De Gids. Jaargang 152
(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdPolitiek leven
| |
[pagina 982]
| |
kranten op hun voorpagina van 29 mei en op deze manier gaven zij algemene bekendheid aan een gang van zaken die vele jaren lang als een vitaal politiek geheim voor parlement en publieke opinie verzwegen was.Ga naar eind1. Richard Ullman, hoogleraar internationale betrekkingen aan de universiteit van Princeton, was dit in gesprekken met hoge ambtenaren uit de Verenigde Staten en Frankrijk ter ore gekomen. Hij ging op verder onderzoek uit en zijn bevindingen werden op 27 mei in het bekende Amerikaanse kwartaalblad Foreign Policy gepubliceerd.Ga naar eind2. De mededelingen van Ullman zijn zonder twijfel opzienbarend te noemen. Bijna 30 jaar lang had Frankrijk de mythe verbreid dat het een volstrekt onafhankelijke en nationale kernmacht en kernwapenstrategie bezat. Tenminste vanaf 1966 toen Frankrijk op bevel van president Charles de Gaulle de militaire organisatie van de navo verliet, moesten alle politieke en militaire bondgenoten van Frankrijk, met andere woorden de lidstaten van de navo, niet enkel doen maar ook daarnaar handelen alsof zij in het bestaan van een onafhankelijke en nationale kernmacht van Frankrijk geloofden.Ga naar eind3. De gevolgen van dit besluit van De Gaulle waren theoretisch gezien zeer verregaand, want voortaan moest Frankrijk zich op eigen kracht op een eventuele kernwapenoorlog voorbereiden, oefenen en plannen ontwikkelen voor aanval en verdediging. In de praktijk is het allemaal erg meegevallen, zoals blijkt uit het artikel van Ullman. Toch is het nodig de gevolgen van een werkelijke Franse ‘Alleingang’ eens op een rijtje te zetten. Natuurlijk kennen neutrale landen zoals Zweden en Zwitserland ook een dergelijke situatie, maar zij zijn in tegenstelling tot Frankrijk geen kernwapenmogendheid. Frankrijk dat in 1960 zijn eerste proef met een splijtingsbom nam en in 1968 voor het eerst een thermonucleair wapen beproefde, was omstreeks 1975 een volwaardige middelgrote kernmogendheid geworden. Het was uitgerust met kernwapensystemen voor de korte, middellange en lange afstand en met lange afstandsraketten, opgesteld op het land en op moderne onderzeeboten. Met het bereiken van deze mijlpaal kwam Frankrijk in een uiterst paradoxale situatie terecht. Om deze complexe wapensystemen militair effectief te kunnen laten functioneren en daarmee zijn kernwapenmacht politiek bruikbaar te maken moest Frankrijk kostbare en technologisch hoog gekwalificeerde systemen ontwikkelen waardoor voorzien kon worden in voor deze kernwapens noodzakelijke waarnemingen, dataverwerking, verbindingen en bevelslijnen.Ga naar eind4. Wanneer deze systemen (in vakkringen spreekt men over c3i = ‘Command, Control, Communications, Intelligence’) zouden ontbreken, beschikte Frankrijk alleen maar over een blind en bijgevolg zowel militair als politiek onbruikbaar en ongeloofwaardig kernwapensysteem. In dat laatste geval was de Franse kernmacht een façade of Potemkin-constructie, bedoeld om allen die geloven in zeer explosieve en destructieve, maar niettemin bordkartonnen wapens politiek te imponeren. Zolang Frankrijk de mythe van een nationale, volwaardige, middelgrote en technologisch geavanceerde kernmacht in stand kon houden, zou het in politiek opzicht daarvan enorm kunnen profiteren. Zolang de Sovjetunie de Franse kernmacht serieus nam en deze dus niet als een verlengstuk van de Verenigde Staten opvatte, werd de politieke status van Frankrijk verhoogd. Ook de Amerikaanse bondgenoot droeg zijn steentje daartoe bij wanneer hij in zijn onderhandelingen met de Sovjetunie en in zijn beleidsstukken de onafhankelijkheid en kwaliteit van de Franse kernmacht onderstreepte. Onder invloed van deze factoren werd Frankrijk door zijn Westeuropese bondgenoten ernstiger genomen en in zijn eigen ogen werd daardoor zijn status verhoogd. Frankrijk had er gedurende de afgelopen periode dus belang bij het verhaal van de Franse nationale kernmacht zo overtuigend mogelijk over het voetlicht te brengen. Strikte geheimhouding van de werkelijke situatie was in zijn nationaal belang en versterkte zijn in- | |
[pagina 983]
| |
ternationale politieke positie. De Amerikanen waren eveneens op vertrouwelijkheid gesteld, want hoewel zij op uiterst indirecte wijze Franse wetenschapsbeoefenaren en ingenieurs aan de mirv-technologie hielpen, hebben zij waarschijnlijk de geest en de letter van de Amerikaanse wetgeving op het gebied van de kernenergie uit 1946 en van de amendementen daarop uit 1954 en 1958 geschonden.Ga naar eind5. De zegslieden van Richard Ullman en verder niet-officiële woordvoerders van de Franse en de Amerikaanse regering hebben zich beroepen op een overeenkomst tussen de Verenigde Staten en Frankrijk van 27 juli 1961 over de uitwisseling van nucleaire informatie. Dit verdrag, ook wel een ‘program for cooperation’ geheten, is een raamverdrag dat het sluiten van uitvoeringsverdragen op het terrein van nucleaire samenwerking tussen de Verenigde Staten en haar bondgenoten mogelijk maakt.Ga naar eind6. Het onderhavige verdrag was echter identiek aan de raamverdragen die de Verenigde Staten al in mei 1959 hadden gesloten met landen zoals de Bondsrepubliek, Nederland, Italië, Griekenland en Turkije. Dat waren uiterst beperkte medewerkingsverdragen die geen militaire samenwerking en uitwisseling van geheime gegevens over kernwapens in het vooruitzicht stelden. Slechts met Engeland hadden de Verenigde Staten echte samenwerkingsverdragen afgesloten.Ga naar eind7. Los van de vraag of de Amerikaanse regering bij deze nucleaire samenwerking met Frankrijk legale dan wel illegale middelen heeft gebruikt, staat één ding buiten kijf: uiteindelijk hebben de Verenigde Staten hun oorspronkelijke doeleinden met betrekking tot het verhinderen resp. frustreren en indammen van nationale kernmachten in de navo weten te bereiken. Na aanvankelijke frustrering van de Britse kernwapenplannen besloot de Amerikaanse regering in 1958 op nucleair terrein met de Engelsen samen te werken. Deze samenwerking was zo innig dat na verloop van tijd de politieke onafhankelijkheid van de Britse kernmacht alleen nog maar op papier bestond.Ga naar eind8. Frankrijk wilde in die jaren een behandeling die identiek was aan die van Engeland, maar het wenste tevens garanties dat zijn beslissingsmacht met betrekking tot het gebruik van het kernwapen onaangetast bleef. Die garanties wilde de Amerikaanse regering niet geven. Met behulp van spek en speldeprikken probeerde deze Frankrijk in de val te lokken. Dat lukte absoluut niet meer vanaf het moment dat generaal De Gaulle de regeringsmacht in Frankrijk in 1958 overnam. De Gaulle liet versneld een Gallische kernwapenpolitiek en kernwapenstrategie ontwikkelen om de onafhankelijkheid van Frankrijk te demonstreren en tevens om zowel naar binnen als naar buiten te laten zien hoe noodzakelijk een nationale Franse kernwapenmacht was.Ga naar eind9. Van de andere kant had Frankrijk de Amerikaanse kernwapentechnologie nodig. Dat was de reden dat de Franse regering vanaf 1956 de Amerikanen telkens weer om hulp had gevraagd. De Amerikanen waren bereid die te geven, maar op hun voorwaarden. Dat accepteerde De Gaulle niet, want in dat geval kon Frankrijk het politieke gewin van zijn kernwapens wel vergeten. Als een kernwapendependance van het Pentagon zou Frankrijk geen indruk kunnen maken op de Bondsrepubliek, Nederland of Derde Wereld-staten. Het raamverdrag van juli 1961 was kennelijk gesloten om Frankrijk volledig op te nemen in de gemeenschappelijke kernwapenactiviteiten van de navo, zoals opslag van kernkoppen op het grondgebied van de Westeuropese lidstaten van de navo, levering van kernwapencapabele wapensystemen en planning van aanval en verdediging in een kernwapenoorlog.Ga naar eind10. Waarschijnlijk is dat verdrag niet werkelijk geëffectueerd. Pas toen de informele samenwerking tussen beide landen op gang kwam, kreeg het verdrag een functie. Zolang Frankrijk een mini-kernwapenmogendheid was, uitgerust met enkele Mirage bommenwerpers die kernwapens konden transporteren, kon het in wetenschappelijk, technologisch en economisch opzicht zichzelf en dus onafhankelijk blijven. De betekenis van zijn kernbewapening zou op de lange duur | |
[pagina 984]
| |
echter tot nul worden gereduceerd omdat deze voor verdediging en afschrikking volstrekt ongeloofwaardig was. Eenmaal op het kernwapenpad was Frankrijk gedwongen onafgebroken doende zijn kernwapenarsenaal uit te breiden en grondig te moderniseren. Vanaf het moment dat het een middelgrote kernwapenmogendheid was geworden, diende Frankrijk zich niet slechts te meten met nietnucleaire grote mogendheden of met een kernwapenmogendheid als Engeland, maar in feite met de Sovjetunie en ook de Verenigde Staten. Dit betekende dat het moest gaan beschikken over een even moderne infrastructuur van verbindingen, dataverwerking, bevelsstructuren en waarneming als de grote mogendheden, met name de Sovjetunie. Daarom moest Frankrijk wel bij de Verenigde Staten aankloppen om hulp bij het ontwikkelen van deze infrastructuur. De ontwikkeling van de mirv-technologie ging de vermogens van Frankrijk al te boven. Om deze reden was Frankrijk maar al te graag bereid de indirecte assistentie van de Verenigde Staten te aanvaarden. Zoals ik al heb opgemerkt waren ook de Amerikaanse belangen gediend met nucleaire samenwerking met Frankrijk. In dit verband wordt vaak gewezen op veiligheidsoverwegingen. Het versterken van de kernwapenarsenalen van Frankrijk zou de militaire strategie en het doelwittenplan van de Sovjetunie aanzienlijk bemoeilijken. Richard Ullman wijst in zijn artikel ook op deze verklaring. In feite is dit kletspraat, een vast onderdeel van de rationalisaties en legitimaties waarvan afschrikkingsscholastici zich bedienen. (De Franse kernmacht kan voor de Sovjetunie hooguit het escalatierisico vergroten.) Met dergelijke veiligheidsargumenten konden natuurlijk verschillende politici overreed worden. In werkelijkheid ging het om volstrekt andere Amerikaanse belangen die ook vitaal waren en bovendien verband hielden met veiligheidspolitiek. De nucleaire samenwerking met Frankrijk begon goed op gang te komen nadat de Bondsrepubliek samen met andere EurAtom-landen in 1973 het verdrag tegen de verspreiding van de kernwapens had aanvaard en ondertekend. Zou de Amerikaans-Franse samenwerking ooit uitlekken, dan zou de Bondsrepubliek aan dit precedent toch geen rechten ten gunste van nucleaire samenwerking kunnen ontlenen, want het non-proliferatieverdrag stond dat in de weg.Ga naar eind11. Dankzij deze nieuwe band met Frankrijk verhinderen de Verenigde Staten tevens een mogelijke nucleaire samenwerking tussen Frankrijk en Engeland die gesteund door Westduits kapitaal en technologische kennis de basis zou kunnen vormen voor een toekomstige Westeuropese kernmacht. Als tegenprestatie ging Frankrijk op een informele en vaak onzichtbare wijze weer deel uitmaken van de militaire organisatie van de navo. Dit onttrok zich goeddeels aan het gezicht van de publieke opinie in West-Europa, maar volgens Ullman waren de Sovjets wel degelijk op de hoogte van deze ontwikkelingen. Hoe komt het dat regeringen en politieke leiders kennelijk van niets wisten en in de mythe van de Franse kernmacht geloofden? Indertijd is het mij al opgevallen hoe in allerlei Amerikaanse overheidsstukken de klemtoon op de onafhankelijke kernmacht van Frankrijk werd gelegd. Dat maakte mij wat achterdochtig. Mijn wantrouwen nam toe toen ik zag dat in diverse Congresdocumenten informatie over de Franse kernmacht eenvoudigweg werd weggelaten, hoewel men deze zonder veel moeite uit allerlei openbare bronnen kon halen.Ga naar eind12. Bedreven de Verenigde Staten broederlijke spionage en moesten ze hun bronnen beschermen? Of beschikten zij over andere toegangen tot deze informatie en dienden deze toegangen dus beschermd te worden? Mijn geloof in de onafhankelijkheid van de Franse kernmacht was verdwenen toen ik mij de omvang, de kwaliteit en de kosten van de infrastructuur van een moderne kernmacht voor de geest haalde. Zonder over exacte bewijzen te beschikken was ik jaren geleden al tot de overtuiging gekomen dat de Franse kernmacht reeds lang en breed omarmd was door de Verenigde Staten. Daarmee had de absolu- | |
[pagina 985]
| |
te onafhankelijkheid van Frankrijk op dit terrein opgehouden te bestaan. Deze onafhankelijkheid kon nu slechts als mythe voortleven zolang regeringen en politici bereid waren hieraan geloof te schenken. Met de onthullingen van Ullman is ook deze episode voorbij en behoort het onderwerp in feite tot de geschiedschrijving. Er is echter één uitzondering. Wanneer deze mythe eindelijk ontzenuwd is, zullen vervolgens enkele politieke dwangvoorstellingen uit de wereld geholpen moeten worden die hiermee verbonden waren. Dit zijn onderwerpen die niet door Ullman en ook niet door de pers zijn behandeld. De kwestie is niet zozeer of president Nixon en Henry Kissinger met hun geheime diplomatie letter en geest van de Amerikaanse atoomwetgeving hebben geschonden. Dit mogelijk politiek gesjacher wordt naar mijn idee volledig gecompenseerd door het feit dat Amerika hiermee zijn nonproliferatiepolitiek ten opzichte van de navo heeft kunnen bekronen. Het is echter jammer dat een buitenstaander pas na 15 jaar deze ontwikkeling heeft kunnen onthullen. Wanneer deze informatie vroeger bekend was geworden, hadden enkele Gallische en Gaullistische ideeën omtrent veiligheid, de politieke en militaire betekenis van kernwapens en de veiligheidsrelatie tussen de Verenigde Staten en West-Europa veel vroeger effectief verworpen kunnen worden. Deze ideeën noem ik politieke dwangvoorstellingen. In allerlei gradaties werden zij door regeringen, politieke leiders en opinieleiders aanvaard. Ze bepaalden mede het denken, de opvattingen en de doelstellingen van de vredesbeweging, maar tegelijkertijd vormden zij de grondslag voor een Europese school in het militair-politiek en strategisch denken. In Nederland was de polemoloog Bert Röling iemand die consequent en jarenlang deze dwangvoorstellingen heeft verbreid. In 1960 zinspeelde hij al op de mogelijkheid dat de Verenigde Staten en de Sovjetunie bij het uitbreken van een gewapend conflict op basis van een uitgesproken of vertrouwelijke afspraak de inzet van kernwapens zouden beperken tot het grondgebied van Midden- en West-Europa. Op deze wijze zou hun eigen grondgebied gespaard blijven.Ga naar eind13. Beide supermogendheden zouden in tijden van crisis en gewapend conflict het op een akkoord kunnen laten aankomen. Op kosten van andere staten en hun grondgebied zouden zij een kernwapenoorlog voeren. Om dat te voorkomen was een derde kernwapenmogendheid nodig om de supermogendheden eraan te herinneren dat ook hun grondgebied het doelwit van kernwapenaanvallen kon worden. Dit is één van de legitimaties van de Franse kernmacht geweest. Overigens had Röling weinig vertrouwen in de veiligheidsgarantie van de Verenigde Staten ten opzichte van hun bondgenoten in West-Europa. Want dreigen met de inzet van kernwapens en eventueel met zware kernwapenbombardementen was volgens hem een ongeloofwaardige politiek wanneer de bedreigde tegenpartij zelf beschikte over zulke wapens en het conflict in militair en politiek opzicht beperkt was. Vrij naar De Gaulle: zouden de Verenigde Staten bereid zijn New York, Chicago en andere steden op te geven om een Sovjet-aanval op West-Berlijn of de Bondsrepubliek te vergelden? In een van zijn laatste artikelen uit 1984 werkte Röling dit onderwerp uit. Zijn conclusie was dat de Amerikaanse veiligheidsgarantie op basis van afschrikking niet kon werken. Deze veiligheidsgarantie hadden de Amerikanen Europa aangepraat, maar dit was een opzettelijke leugen. Als kroongetuige haalde Röling Henry Kissinger aan.Ga naar eind14. In een beroemde toespraak op 1 september 1979 had de laatste een pleidooi gehouden voor aanvaarding van de opstelling van kruisraketten en Pershing ii-raketten door West-Europa vanuit de gedachte dat West-Europa de Verenigde Staten op het gebied van veiligheidsgaranties niet moest overvragen. Want elke Europeaan hoopte volgens Kissinger in het geheim dat een kernwapenoorlog boven het grondgebied van de Sovjetunie en de Verenigde Staten zou worden uitgevochten, zodat Europa gespaard zou blijven voor | |
[pagina 986]
| |
de directe gevolgen van een kernwapenoorlog.Ga naar eind15. Röling en verschillende strategische denkers hebben zich nooit afgevraagd of de Amerikaanse veiligheidsgarantie door middel van afschrikking op basis van kernwapens mogelijk wel een geloofwaardige optie was in de ogen van de Sovjetunie. Dergelijke vragen stelde Röling niet, omdat hij bevangen was door angstvoorstellingen en slechts in ontwapening een uitweg zag. De strategische denkers waren bevreesd voor de Sovjetunie en zagen slechts een oplossing in meer bewapening en eventueel in een bewapeningswedloop. In dit netwerk van waandenkbeelden, angstvoorstellingen en mythen functioneerde het onafhankelijke Franse kernwapen als het symbool bij uitstek van het Westeuropese wantrouwen ten opzichte van de Amerikaanse veiligheidsgarantie.Ga naar eind16. Het onafhankelijke Franse kernwapen ‘bewees’ als het ware dat de supermogendheden niet te vertrouwen waren en dat de veiligheidsgarantie van de Amerikanen uiteindelijk niets voorstelde. Het schonk een schijn van geloofwaardigheid aan de angstvoorstelling dat Amerika om zijn eigen land te sparen Westeuropese politiek zou opofferen of eventueel uitleveren aan nucleaire vernietiging. Amerika zou dus te laat kernwapens in het geding brengen. Maar ook het omgekeerde angstbeeld kon dankzij het Franse kernwapen plausibel schijnen: Amerika zou in een zeer vroeg stadium kernwapens op Europees grondgebied gebruiken om te verhinderen dat de oorlog naar intercontinentale dimensies zou escaleren. In elk geval kon de Franse kernwapenmacht gebruikt worden in politieke redeneringen en argumenten ten gunste van het continueren van een bewapeningswedloop. Het meest dramatische voorbeeld is de recente kwestie van de middellange afstandsraketten in West-Europa, 1979-1987, geweest. De Westeuropese veiligheid zou niet aan de Amerikaanse afschrikking en veiligheidspolitiek gekoppeld zijn. Om toch in deze koppeling te voorzien dienden 572 middellange afstandsraketten in West-Europa te worden opgesteld. De prijs die de Verenigde Staten en de Westeuropese bondgenoten hebben moeten betalen voor het in standhouden van de mythe van de onafhankelijke en nationale Franse kernmacht is buitensporig hoog geweest. Deze mythe heeft nu eenmaal voedsel gegeven aan dwangvoorstellingen die enkele malen zijn uitgemond in overbodige wapenontwikkelingen en bewapeningsbesluiten. Hierdoor is ook telkens weer de angst van vele mensen voor een dreigende kernwapenoorlog toegenomen. Tenslotte stelde deze mythe politieke kwakzalvers van rechts en links in de gelegenheid de mensen hun patentanalysen en wonderolieoplossingen aan de hand te doen. Of met het onthullen van de mythe de daarmee verbonden dwangvoorstellingen ook zullen uitsterven is nog niet zeker. |
|