maakt leert zich uitdrukken in een bepaalde stijl - een geheel van regels, een vocabulaire plus de handelingen die daarbij horen -, die tegelijk de kenmerken draagt van wat wordt gezegd en hoe dat wordt gezegd, van inhoud en vorm. Of de nadruk komt te liggen op inhoud of op vorm hangt af van ons perspectief. Dat de aristotelische fysicus in zijn verhandelingen vooral over kwaliteiten schrijft, is voor hem vanzelfsprekend: in de wereld der verschijnselen waarop hij zich richt staan kwaliteiten op de voorgrond. ‘Kwaliteit’ vormt in dit perspectief een kenmerk van de wereld. Voor de Newtoniaan is precies hetzelfde kenmerk echter een opvallende trek van de aristotelische manier van beoefenen van de fysica. Dat de achttiende-eeuwse fysici in een stijl schrijven waarin de wereld verschijnt als zijnde opgebouwd uit relaties tussen elkaar afstotende en aantrekkende deeltjes, spreekt voor hén weer vanzelf: wie kennis van de wereld zoekt zal zich na de tweede helft van de zeventiende eeuw zó uitdrukken. Voor wie niet deelt in deze zekerheid, is dezelfde stijl een stijltje.
Als ‘stijl’ kenmerkend kan zijn voor inhoud, en niet alleen verpakking is, dan is de wereld die een fysicus beschrijft en waarin hij handelt, afhankelijk van de stijl, het geheel van regels dat hij zich heeft eigengemaakt. Leidt dat niet tot een absurd en - letterlijk - wereldvreemd relativisme? Bepalen de regels die men volgt inderdaad in welke wereld men leeft en zouden we dus door een paar nieuwe regels te kiezen de wereld kunnen wijzigen? Laten we dan snel tot overeenstemming komen en een wereld kiezen waarin vrede bestaat en de zon altijd schijnt! Een heel nest van verwarringen is in deze tegenwerping tot een rattenkoning samengekluwd.
Regels en stijlen berusten niet op ‘keuzes’. Om regels te volgen is overeenstemming vereist: geen overeenstemming van opinies, maar van handelingen, van manieren van reageren, van spreken. Dat ‘materie’ in de wereld van Aristoteles iets anders is dan in die van de zeventiende-eeuwse fysicus, is niet het gevolg van keuzes, maar berust op een leerproces. Om de wereld te beschrijven moet de aristoteliaan, net als de newtoniaan, begrippen gebruiken die overeenstemmen met de manier waarop de lezers tot wie hij zich richt spreken en handelen. Dat houdt echter niet in dat hij die anderen om hun opinie moet vragen - netzomin als de overeenstemming die ten grondslag ligt aan het feit dat wij ons gedrag richten naar verkeerstekens, inhoudt dat wij bij een stoplicht onze mede-weggebruikers moeten raadplegen om te weten of ‘rood’ stoppen betekent of doorgaan. Voor het rode licht stoppen we: dat is ons zo geleerd. Zó ziet de aristoteliaan bij beweging verandering van kwaliteiten en de experimenterende fysicus uit de zeventiende eeuw wisselwerkingen tussen deeltjes - dát hebben zij namelijk geleerd. In dat leerproces hebben zij zich tegelijkertijd een stijl eigen gemaakt en de wereld in stijl leren kennen.
De natuur zelf vertelt ons niet hoe zij beschreven of afgebeeld dient te worden, zij heeft geen eigen stijl. Wie wil zien moet verbeelden. Dat berust altijd op een leerproces, niet alleen in het geval van dramatische wetenschappelijke veranderingen zoals in de zeventiende eeuw plaatsvonden, maar ook van die op kleinere schaal. Wanneer de eerste röntgenfoto van het hart in een wetenschappelijk tijdschrift wordt gepubliceerd, staat het beeld op zijn kop. Pas gaandeweg leert men de schaduwen op zulke foto's te interpreteren, dat wil zeggen in verband te brengen met de anatomische en pathologische kennis die uit andere bron beschikbaar is. Door de inzichten die uit de röntgenfoto's voortkomen wordt deze traditionele kennis op haar beurt weer getransformeerd. Door zulke leerprocessen wordt het mogelijk de foto's realistisch te interpreteren: sommige van de schaduwen die men er op aantreft krijgen een verwijzing; andere blijven als schaduw te boek staan. Latere onderzoekers zullen leren om deze schaduwen te negeren: zij duiden geen onderdelen aan van de thorax, maar zijn artefacten van de representatietechniek.
Wie zijn opleiding voltooid heeft, en moderne wetenschap bedrijft, spreekt niet over zijn