De Gids. Jaargang 152
(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermdWillem G. Weststeijn
| |
[pagina 756]
| |
steeds een grote bewondering voor de klassieke negentiende-eeuwse Europese romantraditie, waarbij ‘Een vrouw’ direct aansluit. Toch zijn de reacties van de lezers en critici vaak ambivalent: de ‘vreemde’, niet-Japanse kenmerken van het boek roepen nogal eens weerstanden op. Die weerstanden betreffen dan vooral de directe beschrijvingen van personages en gebeurtenissen. De traditionele Japanse roman is er een van toespelingen, lyrische uitweidingen en een uiterst omzichtige beschrijving van de innerlijke wereld van een personage. ‘Een vrouw’ heeft een duidelijke, dramatische plot, die rechtstreeks wordt verbonden met een uitvoerige, concrete weergave van intieme gevoelens, waarbij nauwelijks meer iets te raden overblijft. Voor sommige Japanse lezers heeft dit iets indecents, ze worden naar hun idee ongewild geconfronteerd met een geestelijke striptease. Het effect is des te ‘harder’ aangezien de hoofdpersoon van de roman een vrouw is die terwille van haar persoonlijke vrijheid alle fatsoenswetten van haar milieu aan haar laars lapt, in de Japanse context een nog veel grotere zonde dan in het Westen. In de hoofdpersoon van ‘Een vrouw’ heeft Arishima vermoedelijk veel van zichzelf neergelegd. Naast bepaalde overeenkomsten tussen zijn eigen biografie en die van zijn heldin is de belangrijkste parallel hun beider niet aflatende strijd om zichzelf te realiseren in het leven, een volledig mens te worden die de knellende banden van de samenleving ontstijgt en een definitieve, volledige vrijheid bereikt. Arishima (1878-1923) groeide op in Tokio in het gezin van een hoge functionaris van het ministerie van Financiën die rijk was geworden dank zij succesvolle deelname aan spoorweg- en scheepvaartmaatschappijen (het was het begin van de Meiji-periode die duurde van 1868-1912). Als oudste zoon die later het hoofd van de familie zou moeten worden kreeg Arishima een strenge opvoeding die geheel in het teken stond van zijn latere verplichtingen. Al heel vroeg vermengden zich bij hem een verlangen naar vrijheid, een leven te leiden zoals hem dat zelf het beste leek en het gevoel van plicht jegens zijn ouders en zijn omgeving. Het conflict tussen deze twee gevoelens, dat hij eigenlijk nooit heeft kunnen oplossen, heeft een groot gedeelte van zijn leven bepaald. Op achttienjarige leeftijd besloot Arishima te gaan studeren aan een landbouwhogeschool in Sapporo. Zijn vader was akkoord en kocht een flinke lap grond voor hem, zodat hij zich later als landeigenaar zou kunnen vestigen. De universiteit dreef Arishima echter in een andere richting. Hij kwam onder de invloed van Japanse Quakers en bekeerde zich tot een puriteins protestantisme, waarbij een sterke nadruk werd gelegd op een moreel en zedelijk hoogstaand leven. Deze kennismaking met het westerse christendom bracht Arishima ertoe ook de westerse geschiedenis en literatuur grondig te gaan bestuderen. Hij las de grote werken van de Europese literatuur en in het bijzonder de Engelse romantici. In 1903 besloot hij, voor een verdere kennismaking met de westerse cultuur, een tijdlang naar Amerika te gaan. Arishima's Amerikaanse jaren waren van groot belang voor zijn verdere ontwikkeling. Hij las buitengewoon veel, naast Amerikaanse en Engelse ook Franse en Russische schrijvers, studeerde Duits en probeerde de Amerikaanse samenleving in al zijn facetten te doorgronden. Zijn christelijke ideeën bracht hij in de praktijk door een paar maanden als vrijwilliger te gaan werken in een inrichting voor geestelijk gestoorden; hij was geliefd bij de patiënten, maar zelf ergerde hij zich aan de kille houding van zijn professionele collega's. In Boston woonde hij een tijdlang op kamers bij een excentrieke notaris met wie hij discussieerde over het socialisme en die hem de poëzie van Walt Whitman voordroeg. Deze dichter, met zijn creatie van de vrije, op zichzelf vertrouwende, sterke mens, was een openbaring voor Arishima. In Whitmans poëzie vond hij de verwoording van de persoonlijke vrijheid waar hij zo naar hunkerde. Maar terzelfdertijd las hij Tolstojs Kreuzersonate: het dilemma tussen het idee van plicht, streven naar kuisheid, het ‘doden van het vlees’ en de instinctie- | |
[pagina 757]
| |
ve drang naar geestelijke onafhankelijkheid en het verbreken van alle kluisters liet hem niet los. Na een verblijf van drie jaar in Amerika reisde Arishima via Europa terug naar Japan. In Engeland bezocht hij prins Kropotkin, wiens humanistisch-anarchistische ideeën hem sterk aanspraken. Op de boot terug naar huis las hij Anna Karenina en boeken over vrouwenemancipatie. Weer opgenomen in de schoot van zijn familie had Arishima te kampen met grote aanpassingsproblemen. Hij wilde zich eigenlijk niet conformeren aan het maatschappelijke leven om hem heen en de rol spelen die er van hem verwacht werd, maar boog toch voor de wil van zijn vader toen deze een bruid voor hem koos. Het huwelijk was niet ongelukkig, maar er volgde een periode van onzekerheid en innerlijke spanningen, waarbij Arishima ten prooi was aan depressies en met zelfmoordplannen rondliep. Hij ging weer in Sapporo wonen en accepteerde een baan aan de landbouwhogeschool. Ook begon hij te schrijven. Een van de werken uit deze periode is een essay dat typerend is voor zijn hele werk en persoonlijkheid, getiteld ‘Twee wegen’. Hierin behandelt hij de eeuwige dualiteit van de menselijke natuur zoals die belichaamd is in Hamlet: tussen droom en daad, instinct en verstand, vrijheid en gebondenheid. Boven Hamlet uit stijgt voor Arishima de figuur van Hedda Gabler, die weigert zich in een keurslijf te laten dwingen en kiest voor de dood. Boven haar weer staat de volledige, vrije mens van Whitman. Tussen 1911 en 1913 schreef hij zijn eerste roman, ‘Glimp van een vrouw’, die in afleveringen in een tijdschrift werd gepubliceerd en die later, in gewijzigde vorm, het eerste deel zou vormen van ‘Een vrouw’. De dood van zijn vader in 1915 betekende een grote opluchting voor Arishima. Hij begon als een razende te publiceren en schreef tot aan zijn zelfgekozen dood acht jaar later een groot aantal korte verhalen, romans, essays en toneelstukken. ‘Een vrouw’ (1919) is zonder twijfel zijn belangrijkste werk. Het hoofdthema, tevens het centrale probleem van zijn eigen leven: de strijd tussen de instinctmatige drift en de door de omgeving opgelegde conventies wordt met een grote intensiteit tot uitdrukking gebracht. In de roman laat Arishima het eerste element duidelijk de overhand hebben, maar zo ver was hij in zijn eigen leven nog lang niet. Hij werd gekweld door voortdurende twijfel en onzekerheid over de weg die hij moest gaan. In het begin van de jaren twintig nam hij, net als Tolstoj dat gedaan had, afstand van zijn leven als landheer en stelde zijn bezit in handen van de boeren. Tegelijkertijd startte hij een ambitieus romanproject waarin hij, nog veel uitvoeriger dan hij in ‘Een vrouw’ had gedaan, het conflict wilde belichten tussen de vrije persoonlijkheid en de maatschappelijke regels en normen. Van de geplande vijf delen is er maar één verschenen, aan de andere is Arishima niet meer toegekomen. In juni 1923 pleegde hij, samen met zijn minnares, een journaliste die hij kort daarvoor had ontmoet, zelfmoord. Met deze bepaald niet conventionele daad bereikte hij eindelijk een zekere vorm van zelfvervulling, hoewel hij het, heel typerend, in zijn afscheidsbrief aan zijn echtgenote en kinderen niet kon laten zijn excuses aan te bieden voor de ‘onvermijdelijke’ stap die hij moest zetten. In de literaire wereld van Tokio werd zijn ‘liefdeszelfmoord’ overigens niet ongunstig ontvangen: men kende er een duidelijk positieve waarde aan toe.Ga naar eind2.
Arishima's roman ‘Een vrouw’ staat in de traditie van de westerse negentiende-eeuwse literatuur waarin vrouwen als hoofdpersonen optreden die zich losmaken uit hun door milieu en maatschappelijke normen bepaalde positie en kiezen voor vrijheid en zelfbeschikking. Dat voor deze strijd om persoonlijke vrijheid zo vaak een vrouw als hoofdpersoon werd gekozen hoeft geen verbazing te wekken: de ‘gebondenheid’ van vrouwen was, in het bijzonder in de vorige eeuw, aanzienlijk groter dan die van mannen, de mogelijkheid zichzelf te realiseren veel geringer, zodat het conflict tussen vrijheid en gebondenheid op een veel | |
[pagina 758]
| |
scherpere manier gestalte kon krijgen. Dat in deze literatuur het thema echtbreuk een centrale plaats inneemt (Anna Karenina, Madame Bovary, Middlemarch, La Regenta) is evenmin verwonderlijk. Het Victoriaanse tijdperk gold niet alleen voor Engeland: echtbreuk werd, althans voor een vrouw, beschouwd als een onherroepelijke grensoverschrijding, waarvoor de maatschappij geen enkel pardon kende.Ga naar eind3. Dit laatste aspect bood de schrijver tevens de mogelijkheid de strijd om persoonlijke vrijheid in een breder perspectief te plaatsen, namelijk het conflict tussen individu en maatschappij en de onvolkomenheden van de menselijke samenleving, in het bijzonder de geborneerdheid en hypocrisie van de omringende wereld te laten zien. Voor Arishima hebben ongetwijfeld dezelfde redenen gegolden om een vrouw te kiezen als hoofdpersoon van zijn voornaamste roman. Een bijkomende reden was zijn bijzondere belangstelling voor de vrouwenemancipatie, een kwestie waar hij zich uitvoerig mee heeft beziggehouden en die ook in Japan in het begin van deze eeuw een rol begon te spelen. In een van zijn brieven schreef hij dat hij ‘een wilskrachtige, gevoelige, progressieve vrouw’ wilde uitbeelden, ‘alert en zelfbewust, maar zonder enig idee welke richting ze moest inslaan, geboren in een tijd waarin de maatschappij niet wist om te gaan met zo'n persoon’; in een andere dat zijn onderwerp was het dilemma van de vrouw als de sociale en economische slaaf van de man, die haar seks verkocht als haar enige wapen, maar niet in staat was zich te ontdoen van haar vermogen tot zuivere liefde.Ga naar eind4. Arishima had meer sympathie voor het lot van de vrouw dan veel van zijn westerse collega's die, zoals Tolstoj dat deed en eveneens de door Arishima zo bewonderde Ibsen, de vrouwenemancipatie wel aan de orde stelden in hun werk, maar meer als maatschappelijk verschijnsel dan als iets waar ze zelf emotioneel bij betrokken waren. Anderzijds heeft Arishima, veel sterker dan de westerse auteurs, zichzelf geïdentificeerd met de hoofdpersoon van zijn roman, daar minder afstand van genomen, zijn eigen dilemma's beschreven in het leven en lot van zijn heldin. ‘Dat boek was de cri de coeur van de strijd van mijn eigen leven,’ heeft hij over ‘Een vrouw’ gezegd. Ondanks zijn betrokkenheid bij de vrouwenemancipatie heeft hij het probleem op zichzelf minder duidelijk gesteld dan bijvoorbeeld Ibsen. Het ging Arishima in zijn roman toch in de eerste plaats om zichzelf, zijn eigen innerlijke roerselen en verlangens, vandaar dat de beschrijving van de gevoelens en de geestelijke ontwikkeling van de heldin een belangrijker plaats inneemt dan die van haar rol in de maatschappij. De schrijver was emotioneel te zeer met zijn heldin verbonden om maatschappelijke problemen op een rationele, analytische manier aan de orde te kunnen stellen. In dit opzicht is ‘Een vrouw’ overigens een typisch produkt van de Japanse literatuur die, meer dan de westerse, geconcentreerd is op het innerlijk leven van de personages en waarin zelfs de naturalistische roman meer ingaat op het gevoelsleven dan op sociale en maatschappelijke problemen. De hoofdpersoon van ‘Een vrouw’ is Yoko Satsuki, halverwege de twintig en afkomstig uit een middle class-milieu. In het begin van de roman is ze per trein op weg naar de havenstad Yokohama om een kaartje te bemachtigen voor haar reis naar Amerika, waar haar verloofde, Kimura, op haar wacht. De treinreis doet onmiddellijk denken aan bepaalde scènes in Tolstojs Kreuzersonate en Anna Karenina. Tijdens de treinreis - Yoko wordt begeleid door een nette, verlegen jongeman, Koto genaamd, het ‘fatsoenlijke’ ik van de schrijver - verschaft de auteur meer informatie over haar. Ze is mooi en ‘haar hele houding, niet minder dan haar gezicht, suggereerden een ongebruikelijke complexiteit van karakter en ervaring’. Een van de medepassagiers in het compartiment blijkt haar vroegere echtgenoot te zijn, een journalist met wie ze zes jaar geleden, zeer tegen de zin van haar ouders is getrouwd, maar die ze reeds na een paar maanden had verlaten. De toevallige ontmoeting | |
[pagina 759]
| |
speelt verder geen rol in de roman, maar wordt door de auteur gebruikt om uitvoerig in te gaan op de achtergronden van het leven en het karakter van zijn heldin. Yoko laat zich vooral leiden door haar hartstochten. Na haar mislukte affaire met de journalist heeft ze een dochtertje gekregen, dat inmiddels zes jaar oud is. Ze heeft geen specifiek doel in haar leven, maar heeft haar moeder, die inmiddels is overleden, beloofd te trouwen met de jonge man Kimura, die een tijdlang geregeld bij hen aan huis kwam en voor zijn opleiding naar Amerika is gegaan. Yoko beseft dat ze als vrouw met een ‘opstandig en onbeheersbaar karakter’, zoals haar verwanten het uitdrukken, niets van haar familie te verwachten heeft, die haar geen enkele zeggenschap geeft in de verdeling van de erfenis van haar ouders. Ze weet ook dat het voor haar, als vrouw, volstrekt onbegonnen werk is een claim te leggen op haar rechtmatig erfdeel, en besluit alles in de steek te laten en zich bij haar verloofde in Amerika te voegen, van wie ze overigens niet houdt. Haar engagement met Kimura is haar enige kans op verzoening met de wereld. Als zij deze ‘kluisters van haar vrijheid’ niet accepteert verspeelt ze iedere kans op een redelijk bestaan. Met enige moeite - de directeur van de rederij is haar, vanwege haar losse levenswandel, niet erg goed gezind - slaagt Yoko erin passage te boeken. Vlak voor het vertrek van de boot doet zich een incident voor. Een jonge man, die Yoko zich niet goed kan herinneren, vermoedelijk een van haar vroegere minnaars, dringt zich aan haar op en bezweert haar Japan niet te verlaten, hij kan de gedachte daaraan niet verdragen. Door een van de officieren wordt hij met geweld van boord verwijderd, maar zijn laatste kreet: ‘Yoko, wil je me laten sterven?’ bereikt nog haar oren. Als het schip even later vertrokken is ziet ze de jonge man nogmaals in een droombeeld en hoort ze zijn kreet. Deze confrontatie met de dood is een anticiperende toespeling op het slot van de roman, zoals we die ook vinden in Anna Karenina, bijvoorbeeld wanneer Anna, in het begin van het boek, met de trein reist en hoort dat er zojuist een dodelijk ongeluk is gebeurd of wanneer zij visioenen en dromen heeft waarin de dood een rol speelt. Op de boot bevindt Yoko zich in het gezelschap van een kleine groep eersteklaspassagiers, onder wie het echtpaar Tagawa, typische vertegenwoordigers van de fatsoenlijke, burgerlijke wereld waar Yoko zo'n hekel aan heeft, maar waaraan ze zich toch zal moeten conformeren. Hun hautaine houding jegens Yoko, wier geschiedenis ze kennen en die ze min of meer beschouwen als een wezen van een lagere orde, draagt er zonder twijfel toe bij dat ze zich teweer stelt. In haar geval betekent dat dat ze haar schoonheid in de strijd brengt en toegeeft aan haar hartstochten. Onweerstaanbaar wordt ze aangetrokken door de purser van het schip, de brute, animale Kuraji. ‘Yoko werd opgewekter. Te wapen... riep een uitdagende stem binnen in haar. Kimura was totaal vergeten, in haar geest vervangen door een vrolijke, kinderlijke belustheid op avontuur en een drang om, zelfs al was het vol vrees, deze mysterieuze macht te volgen, waarvoor ze zelf klaarblijkelijk blind was geweest en die haar nu, onafwendbaar, naar een toekomst trok waar ze zich geen voorstelling van kon maken. Zij zou de beheersing krijgen over deze macht, zichzelf, koste wat het kost, in het centrum daarvan plaatsen. Hoe onmetelijk wijd was de afstand tussen haar vroegere besluit niet van de juiste weg af te wijken en deze groeiende onrust van haar gevoel.’ De verhouding tussen Yoko en Kuraji is onafwendbaar. Ondanks dat Yoko voelt dat ze zich met deze liefde in een onhoudbare positie manoeuvreert, is ze niet in staat de kracht die haar voortdrijft tegen te gaan. En eigenlijk wil ze dat ook niet; in de liefde, de blinde hartstocht vindt ze iets waar ze voortdurend naar op zoek is, iets wat ze niet in woorden kan uitdrukken, maar alleen met haar gevoelens kan ervaren. Vanaf dit moment wordt Yoko op de boot door de passagiers, in het bijzonder de Tagawa's, zo veel mogelijk gemeden. Het deert haar | |
[pagina 760]
| |
weinig, aan haar passie voor Kuraji heeft ze voldoende. Een groter probleem is Kimura die haar, wanneer de boot in Seattle aankomt, opwacht. De zaak regelt zich echter vanzelf. Kimura blijkt absoluut geen geld te hebben en gerekend te hebben op financiële steun van zijn aanstaande vrouw. Wanneer blijkt dat Yoko hem die niet kan geven besluiten ze dat het beter is dat Yoko weer teruggaat naar Japan, op dezelfde boot als waarmee ze naar Amerika is gekomen. De terugreis wordt nauwelijks verteld. De relatie met Kuraji gaat door en het enige gedenkwaardige feit is een nachtmerrie die Yoko heeft: ze droomt dat ze iemand vermoordt, ze beseft dat ze iets afschuwelijks doet, maar is niet in staat zichzelf tegen te houden. Met de terugkeer van Yoko en Kuraji in Japan begint feitelijk het tweede gedeelte van de roman. Het eerste deel was al betrekkelijk arm aan handeling, het tweede deel is dat nog meer. Kuraji laat zich scheiden van zijn echtgenote. Na een artikel in de roddelrubriek van een krant over wat er op het schip is gebeurd, geschreven op aanstichten van de Tugawa's, wordt Kuraji ontslagen en is hij gedwongen ander werk te zoeken. Yoko wordt niet geaccepteerd door de maatschappij, zodat ze zich helemaal concentreert op Kuraji, het niet kan verdragen wanneer hij weg is, hem ook niet vertrouwt wanneer hij voor een paar dagen op reis gaat en denkt dat hij in het geheim zijn vroegere echtgenote bezoekt. Ze raakt ten prooi aan perioden van somberheid, waandenkbeelden, afgewisseld met opflikkeringen van felle hartstocht. De geleidelijke desintegratie van haar persoonlijkheid wordt door Arishima in de laatste tweehonderd bladzijden van de roman bijzonder knap beschreven. Ook hier zijn duidelijk echo's van Anna Karenina te bespeuren. Ook Anna werd immers, na haar keuze voor haar minnaar Vronski, min of meer uitgestoten uit de samenleving, zodat ze zich terugtrok op het platteland, waar ze zich niet thuis voelde en geestelijk langzaam in een neergaande spiraal terecht kwam. Yoko's depressieve gevoelens van wanhoop en eenzaamheid gaan gepaard met een steeds slechter wordende lichamelijke gezondheid. Tenslotte moet ze worden geopereerd; aanvankelijk lijkt de operatie geslaagd, maar een plotselinge koortsaanval maakt een einde aan haar leven.Ga naar eind5. De heldin van ‘Een vrouw’ doet, vooral in het tweede deel van de roman, weinig om haar eigen situatie te veranderen en een zekere onafhankelijkheid te verwerven binnen een haar vijandige wereld. Die mogelijkheid had ze ook niet als vrouw zou de verklaring kunnen zijn. Er is echter meer. Arishima laat zijn heldin haar hartstochten volgen - daar is hij tijdens zijn leven zelf nooit toe in staat geweest - maar laat tevens zien dat een dergelijk leven niet geslaagd kan zijn. Yoko moest wel het onderspit delven: van echte vrijheid kun je dromen, je kunt die niet realiseren. Uit die sombere levensvisie heeft Arishima met zijn zelfmoord uiteindelijk de uiterste consequentie getrokken. |
|