H.B.G. Casimir
Stijl in de wetenschap
De stijl is de mens zelf (le style est l'homme même) is een veel geciteerde uitspraak van de natuuronderzoeker George Louis Leclerc de Buffon (1707-1788), van wie een Franse encyclopedie zegt dat door zijn geschriften de wetenschap haar intree deed in de literatuur. Ik onderschrijf die uitspraak en ben daarom van mening dat er een even grote verscheidenheid van wetenschappelijke stijlen als van wetenschapsbeoefenaren bestaat. Mijn korte beschouwing over stijl in de wetenschap zal daarom eerder persoonlijk en anekdotisch dan abstract en systematisch zijn.
Ik onderscheid drie aspecten: de wijze van omgang met vakgenoten, medewerkers en studenten; de aanpak van het onderzoek, de manier waarop het wordt uitgevoerd; de communicatie, het meedelen van resultaten door voordrachten, colleges en geschriften.
Wat het eerste betreft, de algemene tendens naar een vrijere stijl van omgangsvormen, ‘je’ in plaats van ‘u’, veel frequenter gebruik van voornamen, weglaten van beleefdheidsformules in brieven en op adressen, minder formele kleding enzovoort, voltrekt zich in de wetenschappelijke wereld even goed als daarbuiten. Maar er bestaan en bestonden wel degelijk verschillen. Mijn leermeester en promotor Paul Ehrenfest (1880-1933) discuteerde dagelijks met zijn studenten, en vrijwel op voet van gelijkheid, al zou het niet bij ons zijn opgekomen hem bij zijn naam te noemen. Bij zijn colloquium moedigde hij het stellen van vragen - ook van ‘domme’ vragen - aan. Dit in tegenstelling tot H.A. Lorentz, een veel groter theoreticus dan Ehrenfest, die het pijnlijk vond wanneer iemand een onnozele vraag stelde. Lorentz was een zeer beminnelijk man, maar men vertelde mij dat hij na afloop van een discussie de steller van zo'n vraag wel eens minzaam onder vier ogen vermaande. Het bijzondere van Ehrenfest was bovendien dat hij, niettegenstaande de grote toegestane vrijheid, de besprekingen toch in de hand wist te houden. Als leider van het colloquium was hij weliswaar onnavolgbaar, maar ik geloof dat zijn invloed nog steeds voelbaar is en dat de Nederlandse natuurkundigen een meer onbevangen manier van discussiëren hebben dan elders gebruikelijk is. Of is dat een illusie van een oude man?
Er bestaan grote verschillen in de stijl van aanpak en werken. Kamerlingh Onnes had als lijfspreuk: ‘Door meten tot weten.’ Nauwkeurige en talrijke metingen volgens streng en systematisch opgezette programma's, dat was de essentie van zijn werkwijze. Keesom, een van zijn opvolgers, zette die traditie voort. De andere, De Haas, interesseerde zich vooral voor frappante nieuwe ontdekkingen. Het is grappig te constateren dat uiteindelijk de resultaten van het werk van deze onderzoekers minder uiteenliepen dan men wellicht zou verwachten. Kamerlingh Onnes ontdekte de supergeleiding, Keesom een aantal verrassende eigenschappen van vloeibaar helium, terwijl onder leiding van De Haas door zijn promovendi ook talrijke degelijke metingen werden verricht.
Er zijn vroegopstaanders en laatopstaanders, dagwerkers en ook nachtwerkers. In sommige gevallen is dat het gevolg van het