerd. Ze reden door tot een eenzame plek en stopten, hij zakte voorover op de warme tank waar hij zijn hart liet uitbonken, en fluisterde: we zijn spookrijders, Maude, de beste die er zijn.
Soms speelde hij Russische roulette. Hij had de club ontdekt in de hoofdstad, in het hart van de migrantenwijken, waar leven zowel als sterven een donkerder tint heeft. Hij reisde erheen met de trein, alsof hij dit liever voor Maude verborgen hield, liever niet had dat ze wist van aparte afspraakjes met de dood. De inzet was vrouwen, maar die liet hij in de loges. Ook de kelners met hun uitgelezen drugsassortiment sprak hij niet aan. Zijn kick lag elders. In de clubzaal stonden spiegels. Hij zag zichzelf aan de tafel, zag zijn hand met de revolver omhooggaan, zag de schaduwlijn rond zijn biceps breder worden, zijn bovenarm zwellen en het spier-reliëf glimmen onder de menthol-olie. Hij spande de trekker en zag de onderhuidse beweging, de pees die zich verlegde langs zijn spaakbeen. Hij drukte af en leefde nog.
Als hij dan later door de stationsbuurt wandelde, miste hij Maude. Maude leefde mee op het ritme van zijn hartslag, en nu was ze er niet om hem uit te laten hijgen. Hij voelde een hevige trek in onbenoembare dingen, in al wat op de wereld verboden was. Het gevoel leek op honger, dorst en seksuele drift tegelijk. Hij kocht hot- | |
| |
dogs, roomsoezen, stukken warme appeltaart en schrokte alles naar binnen achter een krantekiosk. Hij dronk bier. In de trein sliep hij. Thuis klom hij op Maude, zonder helm, en reed met gedoofde lichten de nacht in.
*
De dood, dat verre bizarre gat, dat lonkte, en genoeg mysterie inhield om niet vulgair te zijn. Maude, met haar subtiele vibraties, haar fijngevoelige respons op de minste van zijn bevelen.
*
Het leven in de kolonie beviel hem. Lange maanden tussen mensen zoals hij, en geen andere in de buurt. Mensen met als voornaamste doel het verleggen van grenzen, van eigen mogelijkheden. IJlmarsen met zweet en blaren, het wanhopig gekreun van achteroprakende vrouwen die ondersteund moesten worden. Het gevloek van de jonge Fransman die bij de para's was geweest. Merde, riep hij, we zullen de laatsten zijn. Merde, als hij in een plas gleed. Hij hield van de taal van de Fransman, begon ze zelf te gebruiken. Merde, mompelde hij, en plukte een spin van zijn gezicht. De overlevingstochten: een handvol kansen op voortbestaan in een rugzak gepakt. Het schuren van rotsblokken tegen de kanobodem, het gedruis van stroomversnellingen. Het slachten van een kip met een rotsschilfer - de ingewanden uitscheuren, geel vet lostrekken en smelten om er knellende schoenen mee in te wrijven. Touw, zeil, haken. Adders en dazen, de vingerdikke muggenlaag op het net van de tentingang. En het gekef van de parende kuifvossen, 's nachts, in de verte.
Op vrijdagavond keerden ze terug. Ze liepen hinkend het basiskamp in, hij voelde dat Maude op hem wachtte in de ondergrondse garage. Ze hield zich stil, terwijl hij zijn geschonden handen op haar legde, en zich moeizaam in het zadel hees. Voorzichtig, elk putje vermijdend, en met naadloze schakelingen, reed ze hem de kolonie rond. Ze keerden terug en daalden weer af in de koelte van het souterrain. Daar bleef hij, en ging zich pas veel later opfrissen.
Het basiskamp was uitdagend luxueus. Er waren deftige badinstallaties, saunablokken, massagesalons met discrete verzorgsters. Er waren natuurcrèmes en geurende oliën. In het restaurant at hij een wildschotel uit de streek. Hij ging naar de bar, bestelde ijswater, en ging bij de toiletdeuren zitten. En dacht aan Maude.
*
Op een nacht was hij in de hoofdstad. Hij zat in de schimmige Eros-bioscoop aan het stationsplein. Hij zag het besneeuwde, bekraste, krakende verhaal van een blanke slavin die door een sultan in zijn kerkers werd opgesloten. Alleen een hond bracht dagelijks een mandje met eten. De vrouw verging van eenzaamheid, en de hond was zeer lief. Zeer groot, en mannelijk. De hond deed wat van hem werd verwacht.
Hij kwam hoofdschuddend bij Maude, en probeerde te lachen op de terugweg. Hij sliep onrustig. Tegen de ochtend stond hij op. Hij had het warm en ging naar de garage. Hij drentelde wat om Maude heen, schikte een vlaggetje, haalde een doek over haar uitlaatpijp. Hij legde zijn wang op de brandstoftank, voelde de koelte aan zijn jukbeen. You're a fine girl, zei hij. Zijn lippen openden zich tegen het
| |
| |
bolle metaal. Maude hield er niet van. Er ging een zindering door zijn tong, alsof hij aan een batterij likte. Hij schrok, en sprong op. Ze wankelde even. Hij hielp haar weer in positie en ging weg. Op zijn kamer deed hij vijftig opdrukjes. En 's anderendaags, als verdere boete, een kniezit op Maude's rug tegen honderdtwintig per uur. Maude accepteerde het, en hij haalde opgelucht adem.
Een hete zondagmiddag, hij lag in het gras voor een wegcafé en las de krant. Achter hem stond Maude. Het was heet, hij was slaperig. Hij draaide een pagina om, maar de krant zakte ritselend over zijn borst. Hij sliep in, met opwindende beelden voor zijn ogen. Het voorgeborchte van een droom, of de nazindering van de wereld om hem heen. De slaap wiste alles weg.
Toen ze vertrokken, voelde hij dat Maude tegenstuurde. Ze draaide vierkant, trok nukkig op, ging niet plat liggen in de bochten. Hij stopte, sleutelde wat links en rechts, bekeek de bougies, vond niets. Hij reed verder, en voelde dezelfde weerstand. Misschien wou ze hem iets vertellen? Hij besloot haar bewegingen te volgen, en binnen de vijf minuten stond hij terug bij het café dat hij net verlaten had. Hij keek rond, wist niet wat hij moest doen. Hij dacht aan tv-series met een paard of hond in de hoofdrol, waarvan de gedachten perfect door het baasje gelezen worden. Waf! - Wat is er, hond, probeer je me te vertellen dat de verlaten mijngang is ingestort en dat er een jongetje klem zit onder een stutbalk? Van Maude werd hij niets wijzer. Zij kon blaffen noch praten. Hij zag de krant die hij in een vuilnismand had gegooid. Hij nam hem eruit en vouwde hem open. Er verscheen een grote advertentie die hij eerst niet herkende: 15u - Kawasaki-show. Maar opeens herinnerde hij zich een glimp net voor hij in slaap viel. Foto's van de nieuwste modellen, prijzen, technische gegevens, slogans over geraffineerde spitstechnologie. Hij floot zachtjes tussen zijn tanden. Natuurlijk moesten ze daar naartoe, onmiddellijk, de show was die dag zelf, zag hij, en niet ver daarvandaan. Die Maude. Naughty girl. Nu snapte hij haar kuren. Wou ze hem opgeilen met het beeld van de jeugd? Hij klom lachend in het zadel en stuurde haar de weg op, met één hand, voor de rest was een zachte druk van de dij nu voldoende.
De show overtrof alle verwachtingen.
Koninginnestuk was een scooter-achtig tuig, met fauteuilframe en ingekapselde motor. Nog niet in de handel, zei de brochure, nog lang niet. De machine was niemand speciaal opgevallen, tot een grijnzende Japanner er met gekruiste armen op ging zitten en ‘Kawasaki’ zei. Tot ieders verbazing sloeg de motor aan. De Japanner nam het stuur vast en reed een rondje. Toen hij stil hield, gaf hij uitleg. Het startmechanisme was aan een computer geschakeld en die was op zijn stem geprogrammeerd. Het volstond een code uit te spreken om het mechanisme in werking te stellen. Leuk, én veilig. Geen enkel ander mens kon het ding op gang krijgen, diefstal uitgesloten, tenzij je én de code kende, én hetzelfde stemgeluid als de eigenaar had. Nice? Probeer maar.
Verschillende mensen gingen op de scooter zitten en zegden het codewoord. Niets. Iemand probeerde een Japanse toonzetting, kneep zijn neus dicht en produceerde een ‘Kawasaki’ met kalkoens geklok in zijn keel. Niets. Men lachte. De Japanner zei het, en de motor draaide.
Hij stond erbij en keek ernaar. Hij kon nauwelijks geloven wat hij zag. Dit moest
| |
| |
hij ook hebben. Stel je voor: Maude die reageerde op zijn stem, Maude tot wie hij echt zou kunnen spreken, die hem zou begrijpen, naar hem luisteren, van alle miljarden mensen op de wereld alleen hem zou gehoorzamen. Gedaan met het barbaars getrap bij de start. Hij ging naar de Japanner. De computer inbouwen in een bestaand model was zeer moeilijk, zei die. Very difficult. Maar mogelijk? Ja, wel mogelijk, als je een dikke portefeuille had. Dat was geen probleem, zei hij. De Japanner bekeek hem, aarzelde, en gaf hem toen een adres van een vestiging in de hoofdstad. 's Anderendaags reed hij erheen. Het zou een week duren, zei de hoofdingenieur. Hij nam afscheid van Maude, nadat hij alles had uitgelegd. Ze begreep, maar toch stapte hij wat onwennig op de trein. Als hij haar terug zou zien, zou ze dezelfde niet meer zijn. Dit werd een beslissend moment voor hun relatie. De trein zat stampvol, maar hij zag niemand. Hij keek naar buiten, hoorde zijn stem terug terwijl hij het codewoord insprak in een machine vol lichtjes. Telkens schoot er een golvende curve over het monitorscherm. Maude, had hij gezegd, Maude, wel twintig maal.
De week kroop wurgend traag voorbij. Gelukkig was er een overlevingstocht die wat afleiding bezorgde. Toen hij haar ging ophalen, zat hij onder de builen en schrammen. Ze zal schrikken, dacht hij. We zullen elkaar niet herkennen.
Daar stond ze, in de hoek van het atelier. Ze was verbazend weinig veranderd. Tussen stuur en brandstoftank zat een klein kastje, er waren wat kabeltjes bijgekomen, het startpedaal was weg. Verder niets. Men had haar glanzend opgepoetst, als een kind dat het hospitaal mag verlaten, en door zijn ouders wordt afgehaald. Zelfs de vlaggetjes aan de mast waren gewassen. Hij schreef een cheque, en leidde haar de poort uit. Hij klom op haar rug, en zette zijn helm op. Zijn hart kraakte van elektriciteit, toen hij zijn keel schraapte en ‘Maude’ zei. Er gebeurde niets. Twee seconden duurde het voor hij het begreep. De helm liet zijn stem niet door. Hij nam hem af, zei opnieuw: ‘Maude’. De motor sloeg vlekkeloos aan. Hij zette de helm op en reed weg. Later werd een spookrijder gesignaleerd op de a9 naar de kust. Het weekend begon, het was nog vrij druk, ondanks de vallende duisternis. Een wagen die uitweek, slipte en schoot de middenberm over. Daar kwam hij in botsing met een busje Britse toeristen. Tot laat in de nacht waren de blauwe zwaailichten te zien, was het geloei van sirenes hoorbaar. Zo ging ook deze geboorte van taal niet onopgemerkt voorbij.
*
En het gebeurde dat bij het begin van de zomer een televisiestation zijn kamp opsloeg in een naburig kuststadje. Iedere avond, een maand lang, was er een liveuitzending vanop het strand, en vele nationale en internationale sterren traden er op voor dichte drommen vakantiegangers die juichend op de dijk stonden, meedeinden met geheven armen, en naar de camera zwaaiden.
Een hoogtepunt was het dagelijkse paraplu-hangen: ‘Mister Sunbrella’. Op het strand stond een lantaarnpaal waaraan een geopend zonnescherm hing, handvat omlaag. Mensen op de dijk werden uitgenodigd eronder plaats te nemen, op te springen naar de stok, zich op te trekken tot tegen het scherm en daar zo lang mogelijk te blijven hangen. Een klok naast hen
| |
| |
tikte de seconden weg, en de massa telde luidkeels mee, hierin aangemoedigd door een hysterische presentator. De opdracht leek eenvoudig, en menig jonge kerel kwam het strand op, gelokt door de hoofdprijs: wie bij de laatste uitzending het record op zijn naam had, kreeg een tropische cruise voor twee personen. Bij bosjes sprongen ze het scherm in. Maar nog voor een halve minuut om was, zag men de meeste gezichten al in een krampachtige grijns vertrekken, de armen begonnen te beven, strekten zich, de knieën zakten weg van de buik, en langzaam maar onherroepelijk gleed de krachtpatser in de krul van het handvat, waaruit hij ten slotte onder applaus in het zand stortte. Sommigen spanden zich zo in dat ze op handen en knieën terug de dijk op moesten kruipen, terwijl de camera alvast het bezorgde gezicht van hun liefje in close-up nam, voor zij de arm over de trillende schouders van de media-held sloeg.
Het spel werd razend populair. Meer professioneel ingestelde deelnemers boden zich aan: mannen met brede schouders en massieve nekken, die kleefpoeder aan hun handen deden voor ze omhoog sprongen. Er waren er die eerst zuurstof verzamelden, een halve minuut wijdbeens en met woest gezicht de zee inkeken, snuivend in starre concentratie. Anderen beten zich op het moment dat ze moesten loslaten in de duimwortel, en schreeuwden daarbij zo hard dat het publiek verbaasd zweeg. Pijn, zeiden ze nadien tegen de presentator, stimuleert de adrenaline-produktie. En ze toonden het ovaaltje bloedende stippels aan hun pols.
In de bar van de kolonie werden de uitzendingen druk bekeken. En toen het record al zeven dagen op naam van een pezige Duitser stond, ging hij naar de ondergrondse garage en zei: ‘Come, Maude, het is tijd.’
De cruise intereseerde hem niet. Wie had hij mee moeten vragen? Maar hij liet zich opnemen op video. Iedere kamer in de kolonie was uitgerust met video. En toen hij terug was, zag hij zichzelf hangen, omkronkeld door zijn eigen spiermassa, barok, onbeweeglijk, glanzend in zachte kleuren, tegen de blauwe achtergrond van de zee. Twintig seconden had hij erbij gedaan, en had toen met een elegante beweging losgelaten. Niet omdat hij moe was, maar hij wou niet beginnen te zweten voor het oog van de camera. En hij wou nog terugkomen, de kans laten aan mogelijke concurrenten om het beter te doen. Dan kon hij herbeginnen, en de ogen van de natie weer op zich weten. Hij zou deze zomer rekken zo lang hij kon, tot zijn kast vol video's zat.
Het werkte. Avond aan avond lag hij op zijn bed, en keek naar de beelden van zijn eigen lichaam. Een paar keer al had hij zijn titel moeten verdedigen, telkens met een nieuwe oogst aan tape als resultaat. Het scenario werd klassiek: iemand brak het record, hij keerde terug, deed er een seconde of vijf bij, en wipte bedaard in het zand. Geen gehijg, geen grimas, geen zweet. De vrouwen op de dijk keken verdoofd toe hoe hij een leren jek over zijn T-shirt trok, op Maude klom, en wegreed in het tanende zonlicht. Wat zei hij toen hij startte? Niemand die het verstond. Maar dat hij iets zei kon iedereen getuigen. Een kort woord, een toverspreuk. Soms, op het stille stuk bosweg net voor de kolonie, stopte hij om in eenzaamheid lucht te geven aan zijn exaltatie. Hij sprong op naar een lage dennetak, slingerde heen en weer en riep: ‘I'm Mister Sunbrella!’ En soms sloeg hij zich daarbij op de borst, en pro- | |
| |
duceerde een kreet waar tientallen vogels van opvlogen. Dit doe ik voor jou, Maude, zei hij, als hij gekalmeerd uit de boom kwam, en haar van haar voetje duwde. For you only.
Maude vond het prachtig.
*
Maar allengs begon er iets te wringen, een gevoel van onvoldaanheid, een kramp van amateurisme. Alsof de perfectie net één stapje verder lag. Het ging op zijn humeur werken, vrat aan zijn energie. Hij had geen zin meer in het kolonieleven, ging niet meer mee op excursie, lag op zijn bed, en verveelde zich. De beelden raakten afgezaagd, het record stond nu op een ongenaakbare hoogte. Hij hoefde niet meer naar de kuststad te rijden, de professionelen hadden het opgegeven, uit het scherm tuimelden alleen nog puistige adolescenten, idioten, dronkaards. Merde.
Maar op een avond kwam het idee. Hij schrok niet toen het kwam, zo sprak het vanzelf. Gevaar, het aroma van de dood, dat was het wat ontbrak. Niet de schreeuwerige presentator, de debiele menigte, de klok met reclame voor Zwitserse uurwerkmakers werkten op hem, maar de afwezigheid van dat ene additief. Hij voelde het ook aan Maude, ze zou niet lang meer onder de indruk blijven. Hij moest iets doen.
's Nachts droomde hij dat hij opgehangen werd. Men had hem gesnapt als spookrijder. Twintig mensen waren gestorven in een door hem veroorzaakte crash, en de rechter besloot tot een bijzondere executie. Op het schavot kreeg hij de opdracht om, net voor het luik onder zijn voeten zou openklappen, op te springen, het touw boven zijn hoofd te grijpen, en zo te blijven hangen zo lang hij kon. Hield hij het een kwartier uit, dan was hij vrij. Indien niet, dan zou het publiek kunnen toezien hoe zijn spieren het begaven, hoe hij langzaam naar beneden zakte, het touw zich aanspande en de strop rond zijn hals zich onherroepelijk sloot. Ophanging zonder nekbreuk, dat was een doodsstrijd van minstens vijf minuten. De rechters wreven zich al in de handen.
Duizenden mensen kwamen naar de executie. De klok naast het schavot tikte en tikte, maar hij begaf het niet. Zonder zucht, zonder gekreun bleef hij in positie, de knieën netjes opgetrokken, geen enkele trilling beroerde zijn armen, geen druppel zweet kwam aan zijn kin bengelen. In de verte stond Maude en keek toe. Hij zag haar blinken van trots, het publiek juichte, de rechters knarsetandden, en later, na een wazige sequentie van beelden, lag hij naakt op een reusachtig tapijt, de zon scheen verzengend, hij nam olie uit Maude's koffer, en hij smeerde zich in van kop tot teen.
Weer wakker voelde hij zijn hart nog een tijdlang nabonzen. Het was duidelijk wat hem te doen stond. Hij besliste: nog diezelfde avond moest het gebeuren.
*
Hij hield zich de hele dag afzijdig, deed aan geen enkele activiteit mee. 's Avonds at hij op zijn kamer. Hij nam een touw en knoopte het zorgvuldig tot een strop. Hij oliede zijn armen, en toen het helemaal donker werd, en de stilte over de kolonie viel, haalde hij Maude uit de garage. Hij leidde haar naar het massagesalon en bracht haar binnen in de centrale ruimte. Hij stelde haar op bij de ingang. De verste wand van de hal bestond volledig uit spiegelglas. Aan een andere hing een klok. Hij
| |
| |
klom op een stoel en bevestigde het touw aan een haak in de zoldering. Hij controleerde de lengte. De strop hing uitnodigend voor zijn ogen. Hij kwam van de stoel af en keek naar de klok. Het was twee voor twaalf. Hij legde alles uit aan Maude. Hij zou een kwartier blijven hangen, dat zwoer hij. En als hij het niet haalde, dan zou hij de stoel wegschoppen, dat zwoer hij ook. Het was alles of niets. Dit werd zijn ultiem exploot. Ofwel bereikte hij wat in de droom mogelijk was geweest, ofwel stierf hij. Voor haar, voor haar uiteindelijke gunst.
Maude zweeg.
Hij stapte op de stoel en schoof de strop over zijn hoofd. Hij moest even op zijn tenen staan. Hij keek naar de klok en wachtte tot het exact twaalf uur was. Nog een halve minuut. De secondewijzer schokte naar boven en toen hij het streepje van de twaalf passeerde, sprong hij op en greep het touw vast. Hij trok zijn knieën op tegen zijn buik en daar hing hij, nog even draaiend, zijn haar strelend over de zoldering. Toen hij stil hing, waren er al twee minuten voorbij. Hij voelde zich sterk. Hij keek in de spiegel en zag zijn gebald profiel, de halo rond zijn huid. Hij keek naar Maude en zag haar geconcentreerde aandacht. Hij schatte de reserve die nog in zijn armen zat en voelde een euforisch geluk. Hier had hij jaren op gewacht, dit sloeg alles: de dreiging van het oerwoud, het overhalen van de roulette-trekker, de dubbele file aanstormende koplampen. Hier was de essentie: dood tegenover spierkracht, en verder niets. De laatste krachtmeting. En Maude was erbij. Zij zag het, hij hoorde haar ingehouden aanmoedigingskreten, de opwinding groeide in zijn buik. Hij kreeg trek in drank, vettige fast food, zwetende vrouwen. Hij voelde de erectie die zich een weg baande tussen zijn samengeperste dijen. En hij wou roepen als slingerde hij aan een dennetak. Tot de negende minuut. Toen kwam de eerste kramp. Zijn Sunbrella-record was al gebroken, maar een venijnige trilling liep over de achterkant van zijn bovenarm. Hij ontkende het, maar tien seconden later was er een schokje in zijn buikspieren. Hij trok zijn knieën wat hoger en keek naar de spiegel. Een dunne aanslag had zijn beeld troebel gemaakt. Zijn adem? Verdampend zweet? Ongerust streek hij met zijn tong over zijn bovenlip en proefde een zoute druppel. En een straaltje zakte langs zijn jukbeen. Paniek. Hij gluurde naar Maude, maar die scheen niets te merken. Een nieuwe trilling, in beide armen dit keer, en de realiteit viel op hem: hij zou het niet halen. Tien minuten voorbij, en de tekenen waren er
reeds. Hij wist dat hij niet hoefde te twijfelen, hij had het zelf vaak genoeg geconstateerd bij zijn mededingers op het strand. Eenmaal de afgang ingezet duurde het meestal niet lang. Zijn armen trilden nu continu, niet opvallend, maar toch aan een stuk door, en er iets aan doen kon hij niet. Zijn knieën zakten een centimeter, en nog een. Zijn buik begon aan te voelen alsof hij vuistslagen had geïncasseerd, zijn ellebogen dreven weg van zijn lichaam. Hij zakte, onhoudbaar, vier minuten nog, hij haalde het nooit. Hij kreunde, hoorde de stem aanzwellen in zijn hoofd: dat hij zijn woord aan Maude gestand moest doen, de stoel wegschoppen, een trap tegen de rugleuning geven en sterven, nu.
Wat hij nooit had verwacht gebeurde. Op het moment dat hij haastig zoekend naar beneden keek en de stoel zag staan, kreeg de doodsangst hem te pakken. Hij kon niet. Hij, die zijn hele leven de dood
| |
| |
had uitgedaagd zonder één ogenblik te hebben gebeefd, keek nu verlamd naar het eenvoudige meubel dat daar onder hem stond te wachten. Eén beweging van zijn voet was voldoende. Maar het ging niet. Anders dan het grootste risico bleek zekerheid te veel om te dragen. Hij durfde niet, hij wou niet, hij wou verder leven. Desnoods zonder Maude's respect, desnoods zonder haar. Nog twee seconden probeerde hij het: held te zijn, moed te putten uit de verering die hij bij haar zou achterlaten, het grootse, onvergetelijke beeld dat hij in haar herinnering zou griffen. Zijn leven schoot voorbij: een flitsende spiraal van halters, gewichten, trekveren, hij zag zichzelf als kind, balancerend op de richel van een kerktoren, hometrainers tolden rond, hij vloog langs snelwegen en lag op de vloer van een kazernekamer, waar hij opdrukjes deed met twee man op zijn rug; er waren revolverschoten en het dankbare gejammer van vrouwen. En toen niets meer van dit alles. Enkel nog de stoel, de rugleuning net onder de hak van zijn laars. Hij zakte weer een centimeter en gaf het op. Zijn lichaam was een massale rietstengel, het zweet liep langs zijn benen. Merde - zijn geest formuleerde het woord in wanhoop, en terwijl zijn voeten neervielen en naar de zitting tastten, scheurde het naar buiten via zijn hese stem, echode tegen de wanden:
‘Merde!’
Zijn Frans was al even slecht als zijn Engels. Maude's motor sloeg aan met een schok, en wellicht had hij haar maar half op de steunvoet getrokken: deze klapte omhoog, zij reed een meter en wierp de stoel omver. Zij tuimelde en bleef ronkend liggen. Haar gassen vulden de ruimte en dat scheelde wat in de verstikkingstijd.
|
|