‘een gelukkige, pantheïstische verhouding van vertrouwelijkheid tussen mens en verschijnselen der buitenwereld’. De drang tot abstractie daarentegen was ‘het gevolg van een grote innerlijke onrust van de mens vanwege verschijnselen der buitenwereld’. Wörringer besloot deze alinea als volgt: ‘Als Tibullus zegt “primum in mundo fecit Deus timor”, dan kan men aannemen dat ditzelfde angstgevoel ook de basis voor het scheppen van kunst is.’ De gevolgtrekking was dat oorlogskunst noodzakelijkerwijs naar abstractie neigde.
Wörringer formuleerde zijn gedachten niet erg helder en kunstenaars haalden uit zijn boek alleen wat ze gebruiken konden. Misschien was Klee getroffen door Wörringers stelling: ‘De eenvoudige lijn en haar verdere vormgeving naar zuivere geometrische wetmatigheid moet voor de mens die door de onduidelijkheid en verwardheid der verschijnselen verontrust is, de grootste kans op geluk bieden.’ Er kan bij deze passage ook aan Mondriaan worden gedacht, want ook bij Wörringer stond stijl tegenover naturalisme.
Klee bewandelde een weg tussen naturalisme en geometrische abstractie, waarbij de lijn in het centrum van zijn belangstelling bleef. Voor de lijn had hij zich op het werk van Vincent van Gogh beroepen, voor de zelfkennis ging hij bij diens brieven te rade. Klee bezat een Duitse bloemlezing uit 1906. Van Gogh kon ‘tief, tief in seine Brust greifen’, meende Klee en de mijlpaal Van Gogh kon men moeilijk passeren. Scherpzinnig merkte hij op dat Van Gogh iets nieuws schiep door historisch achterom te kijken zonder een breuk met het impressionisme te veroorzaken. ‘Seine Linie ist neu und zugleich sehr alt.’ De tekenaar Klee raakte ‘geëlektriceerd’ door de idee dat er letterlijk en figuurlijk lijnen waren die van het impressionisme profiteerden en het tegelijkertijd overwonnen. ‘Die Linie im fortschrittlichen Sinne erlaubt!’ Klee filosofeerde verder over dit inzicht. In heldere ogenblikken overzag hij de ‘zwölf Jahre Geschichte des eigenen inneren Ichs’, een inzicht dat hij aan Van Gogh te danken had. De oogkleppen waren hem in 1911 afgevallen en de eigen persoonlijke stijl met een bovenpersoonlijke betekenis lag in het verschiet. Als leraar aan het Bauhaus publiceerde hij in 1925 een ‘pedagogisch schetsboek’ dat begint met de karakteristieken van lijnen en hun gedragingen. Ook het anti-academische modernisme kreeg zijn academie.
Het classicisme of, beter gezegd, verschillende vormen van classicisme speelden een belangrijke rol in de moderne kunst en daarmee het begrip stijl. Schandaalverwekkend waren Picasso's baders en baadsters en klassieke figuren uit de jaren twintig. De inspiratie op de klassieke kunst en op Ingres was zonneklaar, al waren de verschillen niet minder in het oog springend. Met zijn opzettelijke stijlwisselingen doorbrak Picasso de romantische mythe van de authentieke, persoonsgebonden stijl. Hij was geen gewone, maar een duivelskunstenaar; toch werd zijn Ingrisme hem niet door iedereen in dank afgenomen. Voor de aanhangers van een universele, abstracte kunst was stijlpluralisme onverdraaglijk.
Theo van Doesburg, drijvende kracht achter het tijdschrift De Stijl, meende dat elke stijl zich kenmerkt door ‘de toepassing van abstracte, algemene vormen en verhoudingen als rechthoek, vierkant, cirkel, enzovoort’. Hij sprak deze overtuiging uit in een lezing die hij in 1917 hield onder de titel De stijl der toekomst. Van Doesburg sprak van ‘ombeelding’ van de natuur in het voetspoor van Cézanne en Van Gogh en zag evenals Goethe in stijl het hoogst bereikbare. De kunstenaar die dit stijlideaal in leven en werken het meest consequent in praktijk bracht, was ongetwijfeld Piet Mondriaan. Natuurnabootsing had hij uit zijn kunst verbannen en zijn werkwijze, zijn manier, werd onpersoonlijk. De schilderkunst onderscheidt zich weliswaar in verschillende stijlen, maar is ‘in wezen één en onveranderlijk’, schreef Mondriaan in 1917 in De Stijl. Het ging hem om de ‘tijdlooze inhoud’ van de stijl, niet om haar ‘tijdelijke verschijning’. Dat kwam neer op de beelding van het universele dat eeuwig is en ‘alle stijl tot stijl maakt’.