De Gids. Jaargang 152(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 976] [p. 976] Arjen Duinker Vier gedichten 1 Alle hoeken zijn naakt. Alle woorden zijn naakt. In Córdoba is een hoek waar de mannen pissen Als hun buik bol staat van het bier, Kreunend van opluchting, Met half open ogen. Zo'n hoek heb je ook in Lissabon, Zelfs de wind die over de Taag aankomt Kan hem niet schoon krijgen. Ik heb staan kijken, Mij verbazend over de naaktheid van die hoek. Vanaf een balkon werd geschreeuwd: ‘Wat zoek je? Jongeman, die hoek is heel speciaal. Elk jaar vijf doden! Kijk maar eens goed, En ga naar huis. Ga naar huis.’ De vrouw rochelde en spuugde flink. En ik, terwijl ik maakte dat ik weg kwam, Verwonderde mij over de naaktheid van die hoek. [pagina 977] [p. 977] 2 Door euforie gedreven, Door een of andere euforie gedreven ga ik van huis. Zonder om te kijken Verruil ik de besneeuwde toppen Voor een vlakte, als de onrustige rivier Aan wier oevers de vissers dag na dag wachten. Door euforie gedreven slinger ik rond, Slinger ik mij door een werkelijkheid Waarin het miniemste nog enorm is. Ik koester geen verwachtingen. Door euforie bewogen, die alledaagse Van liever op een stoel zitten en sigaretten roken Terwijl je ziet en voelt en eet, Bemin ik, Bemin ik wie ik beminnen kan En droom ik van nog meer beminnen. Fabelachtig veel, Uit vreugde, angst, gewoonte, noem maar op, Al wat de mens voor altijd beweegt. Ziedaar mijn bijdrage aan het leven Tot ik uitmond in zee. [pagina 978] [p. 978] 3 De brug hult zich in raadsels. Niets geeft zij prijs, geen glimlach, Geen ogenblik van ergernis, geen enkele traan. Alles laat zij over aan de werkelijkheid. Ik heb geen hond. Ik wil geen hond. Als ik er eentje tegenkom aan de lijn van zijn baas, In het donker, In het volste besef van zijn plichten, Schiet mij telkens maar een woord te binnen: Woef. Samen kijken wij naar het trage water Dat onze huizen weerkaatst en naar de maan, Om ons over sterren te verbazen. Dan gaat elk zijns weegs. Onwetend van de dromen die het water meevoert, Onwetend van de ongerijmde magie in de dingen, Trofee van het bestaan, En blind voor de maan, De maan die groter wordt en kleiner Terwijl ze het ene ommetje na het andere maakt. [pagina 979] [p. 979] 4 Tot ziens, maan. Tot ziens, omdat je gaat. Zonder te spreken Als de dageraad, En in zulk zwijgen Als de glinsterende sinaasappelboom En zijn late schaduw. Oh, geef me een schotel amandeltjes! Oh, geef me een mes om het vlees te snijden! Een zachte bries. Een bries die schreeuwt zonder te schreeuwen, Een bries die riet en water verwart, Een bries die jagende vogels stuurt En zich nestelt in de buik Van de zon, alleen. Geef me een schotel amandeltjes, Oh, en geef me een vork voor de ziel! Vorige Volgende