De Gids. Jaargang 152
(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 695]
| |
Peter Hofstede
| |
[pagina 696]
| |
veranderde habitus hebben wij niet - zoals via gerichte instructie thuis en op school - door middel van bewuste oefeningen aangeleerd. De veranderingen hebben ongemerkt bezit van ons genomen. Pas in de jongste tijd dringt de omvattende betekenis van televisie, zoals hier aangeduid, door tot sociale wetenschappers en denkers over maatschappij en media. In Nederland gebeurt dit nog een tikkeltje moeizaam. De verzuilde grondslag van onze samenleving blijft zich teweerstellen tegen het idee van zo'n overkoepelende macht. Nog altijd zijn wij hier niet los van de gedachte, dat televisie een instrument tot gerichte maatschappelijke opvoeding en vorming dient te zijn, beheerst door een kleine elite afkomstig uit omroep, onderwijs, bedrijfsleven en vakbeweging, vormingswerk, vrouwen- en jongerenorganisaties en vertegenwoordigers van de kerken. Hun taak is ‘het opstellen van een gemeenschappelijk nationaal programma met gelegenheid voor de expressie van de verschillende levensbeschouwingen via de corresponderende omroeporganisaties’.Ga naar eind4. In werkelijkheid is de televisie een Trojaans paard gebleken, dat de Hilversumse omroepen zelf willens en wetens hebben binnengehaald. Het is een fabeltje dat zij als een onschuldige maagd door technologische en commerciële overvallers verkracht zouden zijn. Reeds in 1935, toen Nederland dank zij Philips tv-technisch vooropliep, roken de omroepverenigingen een vet boutje. Toen puntje bij paaltje kwam, vijftien jaar en een vernietigende wereldoorlog later, speelden zij een doorzichtig spel. Het nieuwe machtsmiddel mocht hen onder geen beding ontgaan, maar voor een te happige houding zou hun de rekening zijn gepresenteerd. Daarom deden zij het voorkomen alsof regering en industrie tegen hun wil het nieuwe medium door de strot van de Nederlandse samenleving wilden wurgen. Ondertussen was er sprake van een gezamenlijke manoeuvre van Philips, ptt en omroepen om de overheid voor deze kar te spannen, zodat de belastingbetaler ervoor kon opdraaien lang voordat hij ooit een beeld in de huiskamer te zien kreeg.Ga naar eind5. Dat de zuilen met deze hypocrisie slechts bijdroegen tot hun eigen ondergang, heeft in die dagen waarschijnlijk niemand beseft. Integendeel, van meet af aan gaven de voorstanders blijk van hun verlangen om de rijke staalkaart aan geestelijke en culturele stromingen, die ons land kent, met behulp van de tv nog beter te laten uitkomen. Nog altijd houdt, na zoveel decennia, de Mediawet krampachtig aan dit naïeve uitgangspunt vast. Het ligt ook heden ten dage ten grondslag aan het dwarsbomen van commerciële groeperingen die zich bijgevolg in zogenaamde U-bochten wringen om hun uitzendingen op de Nederlandse kabelnetten te krijgen. Vijf jaar na de start, in 1952, formuleerde een opinieblad zijn twijfels bij de stijl van de televisie, toen nog op één zender in zwart-wit: ‘Veelal matig geslaagde en gezien de weinige zendtijd beslist overtalrijke quiz-spelletjes en varieté-programma's, neerdrukkende sombere toneelstukken over dames met erotomane complexen en mensen in dodencellen - eindeloze vertogen over babbelgrage sportmensen - ondermaatse piasserij met overdreven grijnsbekjes en malle gezichtsverdraaiingen - middelmatig komediespel met veel te veel artistieke pretentie... het wordt hoog tijd eens nuchter de vraag te stellen, of dit nu wel de juiste ingrediënten zijn voor een substantieel televisiemenu, zolang deze kost nog zo mondjesmaat wordt opgediend.’Ga naar eind6. Uit de opsomming blijkt dat hier gesignaleerd werd wat men zou kunnen noemen ‘vertrossing avant la lettre’. De vervlakking van het programma-aanbod zou later de in 1967 tot het Hilversumse bestel toegetreden ex-booreilandpiraat tros in de schoenen worden geschoven. Levensbeschouwelijk geprofileerde omroepen als kro, ncrv en vara zouden huns ondanks in een identiteitscrisis terecht zijn gekomen door de noodzaak van een meer neutrale programmering, om de toenemende druk van de kijkcijfers het hoofd te kunnen bieden. Men gaf de politiek, de wet en de orga- | |
[pagina 697]
| |
nisatie de schuld van wat toch het wezen van de televisie was, maar waarvoor de ogen statutair gesloten dienden te blijven. Zo staat bijvoorbeeld in artikel 2 van de statuten der katholieke omroepstichting te lezen: ‘Bij het vervullen van haar taken erkent en belijdt zij Gods openbaring zoals deze door de Katholieke Kerk wordt bewaard en doorgegeven.’ De programmeurs en programmamakers van de kro-televisie stonden en staan voor de onmogelijke taak dit credo - de christelijke levensstijl in een rooms-katholieke verpakking - in de uitzendingen gestalte te geven. In de praktijk blijkt het vooral aandacht te krijgen niet op programmatisch, maar op bestuurlijk niveau. Een aandacht die ondanks de rapide voortschrijdende secularisatie allerminst verslapt. Bij de aanvang van de jaren tachtig liet de kro-leiding weten dat zij, met het oog op de dreiging van buitenlandse commerciële tv-uitzendingen via kabel en satelliet, weer meer de eis ging stellen van een duidelijke K in haar televisieprogramma's. Er heerst echter een structurele spanning tussen wat het bestuur wil en wat het bedrijf kan. Een godsdienstwetenschappelijk onderzoeker die zich systematisch verdiepte in de K van de kro-televisie kwam na vijf jaar monnikenwerk tot de conclusie: ‘Mijn onderzoeksmateriaal heeft onvoldoende houvast gegeven voor de bewering, dat de kro-produkties “typisch katholieke produkties” zijn.’ Het cruciale dilemma voor de beleidsmakers, zo meende hij, schuilt in het te grote aantal programmamakers bij de kro bij wie de vereiste binding met de katholieke wortels ontbreekt. De neteligheid van dit vraagstuk blijkt bijvoorbeeld uit het gegeven dat de twee meest toonaangevende ‘kro-gezichten’ toebehoren aan niet-katholieke figuren: Aad van den Heuvel en Hans van Willigenburg. Over het gemak waarmee in het Gooi transfers tot stand komen stelde de auteur - een jaar voordat de uittocht naar de commerciële zender tv 10 van Joop van den Ende begon -: ‘Kennelijk zijn gezichten slechts omroepgebonden zolang ze binnen de kaders van logo's, leaders en tunes functioneren.’Ga naar eind7. Waar deze Amsterdamse dissertatie aan voorbijging, is dat de westerse mediawetenschap in de laatste jaren overtuigende argumenten heeft vergaard voor het inzicht dat de televisie de grote opvolger is van het christendom als mythologisch systeem. Maar ook een meer recente paradijsconceptie als het socialisme is door de tv achterhaald. De studenten in Peking en de mijnwerkers in Siberië, tot ons komend in de gestalte van tv-beelden, rekenen af met de mythen van het communisme. Om door te dringen tot de intrinsieke stijl van het medium, is het wenselijk na te gaan welke sociale en culturele mechanismen bij deze overdrachtsprocessen een rol spelen. Wat de televisie wereldwijd verspreidt: beelden, verhalen, iconen en rituelen, verschaft vorm en inhoud aan de eigentijdse mythische cultuur van het mensdom in zijn geheel. Een beperkt taal- en cultuurgebied als het onze, geconstipeerd door levensbeschouwelijke machtsformaties, doet zijn best deze dynamiekTelevisie versterkt de mythische indruk van eensgezindheid in het vaderlandse gezien. Foto: © Dijkstra bv, foto: Paul Dijkstra, Den Haag.
| |
[pagina 698]
| |
in een stukje nationale mythe te persen. Een geslaagd voorbeeld hiervan is de tv-reportage van de intocht van het zegevierende Oranje-team na de door de grote meerderheid van de Nederlandse bevolking gevolgde beeldverslagen van de voetbalwedstrijden om de Europacup 1988. De euforie leidde tot een collectief orgasme, dat zijn bekroning vond in de verschijning van koningin Beatrix op het bordes van haar paleis tussen de coryfeeën Van Basten en Gullit. Een icoon tot de rand gevuld met geheiligde traditie, nationale trots, democratische idealen en anti-racisme-ideologie. Door toedoen van de televisie zijn de leden van het vorstenhuis gewone mensen geworden. Bij een officieel bezoek aan Amsterdam werd Beatrix door een enthousiaste jonge Jordaner onverwachts gezoend. De tv-camera's registreerden dit volkse liefdesbetoon. Het was een happening die de resultante vormde van de gecombineerde kracht van twee symbolen, ‘de koningin uit het sprookje en de menselijke moeder’. Reeds een kwart eeuw geleden besefte de cultureel-antropoloog Fokke Sierksma dat een democratisch ritueel als dat van Prinsjesdag pas door de visuele uitzending naar de huiskamers ten volle tot zijn recht komt. Live-televisie versterkt de mythische indruk dat het hier in wezen om een huiselijk feest gaat. ‘In feite is het de reddende mythe van het gezin met steeds ruzie makende kinderen, die op nationale Moederdag stil zijn en eensgezind luisteren naar wat er in het grote gezin is gebeurd en zal moeten gebeuren.’Ga naar eind8. De stijl van de televisie als beïnvloeder van publieke emoties en als de grote samenballer van wat er op hetzelfde moment onder miljoenen mensen leeft, laat zich treffend illustreren aan het voorbeeld van de Elfstedentocht. Al eeuwenlang is de schaatssport in Nederland populair, zeker in die gewesten die eens deel uitmaakten van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Op het ijs vielen de verschillen in rang en stand weg. Historisch gezien wortelt de Elfstedentocht dus in een oud-vaderlandse traditie, die van een egalitaire habitus. Honderd jaar geleden in het leven geroepen door een ‘Hollander’ van Friese afkomst (Pim Mulier) veranderde hij van een aanvankelijk regionaal sportfestijn door de invloed van de media, met name de televisie, in onze dagen tot een de alledaagse realiteit overstijgend nationaal ritueel. Van 1963 tot 1985 liet de Elfstedentocht als gevolg van kwakkelwinters verstek gaan. In 1963 waren er al wel tv-beelden van het sportieve gebeuren in Friesland te zien, maar toen was de televisie nog niet doorgebroken als sociaal en cultureel dominerend massamedium. Ruim twintig jaar later lag dat heel anders. Met een armada aan reportagetreinen, motoren op het ijs en helikopters erboven, stortten nos en omroepen zich frontaal op het populaire evenement. In 1985 leidde dit al tot een massale kijkerseuforie, maar toen de tocht in 1986 opnieuw verreden bleek te kunnen worden, trok Hilversum pas goed alle registers open. Het enthousiasme, reeds in 1985 via de tv opgewekt, bracht in 1986 ongeveer een miljoen mensen ertoe de schaatstocht lijfelijk langs de route gade te slaan, wat op zichzelf weer bijdroeg tot de overweldigende indruk die het beeldverslag op de thuisblijvers maakte. (Toen de tocht in 1987 voor de derde maal in successie doorging, stroomden uit het hele land als gevolg van de media-promotie in de beide vorige jaren zoveel dagjesmensen en brooddronken schaatsvandalen naar Friesland, dat de organisatie uit de hand liep en de sportieve pret goeddeels bedorven werd.) Een voor ons onderwerp zinnige interpretatie van de tv-euforie in 1986 lijkt mogelijk aan de hand van de theorieën van de antropoloog Victor Turner.Ga naar eind9. In iedere samenleving bestaan twee modellen van menselijke relaties. Het eerste, de societas verwijst naar de dagelijkse gang van zaken: in een bepaalde sociale structuur zijn individuen en organisaties gerangschikt volgens hiërarchische principes. Daarnaast bestaat er, impliciet of expliciet, een tweede model, de communitas: de hang naar of de (tijdelijke) realisering van een gemeenschap van lotsverbondenen, waarbinnen de gevestigde verhoudingen uit het eerste model hun betekenis verliezen. | |
[pagina 699]
| |
De televisie slaagde erin de Elfstedentocht op te stoten in het perspectief van Turners tweede model, dat van een gemeenschap van gelijke individuen, zich verbonden voelend door medemenselijkheid, die vooral tot uiting komt in een rituele context. Aangemoedigd door de ervaringen uit 1985, zaten in de nacht van dinsdag 25 op woensdag 26 februari 1986 al ruim vijf miljoen Nederlanders bij hun tv-toestel. Hun aantal zou zich bij het meebeleven van de visuele triomf - de televisie op haar best als live-overbrenger van een grote gebeurtenis naar de huiskamers - van duisternis tot duisternis nog bijna verdubbelen. Meer dan tweederde van de natie aan de buis gekluisterd: het beeld van Nederland op deze dag midden in de week was dat van een zondag die nochtans geen rustdag was. Straten leeg, scholen dicht, in werkplaatsen, kantoren en officiële gebouwen - van politiebureaus tot parlement - mensen samengroepend voor de televisie. Op Schiphol konden passagiers op tv-ontvangers kijken naar wat de bewoners van dit land toch zo fascineerde. Daar waren speciale schakelingen voor nodig, want normaliter vertonen die beeldschermen slechts toeristische videofilmpjes. Een Amerikaanse journalist die bij toeval van het evenement hoorde en een kijkje kwam nemen, kon nauwelijks geloven dat het niet gesponsord werd en dat het de hele dag op de televisie doorging zonder onderbreking door reclame. De geëpateerde buitenstaander werd dan ook geconfronteerd met een complex fenomeen. Het unieke van de Elfstedentocht schuilt in de combinatie van wedstrijd en toertocht. De strijd der kampioenen is in het volkse schaatsfeest geïntegreerd. Zowel met de overwinnaar - een echte volksheld - als met de deelnemers aan de toertocht - oud en jong, man en vrouw, zonder aanzien des persoons en niet bepaald door rang of stand - kan de bevolking zich identificeren. De Turneriaanse tegenstelling tussen ‘structuur’ en ‘gemeenschap’ verwijst naar een specifiek aspect van de Nederlandse nationale cultuur, namelijk de feitelijke aanwezigheid van principes van rang en stand en tegelijkertijd de culturele ontkenning daarvan door allerlei egalitaire noties. De stijl van de televisie - als het geheel van bij elkaar aansluitende uitdrukkingsvormen die dit medium kenmerken - omvat beide modellen van menselijke relaties als door Turner bedoeld. In de reportage over de Elfstedentocht lieten diens contrastparen zich duidelijk herkennen, dat wil zeggen binaire opposities van kenmerken uit respectievelijk model één en model twee. Bijvoorbeeld: seculariteit/sacralisering, egoïsme/opofferingsgezindheid, naambekendheid/anonimiteit, rangonderscheid/afwezigheid van rang en ten slotte vermijding van pijn en lijden contra de acceptatie ervan. In het licht van deze contrasten hadden meer dan tien miljoen Nederlanders gelijktijdig deel aan een semi-religieus fenomeen, een radicale inversie van het dagelijkse, gestructureerde leven. Die ene dag van de Elfstedentocht koestert het Nederlandse volk dank zij de televisie de romantische illusie van vrijheid, gelijkheid en broederschap, van het Herwonnen Paradijs, maar de overbrugging van de diep gewortelde tegenstellingen bestaat uit ijs, een tijdelijke door Onze Lieve Heer zonder vaste regelmaat aangereikte substantie, die binnen de kortste keren weer verdwenen is.
*
Op het latente paradijsverlangen van de mensheid plegen religieuze en politieke leiders altijd weer een beroep te doen, wat tot gevaarlijke massapsychologische excessen kan leiden. De geschiedenis van de twintigste eeuw, met name van de eerste helft, is niet karig met gruwelijke episoden. Een van de beproefde manieren om communitas tot stand te brengen, is het aanwijzen van in- of externe zondebokken, waardoor het solidaire warmwatergevoel van de eigen groep versterkt wordt. De nazi's misbruikten pers, radio en film als efficiënte propagandamiddelen. Hun massaregie zweepte het volk op uit de grauwe alledaagsheid van de societas naar het beloftevolle, vaak bedwelmende perspectief van de communitas. ‘Limi- | |
[pagina 700]
| |
naliteit’, dat wil zeggen het ondergaan van een drempelervaring, noemt Turner de overgangstoestand waarin het individu onder invloed van zulke rituelen komt te verkeren. De ‘menselijkheid’ van de machtigen wordt indringend geafficheerd door hun verschijnen in close-up in de intimiteit van de huiskamers. Het gevoel de grootheden intiem te kennen hoort tot de elementen van de elektronische communitas. Het verleent een sacraal karakter aan nieuwslezers en kwismeesters. Ten onzent berust het fenomeen van de ‘Bekende Nederlanders’ op dit liminele aspect van het dagelijks tv-ritueel. Op het politieke vlak leidt het tot telecratische ontsporingen: het intieme contact met politici en andere machthebbers via de beeldbuis betekent uiteraard slechts een pseudo-democratie. Dat hierdoor massaal opgeroepen gevoelens ook weer suspecte afmetingen kunnen aannemen, bewees de aan massahysterie grenzende populariteit van Michael Gorbatsjov bij zijn bezoek aan de Duitse Bondsrepubliek in de zomer van 1989. Het verschijnsel kreeg in de pers terecht de naam van ‘Gorbimania’. De werking van tv als transcendente betekenisverschaffer blijkt niet voorbehouden aan de mystieke rituelen van de machtigen der aarde. De liminele effecten doen zich evenzeer voor in het tv-amusement, zowel in dramaseries (Dallas en Dynasty zijn dan de roemruchte voorbeelden) als in praat- en spelletjesshows. Spraakmakende sportevenementen vormen toppers in het aanbod, maar hoe langer hoe meer zoeken de programmeurs van het medium hun kracht in ‘totaal televisie’ van tot welhaast mythische proporties uitvergrote collectieve rituelen. Hiertoe behoort naast de genoemde series en shows ook de dynamische presentatie van het dagelijkse wereldnieuws. In het ontzuilde, geseculariseerde Nederland hebben de kerken het publiek weinig te bieden. Hun tijd lijkt voorbij. In Amsterdam is al tachtig procent van de bevolking onkerkelijk. Gemoraliseerd wordt er genoeg, maar het gevoel van een mystieke eenheid met iets dat tot een transcendente werkelijkheid behoort is verloren gegaan. Juist een samenleving waaruit elke verwijzing naar ‘hogere bedoelingen’ verdwenen is, begint van de weeromstuit te hunkeren naar religieuze (metafysische c.q. paranormale) ervaringen. De televisie is een van de weinige instituties die de mensen nog het gevoel kan geven tot een samenhangende collectiviteit te behoren. In de jaren tachtig streefde een tv-presentator en cabaretier, Jos Brink, ernaar zijn showprogramma's tot een soort nationaal-religieuze happenings te maken. Al in 1979 zagen miljoenen Nederlanders hoe hij koningin Juliana ter gelegenheid van haar zeventigste verjaardag op beide wangen kuste. ‘Ik ben een echte Oranjeklant,’ legde hij aan journalisten uit. ‘Als ik het Wilhelmus hoor, sta ik zo te soppen. De traditionele poespas met alles wat daarbij komt, daar hou ik van. Ik vind de Gouden Koets mooi en die rijen erewachten van de Studentenweerbaarheid met die houten kip op hun hoofd vind ik prachtig.’ Zijn tv-optredens - in het door de avro uitgezonden en door de commerciële zender tv 10 afgepakte programma ‘Wedden dat...’ - beëindigt hij met uitgestrekte handen onder het roepen van: ‘God zegene jullie allemaal.’ De kijkdichtheid van ‘Wedden dat...’ blijkt relatief hoog bij inwoners van de drie grote steden in het westen, bij vijftig-plussers, vrouwen, rooms-katholieken, laag opgeleiden en bij mensen die tot de laagste sociale klasse behoren. De waardering is het hoogst bij kinderen van zes tot en met twaalf jaar en opnieuw bij de laagst opgeleiden en de minst bedeelden. Brink zullen deze cijfers naar het hart spreken; het is precies wat deze nationale hogepriester van de beeldbuis graag wil. Hij speelt behendig in op het onbewuste verlangen naar een mythische eenheid en lotsverbondenheid, die wij Nederlanders - ondanks alle tegenstellingen en kibbelarijen - met elkaar kunnen voelen. Televisie en mythe zijn een wezenlijk bestanddeel van de macht, vooral door hun vermogen tot ‘intieme distantie’. Ook slaan zij een brug tussen het heilige en het profane, tussen | |
[pagina 701]
| |
een ‘wondere wereld’ en die van het gezond verstand, tussen het sociale en het individuele. Er voltrekt zich een aflossing van de wacht: een universeler mythologisch systeem, indringender en van een ongeëvenaarde reikwijdte, treedt zonder voorafgaande waarschuwing in de plaats van eerdere, aan de cultuurfase van het gedrukte woord gebonden mythen, hoe ongebreideld ook in hun ambities. Dit nieuwe systeem bedient zich, dank zij de moderne technologie, van een planetaire snelheid met een absoluut karakter, dat volgens Paul Virilio thans samenvalt met het absolute karakter van de macht. Alom openbaart zich de tendens dat nationale omroepen opgezogen worden in het wereldomvattende krachtenveld van transnationale corporaties. De vrije markt en de competitie heten heilig. De maatschappij wordt gezien als een opeenhoping van geatomiseerde individuen. Televisie bezit de eigenschap haar publieken in een staat van liminaliteit te brengen. Het feit dat men met miljoenen anderen gelijktijdig naar een rituele gebeurtenis kijkt, kan een opkomend besef van communitas zelfs op wereldschaal bewerkstelligen. Het gaat evenwel niet zover dat de kijkers daarbij de profane structuren compleet uit het oog verliezen. Er is sprake van een tweeledig bewustzijn. Dank zij de televisie betreedt men de wereld van de communitas te zamen met ongetelde en onbekende anderen. Na afloop van de uitzending keert een ieder terug naar de realiteit van zijn of haar alledaagse bestaan. Dat deze eigenschap van eminent belang is voor de wereldvrede, is bij mijn weten nog door geen polemoloog of vredeswetenschapper onderkend. In hoeverre worden glasnost en perestrojka erdoor in de hand gewerkt? De armchair pilgrimages van de celibatair paus Johannes Paulus 11 zijn als politiek-religieuze tvrituelen afgelost door de wereldreizen van het charmante burgermansechtpaar Gorbatsjov. Het doel van beide toer-operaties, uit tegenovergestelde ideologische hoeken, is het versterken van de eigen positie van respectievelijk een Kerk en een Staat op het wereldtoneel. Het charisma van de acteurs produceert een gevoel van communitas onder honderden miljoenen televisiekijkers verspreid over de aardbol. Veel kwaad lijkt dat eigenlijk niet te kunnen. De stijl van televisie is de stijl van ijs, omdat zij gekenmerkt wordt door een vluchtigheid die de kijkers onveranderlijk uit de mythische proporties van haar aanbiedingen laat terugkeren naar de realiteit van alledag.
*
Inmiddels is de wereldondergang ingezet met het ‘broeikaseffect’, teken van fundamentele aantasting van de levenscondities op aarde door de bedrijvigheden van de mens. Het poolijs is al bezig te smelten. De collectieve totaalbeleving van onze ondergang - het milieu is profaan - is slechts mogelijk met behulp van de sacraliteit van de televisie. Dank zij deze prachtuitvinding zit de mensheid applaudisserend vooraan bij haar eigen vernietiging, zowel van haar omgeving als uiteindelijk van zichzelf. De kijktijd is gelimiteerd. De stijl van de televisie is die van smeltend ijs. |
|