De Gids. Jaargang 152
(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdAlex van Schooten
| |
[pagina 836]
| |
het hogere, het ethische of zinvolle is onzegbaar. Hij komt tot de conclusie dat de taal het wezenlijke niet kan uitdrukken maar slechts kan aanwijzen. De bestaande commentaren hebben zich, in hun poging de invloed van Wittgenstein op Bernhard te bewijzen, voornamelijk beperkt tot een vergelijking van enkele zinnen van beide schrijvers om daarin een overeenkomst vast te stellen. De parallellen tussen Bernhard en Wittgenstein kunnen mijns inziens op deze wijze moeilijk nader gespecificeerd worden. Ik zou daarom willen wijzen op de affiniteit van enkele denkpatronen die van invloed zijn op de taaluitingen van Bernhard. Alleen zo kan overtuigend bewezen worden dat Wittgensteins taalopvatting aanknopingspunten biedt om Bernhards taalscepsis beter te begrijpen. De persoon Wittgenstein wil ik niet buiten beschouwing laten: in drie prozawerken en een toneelstuk van Bernhard komt hij voor als personage; hij wordt daarbij slechts in twee gevallen ook Wittgenstein genoemd, namelijk in Wittgensteins NeffeGa naar eind3. en ‘Goethe schtirbt’Ga naar eind4.. In het toneelstuk Ritter, Dene, VossGa naar eind5. karakteriseert de krankzinnige Ludwig Worringer zich door kenmerken van twee personen te vertonen. Zowel Ludwig Wittgenstein als zijn neef Paul (die in Wittgensteins Neffe de hoofdrol speelt) zijn in dit personage te herkennen. In een aantekening bij de tekst van het toneelstuk wijst Thomas Bernhard zelf op deze overeenkomst. Hij schrijft dat zijn gedachten bij zijn vriend Paul en diens oom Ludwig zijn geweest tijdens het schrijven van het stuk. Het personage Ludwig in Ritter, Dene, Voss houdt zich bezig met filosofie en hij heeft een haatliefdeverhouding met zijn zusters. Op deze twee punten vertoont Ludwig Worringer sterke gelijkenis met Ludwig Wittgenstein. In ‘Goethe schtirbt’ en Wittgensteins Neffe komt een personage genaamd Wittgenstein voor. De rol die deze Wittgenstein speelt is van weinig betekenis. Er wordt over hem alleen maar verteld dat hij een groot denker is, dat hij uit Oostenrijk afkomstig is en in Cambridge heeft gestudeerd. In beide verhalen beperkt Bernhard zich tot trefwoorden voor zijn verering van Wittgenstein. Hij voert nauwelijks argumenten aan voor zijn hoogachting van juist deze filosoof; iets dat hij evenmin doet voor zijn minachting voor andere filosofen en kunstenaars. Een voorbeeld van het laatste is te vinden in Alte Meister, waarin Heidegger uitgescholden wordt voor ‘Geistesniete’Ga naar eind6. en ‘Voralpenschwachdenker’Ga naar eind7.. Bernhard heeft even weinig woorden nodig voor het uitschelden van de één als voor het loven van de ander. Voor deze korte, felle uitingen van antipathie en sympathie worden in deze boeken nauwelijks redenen gegeven. In de roman KorrekturGa naar eind8. komt men meer te weten over de persoon Wittgenstein. Een anonieme ik-verteller treedt hierin op als beheerder van de nalatenschap van de natuurwetenschapper Roithamer, die zelfmoord heeft gepleegd; hij vertelt zowel over het ordenen van de nalatenschap als over het persoonlijk leven van de erflater. In de loop van het verhaal worden de contouren van Roithamer langzamerhand zichtbaar. Het ontwerpen en bouwen van een ‘woonkegel’ voor zijn zuster, waarvoor Roithamer vanuit Cambridge terugkeert naar het Oostenrijkse plaatsje Altensam, staan centraal. Roithamer bouwt zijn woonkegel. Maar uiteindelijk moet hij erkennen dat hij in het leven mislukt is; dan vindt hij zijn bestemming in de dood. Het is niet moeilijk om in het personage Roithamer biografische gegevens en karaktertrekken van Wittgenstein te onderscheiden, zoals Alfred BarthoferGa naar eind9. en Bernhard SorgGa naar eind10. hebben aangetoond. Sorg beweert in zijn boek dat Korrektur een ‘Wittgenstein-Roman’Ga naar eind11. is. Maar er kan in geen geval sprake zijn van een gelijkstelling van beide figuren. Roithamer en Wittgenstein vertonen weliswaar overeenkomsten, maar in veel biografische feiten stemmen ze niet overeen. Roithamer bouwt een huis voor zijn zuster; hij heeft een gespannen ‘verhouding’ met Oostenrijk en Engeland, wat tot uitdrukking komt in het vele reizen tussen beide landen; verder is hij voortdurend op zoek naar existentiële waarheden. Vooral deze | |
[pagina 837]
| |
kenmerken maken het mogelijk trekken van Wittgenstein in Roithamer te onderscheiden. De overeenkomsten in karaktertrekken en levensloop maken duidelijk dat Bernhard geen congruentie van waarheid en fictie heeft nagestreefd, maar dat hij een karaktergelijkenis tussen het personage Roithamer en de persoon Wittgenstein heeft willen aanduiden. Het centrale motief van de roman wordt al in de titel genoemd: het is de correctie van de ‘... Studie über Altensam und alles, was mit Altensam zusammenhängt [...] unter besonderer Berücksichtigung des Kegels...’Ga naar eind12. Door zijn eigen wetenschappelijke studie te corrigeren probeert Roithamer de werkelijkheid in haar essentie te begrijpen. Het inkorten zou het dus mogelijk moeten maken de essentie van de werkelijkheid te benaderen; maar in plaats daarvan betekent de correctie de vernietiging van het geschrift. ‘Wenn ich korrigiere, vernichte ich, sagt Roithamer.’Ga naar eind13. Hij ziet tenslotte in dat een rationeel begrip van de wereld niet mogelijk is, ‘... dass nichts ist, wie es tatsächlich ist, das Beschriebene entgegengesetzt dem Tatsächlichen [ist]...’.Ga naar eind14. Dit voor Bernhards hoofdpersonen zo wezenlijke inzicht (denk bijvoorbeeld aan Konrad, die in de roman Das KalkwerkGa naar eind15. vergeefs een studie over het gehoor probeerde te schrijven), is door Mireille Tabah op filosofisch niveau gebracht. Zij schrijft in haar artikel over Korrektur: Ein offensichtlicheres Paradigma für die Unmöglichkeit philosophischer Welterkenntnis ist das Thema der wissenschaftlichen Studie, die als totales Geistesprodukt, als ein Werk, in dem die Bewusstseinswelt wie die gesamte Wirklichkeit in ihren wechselseitigen Beziehungen ausgelegt und zusammengefasst werden sollen, zum unvermeidlichen Scheitern verurteilt ist.Ga naar eind16.
De mogelijkheid de wereld in taal te beschrijven en de begrenzing van die mogelijkheid vormen het hoofdthema van Ludwig Wittgensteins Tractatus logico-philosophicus. Hij ontwikkelt in dit boek een afbeeldingstheorie die het mogelijk moet maken de wereld in zinnen vol betekenis te beschrijven, want ‘Der Satz ist ein Bild der Wirklichkeit’.Ga naar eind17. Deze uitspraak gaat ervanuit dat de feiten van de wereld in taal uitgedrukt kunnen worden. Dit uitgangspunt is in tegenstelling met de taalsceptische houding van Bernhard. Die taalscepsis is duidelijk aanwijsbaar in het centrale motief van Korrektur en in zinnen als de volgende: [...] und ich habe erkennen müssen, dass alles, das ich in dem Manuskript beschrieben habe, anders ist als beschrieben, das Tatsächliche anders als das Beschriebene.Ga naar eind18.
Het afbeeldingsvermogen van de taal laat de hoofdpersonen bij hun pogingen de wereld te begrijpen door middel van die taal in de steek. En zo leiden hun studies, die zij als hun levenswerk beschouwen, tot niets. De hoofdpersonen blijft niets anders over dan vertwijfeling, die kan leiden tot zelfmoord in Korrektur of moord op de levensgezellin in Das Kalkwerk. Bernhards protagonisten beperken zich in hun studies niet tot geïsoleerde objecten, maar proberen een groter verband tussen geest en buitenwereld te leggen. Tot een samenhang van betekenis kunnen ze echter niet komen. In de wereld bestaat deze samenhang niet en de mens is niet in staat de wereld betekenis toe te kennen, volgens Bernhard. De hoofdpersonen, die zich zo pijnlijk inspannen de wereld te begrijpen, lijken beschreven te worden in een uitspraak van Wittgenstein, die hij deed naar aanleiding van het lezen van Heidegger: Ich kann mir wohl denken, was H. mit Sein und Angst meint. Der Mensch hat den Trieb, gegen die Grenzen der Sprache anzurennen.Ga naar eind20.
Net als Heidegger maken Bernhards figuren de ‘fout’ het onzegbare in woorden te willen | |
[pagina 838]
| |
uitdrukken. De onvolmaaktheid van taal maakt het echter onmogelijk om antwoorden te vinden op de vraag naar betekenis. Het lukt deze personen niet een absolute waarde in de wereld te vinden. Zij worstelen niet alleen met de taal: ook op ethische wijze zoeken zij naar de waarheid en naar de zin van het leven. De mogelijkheid om de wereld waarde toe te kennen sluit Wittgenstein in de Tractatus uit: Der Sinn der Welt muss ausserhalb ihrer liegen. In der Welt ist alles, wie es ist, und geschieht alles, wie es geschieht; es gibt in ihr keinen Wert und wenn es ihn gäbe, so hätte er keinen.Ga naar eind21.
In de Tractatus heeft Wittgenstein getracht het onzegbare scherp van het zegbare te scheiden; hij doet dit door het zegbare van binnenuit te begrenzen. Hij is van mening dat men moet zwijgen over alles dat buiten die grens valt. In geen geval betekent dit dat levensvraagstukken van minder groot belang zijn dan wetenschappelijke kwesties. In een brief aan Ludwig von FickerGa naar eind22. schrijft Wittgenstein dat datgene waarover hij niet geschreven heeft in de Tractatus, namelijk het ethische, het belangrijkste is. Hij wijst daarop in het volgende citaat uit de Tractatus: Wir fühlen, dass, selbst wenn alle möglichen wissenschaftlichen Fragen beantwortet sind, unsere Lebensprobleme noch gar nicht berührt sind.Ga naar eind23.
Hij concludeert echter niet dat de beantwoording van wetenschappelijke kwesties niet zou kunnen bijdragen tot de oplossing van levensvraagstukken. Maar hij geeft niet aan hoe dat concreet gestalte zou moeten krijgen. In een heel eigen redeneertrant past hij een vorm van dialectiek toe. De levensvraagstukken kunnen op een hoger niveau aan het onzegbare reiken, want in een dialectisch proces kan de vraag opgeheven worden. Volgens deze abstracte redenering kan de beantwoording van wetenschappelijke kwesties juist heel goed bijdragen tot de oplossing van levensvraagstukken. Aansluitend op het voorgaande citaat schrijft Wittgenstein namelijk: Freilich bleibt dann eben keine Frage mehr; und eben dies ist die Antwort.Ga naar eind24.
Wittgensteins Tractatus kan naar mijn mening niet slechts een bijdrage leveren tot meer inzicht in Bernhards denkpatronen, tevens kan zij leiden tot een beter begrip van Bernhards complexe schrijfwijze. In de hedendaagse literatuur is de meedogenloze wijze waarop Thomas Bernhard met taal omgaat misschien wel uniek. Waarschijnlijk kan zijn manier van schrijven alleen maar extreme reacties oproepen bij de lezer. Zonder op retorische of stilistische regels te letten, gebruikt Bernhard de taal op karakteristieke wijze: de taal lijkt zich te verzelfstandigen en stapelt zich op tot hoge taalgebouwen. Deze zogenaamde taaltorens zijn zó hoog dat men, tijdens het lezen op zo'n toren aanwezig, nauwelijks kan zien dat de fundamenten van het gebouw zich in de werkelijkheid bevinden. Die fundamenten kunnen niet door middel van een empirische bewijsvoering zichtbaar gemaakt worden. De eindeloze monologen bezitten niet de overtuigingskracht van argumenten; dat schijnt ook niet de bedoeling te zijn. De taaltorens lijken doelbewust in de lucht te zweven. Enkel de taal op zich moet de lezer boeien; de enige argumentatiekracht kan ontleend worden aan het fascinerende gegeven van zo'n schijnbaar in de lucht zwevend taalgebouw. De nauwelijks zichtbare, maar wel aanwezige fundamenten van de taalgebouwen, met andere woorden de werkelijkheid waarop de monologen betrekking hebben, worden gevormd door de zeer subjectief ervaren wereld van de protagonisten. Die werkelijkheid is in zo sterke mate een ‘Kopfwirklichheit’ geworden dat het zinloos is de waarheid van de geuite zinnen te betwijfelen. Volgens een logische analyse, zoals die in de Tractatus te vinden is, zou gesteld kunnen worden dat het wat Bernhards monologen betreft overbodig is geworden het waarheids- | |
[pagina 839]
| |
gehalte van de zinnen te toetsen aan de voorwaarde dat de zinnen moeten overeenstemmen met de werkelijkheid. Een vergelijkbare categorie zinnen kan bij Wittgenstein gevonden worden. Het betreft hier zinnen die altijd waar en daarom niet van de werkelijkheid afhankelijk zijn. Dergelijke zinnen worden tautologieën genoemd. Het begrip tautologie wordt in een filosofisch woordenboek als volgt gedefinieerd: For this reason one can say that a tautology is an empty, or vacuous, proposition, that says nothing about how things are in the world, since its truth-value is independent of the way things are.Ga naar eind25.
Wittgenstein beperkt zich in de Tractatus met betrekking tot de tautologieën tot een zeer nauw begrensde groep uitspraken. In zijn voorbeelden concentreert hij zich op mathematische zinnen. In het Tagebuch 1914-1916 staat een zin die hiermee in conflict komt: Die Melodie ist eine Art Tautologie, sie ist in sich selbst abgeschlossen; sie befriedigt sich selbst.Ga naar eind26.
De opvatting dat ook de melodie een soort tautologie kan zijn duidt erop dat tautologie niet onvoorwaardelijk als begrip uit de logica benaderd hoeft te worden. Het zou ook kunnen worden gebruikt als sleutel tot het begrijpen van de in zichzelf ronddraaiende denkbeweging die Bernhards monologen kenmerkt. Op inhoudelijk niveau, namelijk in de reflecties van Bernhards protagonisten, kon affiniteit met Wittgenstein gevonden worden. Maar ook op een meer technisch niveau kan overeenkomst aangetoond worden, namelijk in Bernhards maniërisme en syntaxis: een maniërisme dat gekenmerkt wordt door herhalingen, en een syntaxis die opvalt door zichzelf eindeloos uitbreidende zinnen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de stijl van Bernhard in de greep is van een schrijfwijze die het denkpatroon van de tautologie volgt. Citaten van Wittgenstein zijn in Bernhards werk in zeer geringe mate aanwezig. Na het lezen van achttien prozawerken en een toneelstuk heb ik slechts één citaat kunnen vinden. In het verhaal ‘Goethe schtirbt’ wordt gezegd dat Goethe de volgende zin van Wittgenstein vaak geciteerd zou hebben: Die Tautologie hat keine Wahrheitsbedingung, denn sie ist bedingungslos wahr; und die Kontradiktion ist unter keiner Bedingung wahr.Ga naar eind27.
Een parafrase van een tekst van Wittgenstein wijst in dezelfde richting: Unser Kopf [ist] das logische Produkt einer Tautologie...Ga naar eind28.
De in zichzelf ronddraaiende denkbeweging die Bernhards monologen kenmerkt lijkt het patroon te zijn geworden van de tautologie zoals Bernhard die gebruikt. Ze produceert haar eigen melodie, zoals het volgende voorbeeld uit Alte Meister aantoont: Der Zeitungsleser liest in diesem Land ja schon jahrelang in der Zeitung nurmehr noch Skandale, auf den ersten drei Seiten die politischen und auf den folgenden Seiten die übrigen, aber er liest nurmehr noch Skandale, weil die österreichischen Zeitungen nurmehr noch von Skandalen und von Schweinereien schreiben, von sonst nichts.Ga naar eind29.
Wanneer de wetenschap zich beperkt tot het niveau van de aanwijsbare citaten kan zij weinig zeggen over de invloed van Wittgenstein op Bernhard. Ook het naast elkaar zetten van zinnen van Bernhard en Wittgenstein, om zo zinnen van Bernhard als parafrases van zinnen van Wittgenstein te kunnen interpreteren, heeft niet veel duidelijkheid opgeleverd. Daarom lijkt het mij zinvoller te proberen de relaties tussen Bernhard en Wittgenstein volgens een andere methode te beschrijven. Ik | |
[pagina 840]
| |
zou er dan vanuit willen gaat dat Wittgensteins opvatting van het begrip tautologie overeenkomsten vertoont met het maniërisme van Bernhard. Door het centrale denkpatroon van de tautologie toe te passen heeft dit begrip bij Bernhard tot een heel eigen stijl geleid. Wat betreft de taalscepsis zou ik nog op een wezenlijk verschil tussen Wittgenstein en Bernhard willen wijzen. Wittgenstein geeft in de Tractatus aan dat de objecten uit de werkelijkheid in taal uitgedrukt kunnen worden. Alleen wanneer we het onzegbare willen beschrijven botsen we tegen de grenzen van de taal. Wittgenstein is daarom niet zo'n uitgesproken taalscepticus als Bernhard, die elke mogelijkheid van de taal tot afbeelding van de werkelijkheid betwijfelt. Bernhard is een radicaal en consequent taalscepticus, die de taal ontluistert en laat zien in hoeverre taal een echo van zichzelf is. In zijn boeken heeft hij de tautologie tot stijlmiddel verheven, waardoor een unieke melodie ontstaat. |
|