waarop de dichter in 1986 in Fractaal met het spottende ‘Voor wie dit kent’ terugkwam, niet meer geschreven kan worden, omdat er geen toekomstige lezers meer zullen zijn. Daarmee vervalt de onsterfelijkheid van de dichter en wat erger is, van het woord. Maar zo ver is het gelukkig nog niet.
De chaos van het leven, waar wellicht een ongeziene, onbegrepen orde achter schuilt, is het eigenlijke onderwerp van Vromans gedachten en gedichten. Die chaos laat hij zien in zijn denken en taal. Met een niet begrepen drang naar wetmatigheid schrijft hij zijn gedichten in soms regelmatige strofen, waarin de taal ordelijk uitdijdt tot wanorde, voortgedreven door de rijmklank:
Ik ben een wolk een volk in het onontdekte
spinragwoud vol netwerkdialecten
van onvindbaar lange blindgehoorde
kronkelende proteïnewoorden
en dit wereldje zo wereldwijd verspreid
vult alle dikke boeken hier op aarde
en is als waarde van mijn eigenwaarde
de enig jonge oude werkelijkheid.
Vroman maakt zelf deel uit van de chaotische werkelijkheid, het oerwoud dat hij zelf is, en waarvan de taal ook weer een afbeelding is. De werkelijkheid die je net zo goed god als liefde kunt noemen, drukt zich nog even in hem uit. Het geeft niet: ontstaan en groeien, vergaan en bederven, dat blijkt de gang van de werkelijkheid. Goed of kwaad, kus of kanker, zijn maar menselijke begrippen, tijdelijk, betrekkelijk: ‘heden meester morgen mest / zo gaat het en zo gaat het best’.
De chaos is te vinden op macro- en op micro-niveau. In een speels gedicht ‘Demonologikaas’ waarin de woorden demon, monoloog, logika en as te herkennen zijn, stelt de dichter zich chaotische levensvragen en probeert hij zichzelf en de lezer tot bedaren te brengen, tot overgave: zo gaat het en zo gaat het best. Een grillig taalspel: morfologisch en semantisch. Kijk eens naar de woorden in de eerste strofe: watten, tent, tentakel, akelig, lig, gereedschap, schappelijk, lijk, lijkkoets, koetsier, sierraad, raadzaal, zaligheid, heiden, denken, kelk, elkemaal, maaltijd, tijdsgewricht, richting, ingleed, leed; samengebald tot: ‘Wattentakeliggereed- / schappelijkkoetsierraadzaal- / igheidenkelkemaal- / tijdsgewrichtingleed?’
En op macro-niveau, het gedicht ‘Ander licht’, waarin het heelal uiteenvalt en opnieuw in groeiende chaos geboren wordt. Vroman laat in dit gedicht de woorden groeien, zoals op het computerscherm de verbeelding van de chaos-formule eindeloze aangroeisels en vertakkingen laat zien. Een god die Uitkijk wordt genoemd ‘droomt als vogels op het strand / dood uitgehold en opgerold niet merken / dat hun lange nieuwe vlerken / bestaan uit vlagen zwartgeolied zand // en liefde en liefde’.