De Gids. Jaargang 152
(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 619]
| |
Cas Wouters
| |
[pagina 620]
| |
Jongeren gebruiken tegenwoordig een veelheid van termen, zoals ‘kakker’, ‘disco’ of ‘punk’, om elkaar in te delen naar hun eigen smaak in kleding en muziek. Dat versluiert de smaak van hun ouders en daarmee de sociale klasse waaruit ze afkomstig zijn.Ga naar eind7. Ten tijde van de pet en de (hoge) hoed werd die versluiering nog niet zo sterk gezocht, en waren de kentekenen van sociale klasse duidelijker en eenvormiger. Leeftijd, kleding en muziek hadden nog een betrekkelijk gering aandeel in de vorming van identiteitsgevoel. Vooral sedert de jaren zestig werden vragen als ‘Van wie is hij d'r een?’ of ‘Wat doet je vader?’ en andere verwijzingen naar sociale klasse steeds pijnlijker. Levensstijlen en manieren van zichzelf presenteren werden steeds sterker ervaren als uitdrukkingsvormen van individuele identiteit - de individualisering van het Ik-Tijdperk. Verwijzingen naar een ‘beter’ en een ‘minder’ soort mensen, naar hiërarchische groepsverschillen raakten getaboeëerd, naarmate onderliggende sociale lagen en groepen zich emancipeerden. Toen eind jaren zeventig de mogelijkheden tot collectieve stijging op de maatschappelijke ladder verminderden, kwamen mensen er in hun onderlinge krachtmetingen eerder toe elkaar te laten zien dat het hun goed ging, en hoe goed het hun ging. Ze richtten zich daarbij als gewoonlijk naar het voorbeeld van de bovenste sociale lagen - de grote belangstelling voor de nieuwe etiquetteboekenGa naar eind8. getuigt ervan - en menigeen verving de trui of het spijkerjack weer door het colbert met stropdas. Fotografisch uitgedrukt: de stijve atelierposes uit de jaren veertig en vijftig van op hun 's zondags aangeklede, ernstig kijkende mensen werden in de jaren zestig en zeventig vervangen door spontane snapshots van naar (vrije) tijd en plaats aangeklede mensen die er - (glim)lachend - ontspannen moesten uitzien.Ga naar eind9. In de jaren tachtig lijkt naast die waardering voor informeel en ontspannen gedrag de angst voor al te grote gemeenzaamheid en familiariteit te zijn gestegen en de presentatie van zichzelf werd daarmee ook ernstiger en gereserveerder. In de stilering van zijn gedrag verraadt elk individu zijn status(aanspraken), sociale klasse, tijdperk en cultuurkring: de stijl van iemands omgangsvormen klasseert. Veranderingen in die stilering zijn tevens bewegingen in identiteit en emotieregulering. De hier beoefende ‘sociologie van emoties’ is gericht op het ontdekken van fasen en wetmatigheden in individuele en collectieve processen van emotieregulering en identiteitsvorming. Zij laten zich afleiden uit veranderingen in de gangbare manieren van doen, in de Algemeen Beschaafde Omgangsvormen (inclusief de geformaliseerde juridische wetten) - de standaard die als dominant beoordelingscriterium in onderlinge krachtmetingen fungeert. Individuen en de groepen of sociale lagen waartoe ze behoren dragen de maatschappelijke ontwikkeling, ze kunnen zich in de voorhoede dan wel in de achterhoede ten opzichte van de Algemeen Beschaafde Zelfregulering bevinden. Een woord als ‘fatsoensrakker’Ga naar eind10. bijvoorbeeld verwijst naar een achterhoede van mensen die hun gebrek aan vertrouwen in de eigen emotieregulering bedekken onder de verontwaardiging over het ‘hellend vlak’ dat zij waarnemen. Hun morele verontwaardiging verraadt hun angst voor verlies van zelfbeheersing, wanneer zij zelf zouden toegeven aan de verleiding zich aan ‘dat gevaarlijke gedrag’ te wagen. De aanwezigheid van die verleiding toont aan dat hun achterstand in emotieregulering niet groot is - net zoals de voorsprong gering is van degenen die zich erop laten voorstaan. Uit het superioriteitsvertoon van sommige oude rijken tegenover nieuwe, stedelingen tegenover ‘provinciaaltjes’ en oudere broers of zussen tegenover jongere kan blijken hoe pril hun voorsprong in emotieregulering is. Zij hebben weliswaar de kansen en gevaren van bepaald gedrag door ervaring enigszins onder de duim gekregen en zijn daarom niet meer zo ten prooi aan ‘beginnersangsten’ als de fatsoensrakkers, maar zij worden wel door ‘regressie-angsten’ gekweld. Als jongen heb ik mij bijvoorbeeld vaak ongeduldig geërgerd aan de onhandige vorderingen | |
[pagina 621]
| |
van mijn anderhalf jaar jongere broer in een nieuwe fase of op een nieuw terrein in zijn leven, juist omdat het me pijnlijk herinnerde aan mijn eigen onhandigheid van nog maar zo kort geleden. Vaak had ik het liefst ontkend ‘ook zo’ te zijn geweest. Dezelfde wetmatigheid in de ontwikkeling van emotiereguleringen valt te onderkennen in de verhouding tussen groepen mensen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de geïrriteerde verontwaardiging van Europeanen over de boekverbrandingen en de bedreiging met de dood in de Rushdie-affaire. Veel van deze Europeanen hebben in hun eigen leven boekverbrandingen en grootscheepse moordpartijen meegemaakt en willen daar liever niet door een buitenstaander als Khomeiny aan worden herinnerd, laat staan er - als Europeaan - mee worden vereenzelvigd. Maar juist daarom irriteert het zo. Dat irritatie niet de enig mogelijke uitkomst van zo'n proces is, blijkt onder meer uit een fase in de ontwikkeling van de omgang tussen ouders en kinderen. Naarmate in de zestiende en zeventiende eeuw de in het sociaal verkeer gestelde eisen aan de emotieregulering strenger en uitgebreider werden, deden kinderen er steeds langer over om hun emotie- of zelfregulering op het peil van volwassenen te brengen, en zo breidde de kindertijd zich uit.Ga naar eind11. Kinderen in de leeftijd waarmee de kindertijd werd uitgebreid konden in hun ongeremdheid het beoogde effect van de zorgvuldige gedragingen van volwassenen doorkruisen; zij vormden dus een bedreiging en werden daarom sterker en langer gedisciplineerd en gecontroleerd in een aparte kinderwereld. Tegelijk echter gingen volwassenen het kinderlijk onbeheerste gedrag als ontroerend ervaren; het had een ongebonden eenvoud en een natuurlijkheid die zij zelf niet meer aan de dag konden leggen en die zij als ‘eerlijk’ en ‘spontaan’ gingen waarderen. Hun ontroering kwam tot uiting in een nieuwe praktijk: in de zestiende en zeventiende eeuw gingen ouders hun kinderen knuffelen. Vanaf de zeventiende eeuw beschouwden volwassenen kinderen ook in toenemende mate als onschuldig: dat zij zich de vereiste emotieregulering nog niet eigen hadden gemaakt kon hun immers niet worden aangerekend. Hier werd de angst voor de gevaren van de kinderlijke emotieregulering niet door morele verontwaardiging, maar door romantisering en segregatie bedekt. Een soortgelijke uitkomst van deze wetmatigheid in de ontwikkeling van emotiereguleringen vertoont het proces waarin ridders hun eigen rijk verloren en tot hovelingen werden; in dat proces ontstond tevens het rijk van de verbeelding dat later de romantiek is genoemd. Hovelingen vonden een uitlaatklep voor de sociale en psychische spanningen van het leven aan het hof in de droomwereld van herdersromans, waarin de onschuld, de oprechtheid, de ongebonden eenvoud van ‘het leven op het land’ werden geromantiseerd.Ga naar eind12. In de zich industrialiserende samenlevingen is dit proces voortgezet. Daar vond een (arbeids)deling en coördinatie van sociale functies plaats die de sociale en de psychische spanningen verder deden toenemen, en die druk staat aan de wieg van het droombeeld van een spanningsloze, volledig geïntegreerde en klassenloze ‘Gemeinschaft’, een egalitaire (boeren)samenleving die uitdrukking gaf aan het nostalgisch verlangen naar een natuurlijker en eenvoudiger leven dan dat in de ‘nerveuze’ hedendaagse ‘Gesellschaft’Ga naar eind13., die in sommige opzichten en momenten als ‘nodeloos bedrukkend’ of als ‘decadent’ werd ervaren. Vandaar dat de Gemeinschaftsdroom, gevestigdGa naar eind14. in de romantiek en in aangepaste vorm bekrachtigd en gedeeld door negentiende-eeuwse liberalen en socialisten, tegelijkertijd model kwam te staan voor een betere toekomst. De beweging en de samenhang tussen druk en droom worden gevat in de zin ‘The more the heart is managed, the more we value the unmanaged heart’Ga naar eind15. (hoewel een ‘unmanaged heart’ slecht bij babies voorkomt). De eisen die in het sociale verkeer aan ieders emotieregulering worden gesteld zijn gestaag gestegen, hetgeen resulteerde in een toenemend besef van die eisen én in stijgende waardering voor manieren van doen die aan de druk van die eisen ontsnappen, voor eigen- | |
[pagina 622]
| |
schappen als spontaniteit en authenticiteit.Ga naar eind16. Zo weerspiegelen droom- en schrikbeelden elkaar. Ze kunnen zowel in het verleden als in de toekomst worden geprojecteerd, maar de sociale en psychische spanningen van de figuraties waarin ze werden geboren, blijven erin herkenbaar. Voor de stijl van zelf- en emotieregulering geldt in principe hetzelfde: de verlangens van de stilisten zijn erin herkenbaar, en hun angsten laten er zich uit afleiden. Neem bijvoorbeeld de hedendaagse sociale en psychische regulering van gewelddadige en seksuele impulsen en emoties. Straatgevechten, de gewelddadige dieptepunten van een lopende strijd tussen verschillende families, buurten of klassen, komen nog slechts sporadisch voor. Al op het schoolplein wordt er waarschijnlijk minder gevochten dan enkele decennia geleden. Elkaar uitschelden lijkt eerder en vaker voor te komen, maar de meeste mensen bedwingen tegenwoordig hun gewelddadige impulsen vergaand en vrijwel automatisch. Van anderen verwachten zij als vanzelfsprekend hetzelfde. Nu die wederzijds verwachte zelfbeheersing zodanig is toegenomen dat mensen er vrij zeker van zijn dat zij elkaar niet zo gauw met geweld te lijf zullen gaan, is wél het dreigen met geweld in botsingen of ruzies toegenomen. De gemoedsrust van de verzorgingsstaat heeft kennelijk ook de risicozucht van die staat gebracht. Iets soortgelijks geldt voor seksuele impulsen. Ook die zijn collectief onder versterkte individuele controle gebracht, waardoor zowel de angst voor de seksuele hartstochten van anderen als voor die van zichzelf is verminderd. Wie wil weten hoeveel angst het historische novum van een niet gechaperonneerde, dus ‘vrije’ omgang tussen de seksen in danslokalen opwekte, leze het Rapport der regeeringscommissie inzake het dansvraagstuk. In dat rapport uit 1931 werd de regering o.a. aanbevolen om dansmeesters die ‘toezicht houden’ aan te stellen. Ook een uitspraak als ‘haalt men de tucht weg, dan spuit de seksualiteit naar buiten’ laat aan duidelijkheid niets te wensen over.Ga naar eind17. De tegenwoordig gangbare, d.w.z. collectief verwachte manier van emotieregulering impliceert dat ook als ‘toezicht’ (die dwang van anderen) ontbreekt, de kans dat seksuele aanvechtingen tot overweldigingen leiden betrekkelijk klein is geworden. Zoiets verwacht ‘men’ niet. Niet van anderen, niet van zichzelf. Het sterker onder controle brengen van zowel deze impulsen en emoties als van de angst voor het verlies van die controle, vormt de basis, de voorwaarde om weer wat vrijmoediger met seks en geweld te (kunnen) experimenteren, dus om wat vaker en wat eerder uit te dagen tot seksuele of gewelddadige krachtmetingen, zonder dat dit op overweldigingen uitloopt. Ook in de manieren van zich kleden schuilen symbolische verwijzingen naar deze uitdagingen. Voorbeelden zijn de puntige, scherpe onderdelen van de punkuitrusting, en de ‘soft look’ bustehouder welke de borsten steunt en toch de tepels enigszins zichtbaar houdt. Zo'n uitdagend beroep op deze emoties, ja op emoties in het algemeen, werd tot voor kort vooral als gevaarlijk beschouwd. De uitdrukking ‘emotioneel worden’ heeft nog steeds de betekenis van ‘zijn emoties niet onder controle hebben, erdoor bevangen zijn’. Dergelijke uitdrukkingen herinneren aan deze gevaren, en een rigide sociale controle, gericht op beheersing van die gevaren, bevorderde ontkenning en verdringing van emoties. Vele eeuwen lang voltrok zich een proces van formalisering, waarin het uiten van emoties die uitbarstingen van fysiek en seksueel geweld zouden kunnen uitlokken steeds verder aan banden werd gelegd. De ontwikkeling van geweldsmonopolies binnen nationale staten heeft het gebruik van geweld ter beslechting van conflicten aan banden gelegd, maar zolang grote groepen gebrekkig geintegreerd bleven in de nationale samenlevingen, bleven ook de contrasten in emotieregulering groot, onttrokken velen zich aan de dominante code voor ‘beschaafd’ gedrag en bleven die gevaren actueel. Naarmate de dwang tot zelfbedwang via de Algemeen Beschaafde Omgangsvormen voor alle groepen binnen de nationale samenleving vanzelfsprekender werd en als deel van het geweten automatischer | |
[pagina 623]
| |
functioneerde, ontstond er ruimte voor het losser en gevarieerder worden van de sociale gedragscode: informalisering. De presentatie van zichzelf en de stilering van de omgang zijn in dit proces informeler, erotischer, lichamelijker, emotioneler en gevarieerder geworden, maar ook gecompliceerder. De doorbraak van de aan dit informaliseringsproces gepaard gaande ‘emancipatie van emoties’ kan worden gezien in het impressionisme. In het ‘fin de siècle’ werd dit proces dominant en het zette zich in dezelfde richting door in de ‘roaring twenties’ en in de jaren zestig en zeventig. Het is een collectieve beweging in zelfregulering, een blind sociaal proces waarin mensen steeds subtielere eisen gingen stellen aan het zo harmonieus mogelijk balanceren tussen allerlei moeilijk of niet verenigbare gedragingen en drijfveren zoals tact en directheid, eenvoud en raffinement, dwingen en gedwongen worden, aantrekken en afstoten of charmeren en angst aanjagen. Het begrip stijl kan daarom worden opgevat als de uitdrukking van een geslaagde, harmonieuze balans, die deze spanningsverhoudingen tot op zekere hoogte overstijgt.Ga naar eind18. Tegenwoordig raken emoties geaccepteerd als richtsnoer voor gedrag, waar ze voorheen nog voornamelijk als bron van wangedrag werden gezien. Nu worden emoties zelfs geacht een uiterst belangrijke signaalfunctie te hebben - een inzicht van Freud - en de eraan verbonden gevaren worden veel sterker in termen van een balans gedacht en geformuleerd: het is de kunst zodanig te laveren dat de signaalfunctie van gevoelens voor zichzelf niet verloren gaat, maar dat tegelijkertijd de signaalfunctie van de emotie-uitingen voor anderen niet vermindert.Ga naar eind19. Deze ontwikkeling heeft tevens geleid tot een toename van een dramaturgisch perspectiefGa naar eind20. dat zicht biedt op de verschillen en tegenstrijdigheden tussen emoties en emotie-uitingen in de presentatie van zichzelf.Ga naar eind21. De spreiding van het dramaturgisch perspectief vormt een aanwijzing voor de spreiding van zowel het vermogen zichzelf en het eigen gedrag te observeren als van het besef dat emotieregulering is geboden. De algemeen gangbare emotieregulering heeft kennelijk een zodanige kracht en reikwijdte dat het zichzelf en elkaar bekennen door gewelddadige en/of seksuele emoties en impulsen te worden geplaagd, niet langer, haast als vanzelf, de angst oproept voor het gevaar dat men zijn controle erover zal verliezen. Immers, pas als voldoende mensen zichzelf voldoende (kunnen) bedwingen, als de wederzijds verwachte zelfbeheersing zodanig is toegenomen dat het gevaar door emoties te worden overmand onder sociale en individuele controle lijkt te zijn gebracht, krijgen experimenten in het (kunnen) laten vieren van de teugels kans van slagen.Ga naar eind22. Dat is ook de strekking van het verhaal over de kleuterschool waar kinderen hun ‘wapenrusting’ mee naar school mochten nemen. De bewapeningswedloop en de gevechten bereikten niet het verzadigingspunt waarop de ouderen hadden gehoopt en gewacht. Paul Kapteyn concludeert: ‘De taboedoorbraak, waarbij ouderen zich flexibeler opstelden tegenover het geweld van kinderen, kon alleen pas dan door die kinderen worden gevolgd wanneer hun eerst de restricties goed waren ingeprent en zij eerst leerden wat zij dan later in zekere mate zouden kunnen afleren. Taboedoorbraken waren met andere woorden typische volwassen problemen. Zij leerden gedeeltelijk af wat kinderen eerst nog moesten aanleren.’Ga naar eind23.
In de jaren zestig en zeventig stonden dergelijke experimenten volop in de publieke belangstelling. Iedere geslaagde originaliteit daarin werd vroeger of later overgenomen in commerciële, politieke, artistieke, erotische en wetenschappelijke krachtmetingen. In dat proces werd veel zelfdwang, zoals klakkeloze aanvaarding van moraal en gezag, minder vanzelfsprekend, en werd de dwang van anderen die in gezag en moraal tot uiting komt, sterker als zodanig ervaren. Zo raakten velen zich bewust van verleidingenGa naar eind24. waar ze eerder slechts angsten en gevaren hadden gekend, de verleidingen van ‘sex and drugs and rock and roll’, van belastingontduiking, (winkel)diefstal, zwart rijden in het openbaar vervoer, schelden en vloeken. | |
[pagina 624]
| |
Zo hebben mensen elkaar opgejaagd tot grotere kennis van emoties en emotiereguleringen. Die kennis schept afstand tot de emoties zelf, en die afstand wekt op haar beurt een nostalgisch verlangen naar het ervaren van (nietgewelddadige) primaire gevoelens van een intensiteit die het hele zijn en bewustzijn in beslag neemt. Het opzoeken van de grens in onderlinge uitdagingen en het opsnuiven van de gevarenGa naar eind25. die zich aan de andere kant bevinden, verschaffen de gezochte opwinding. Het is een geliefd soort van sport geworden, die zich ook voordoet in het rijk van de verbeelding en het amusement: zowel wat seksuele als gewelddadige impulsen aangaat is daar een levendige en uitgebreide pornografie ontstaan - Tom Wolfe spreekt van ‘pornogeweld’: ‘Violence is the simple, ultimate solution for problems of status competition, just as gambling is the simple, ultimate solution for economic competition. The old pornography was the fantasy of easy sexual delights in a world where sex was kept unavailable. The new pornography is the fantasy of easy triumph in a world where status competition has become so complicated and frustrating.’Ga naar eind26.
In het laatste informaliseringstijdperk, de jaren zestig en zeventig, kon men zich vooral onderscheiden door zich in kleding, spraak en ander gedrag naar ‘beneden’, naar de man in de straat te richten. Het was de verbreiding van een oriëntatie, waarvan de aantrekkingskracht reeds doorklinkt in George Orwells romantische beschrijving van ‘the proles’: ‘Zij waren niet trouw aan een partij of een land of een idee, zij waren trouw aan elkander. Voor het eerst in zijn leven voelde hij geen verachting voor de proles... [] De proles waren menselijk gebleven. Zij waren in hun binnenste niet hard geworden. Zij hadden vastgehouden aan de primitieve gevoelens, die hij zelf door bewust zijn best te doen weer moest aanleren.’Ga naar eind27. In de jaren zestig en zeventig klonk deze romantisering uit vele monden. Tegenover de destijds overdreven tot overbodig geachte afscherming van de mensen van de straat, werd nu juist hun dynamische vitaliteit bezongen:
You've gone to the finest school, all right Miss Lonely,
But you know you only used to get juiced in it,
And nobody has ever taught you how to live on the street,
And now you are gonna have to get used to it.
(Bob Dylan, Like a Rolling Stone, 1965)
De nadruk op geëngageerde emotionaliteit die hierin doorklinkt, verschoof eind jaren zeventig, begin jaren tachtig weer naar gerationaliseerde distantie. De sociaal-economische wind veranderde van richting en de opwaartse druk van zich emanciperende groepen verloor zijn dominantie aan een neerwaartse druk van disciplinerende gevestigden; het ‘neerwaarts perspectief’ maakte plaats voor een ‘opwaarts perspectief’, een sterk toegenomen publieke belangstelling voor de mensen bovenaan de maatschappelijke ladder. Allerlei maatregelen van bestuur en regering, die in de jaren zestig en zeventig de ondernemingsvrijheid van kooplieden en industriëlen steeds verder aan banden hadden gelegd en die getuigden van hoge collectieve verwachtingen ten opzichte van de staat en van de maakbaarheid van de samenleving, werden in de jaren tachtig weer ten dele opgeheven; er werden juist investeringspremies uitgeloofd, en dit brede maatschappelijke proces ging gepaard met verschuivingen in perspectief en identificatie. Zowel in de media als in de sociale wetenschappen verschoof de collectieve belangstelling niet alleen van ‘beneden’ naar ‘boven’, ook van ‘rechten’ naar ‘plichten’, en de ‘identificatie met de gevestigden’ kreeg weer de bovenhand over de ‘identificatie met de underdogs’.Ga naar eind28. Commerciële specialisten die zich zoveel mogelijk buiten de media hadden gehouden - veel van wat zij zeiden en deden werd tégen hen gebruikt - traden weer zelfbewust voor het maat- | |
[pagina 625]
| |
schappelijk voetlicht en de publieke belangstelling voor zich emanciperende groepen verminderde en veranderde van toon - veel van wat zij zeggen en doen wordt tégen hen gebruikt. Pech en berusting wonnen aan kracht vergeleken bij onrecht en verzet, en vernederingen werden weer sterker uit het bewustzijn geweerd. Kortom, een fase van emancipatie en verzet was omgeslagen in een fase van stabilisering en berusting.Ga naar eind29. De in de eerstgenoemde fase gangbare idealisering van de vrijheid van de straat en van de alerte vitaliteit van ‘mensen van de straat’ maakte weer plaats voor een idealisering van de vrijheid en de verfijnder levensstijl van mensen die juist niet ‘van de straat’ zijn. Minister Brinkman zei bijvoorbeeld: ‘... een minister hoort gezag te hebben. Een minister is niet gewoon... het volk moet de man zien die de beslissingen neemt, niet Jan, Piet of Klaas die het wel effe zal regelen.’Ga naar eind30. Toen de kansen op collectieve emancipatie verminderden en het streven de individuele stijgingskansen te optimaliseren aan kracht won, sloeg de balans tussen assertiviteit en solidariteit, tussen ‘opkomen voor jezelf’ en ‘rekening houden met elkaar’ - de ik-wij-balansGa naar eind31. - dóór in de richting van ‘wij’ en raakten uitingen van groepsidentiteit weer sterker geaccepteerd. In een fase van informalisering lijkt de nadruk op het ik en de ik-identiteit te liggen, terwijl de balans in een fase van (re)formalisering richting distinctie en wij-identiteit lijkt door te slaan. Het zichtbaar dragen van fabrieksmerken bijvoorbeeld werd van een prollerig snobisme tot een merkteken van goede smaak. En de chic van witte meubels of witte schoenen werd mede bepaald door het uit elkaar halen van duur en duurzaam. Kortom, ‘street sense’ verloor het van ‘salon sense’. De fase van informalisering van omgangsvormen stagneerde, maar in de huidige fase van formalisering zijn niet alle informaliseringen uit de voorafgaande fase teniet gedaan. Veel van de gedrags- en gevoelsalternatieven die in het laatste informaliseringstijdperk ingang vonden, zijn intact gebleven; ze zijn in de huidige fase van formalisering in de standaard van gedrag en gevoel overgenomen en in die zin geformaliseerd.Ga naar eind32. ‘Deftige omgangsvormen’ mogen dan in de laatste informaliseringsronde uit de gratie zijn geraakt, net zoals het woord deftig zelf, maar wat in de huidige (re)formaliseringsfase weer hoge ogen gooit zijn elegante manieren, net zoals het woord elegant zelf. Typerend daarbij is dat terwijl het vroeger heel gewoon was om een individu deftig of elegant te noemen, dit nu niet meer kan: het zijn bepaalde handelingen of de resultaten daarvan die elegant worden genoemd. Net zoals men, volgens goed pedagogisch advies, kinderen niet langer stout noemt, maar enkel hun gedrag, zo spreekt men tegenwoordig ook niet van elegante mensen, hooguit van een elegante manier van doen. Wie iemand is volgt niet zozeer uit zijn maatschappelijke positie ofwel uit wat iemand doet, als wel uit de manier waarop hij het doet: ‘It ain't what you do, it's the way that you do it’ - stijl. Zo'n op ‘eenheid van tijd, plaats en handeling’ afgestemde visie en moraal kan slechts bloeien waar een onderhandelingshuishouding dominant is, d.w.z. waar de extremen in de sociale en psychische afstand en contrasten zijn afgetopt. Maar, daar is tevens de druk tot individuele profilering sterker en daar is het verlangen naar innerlijke authenticiteit en waarachtige diepgang zo sterk toegenomen dat de presentatie van zichzelf tegelijkertijd al gauw als oppervlakkige uiterlijkheid wordt ervaren. De psychische spanning tussen uiterlijke beleefdheid of aangename oppervlakkigheid tegenover innerlijke diepgang, deugd en oprechtheid vormt het spiegelbeeld van de sociale spanning tussen de centra van commercie en bestuur tegenover die van loonarbeid, diensten hulpverlening, kunsten, sociale wetenschappen en journalistiek.Ga naar eind33. In het laatste informaliseringstijdperk groeide de kracht van de laatstgenoemde centra; zij waren in de aanval en de eerste in de verdediging. Sedert de jaren tachtig is dat omgekeerd.Ga naar eind34. De mensen in de centra van geweld en belasting, de regeringscentra en de centra van partijpolitiek zit- | |
[pagina 626]
| |
ten op de wip: hun machtskansen schuilen in het schipperen tussen de aan kracht winnende en de aan kracht verliezende centra. Met veranderingen in de maatschappelijke (machts)verhoudingen veranderen ook de psychische structuren van individuen. Tevens verandert de mate waarin individuen zich gedwongen zien om verschillen, ja ook tegenstrijdigheden tussen hun emoties en hun emotie-uitingen te scheppen en te verdragen. De informalisering heeft een vrijere emotieregulering met zich meegebracht, maar tegelijkertijd is de dwang versterkt om emoties flexibeler en gedifferentieerder te reguleren. Die dwang heeft zich ook over verschillende levensgebieden uitgebreid, totdat niemand zich in enige sector van het maatschappelijk leven nog aan onbeteugelde uitbarstingen van hartstocht te buiten kon gaan zonder angst voor sancties - ook in het ‘rijk’ waar zij tot voor kort wettelijk het ‘hoofd’ van waren, worden mannen tegenwoordig ook wettelijk gehouden tot het intomen van hun gewelddadige en seksuele impulsen tegenover hun ‘eigen’ vrouw en kinderen. Ook de collectieve verontwaardiging over elk gebrek aan beteugeling, dwingt in die richting. Wanneer deze beteugeling vrij vanzelfsprekend en min of meer automatisch tot stand komt, is de sociale dwang tot het dragen van het ‘masker’ van emotieregulering tot een ‘tweede natuur’ geworden. Elias, die deze metafoor gebruikt om te schetsen wat er al met de hoofse aristocratie begin zeventiende eeuw gebeurde, vervolgt: ‘Der verstärkte Zwang zum Selbstzwang eröffnet ihnen neue Freuden und Genüsse, neue Bereicherungen und Verfeinerungen, kurzum neue Werte zugleich mit neuen Bedrängnissen und Gefahren. Jedenfalls wird ihnen der Selbstzwang zum hohen persönlichen Wert.’Ga naar eind35. Hoezeer men ook verlangt naar een eenvoudiger leven met weinig zelfdwang, toch fungeert die zelfdwang tevens als wapen in de statusstrijd en daarom zijn ook identiteit en gevoel van eigenwaarde ervan afhankelijk. Weer ‘onschuldig’ of ‘eenvoudig’ worden is trouwens onmogelijk, die weg terug is afgesneden. Men kan slechts streven naar ‘edele onbevangenheid’ of ‘geraffineerde eenvoud’. Die drijfveer komt tot uiting in de keuze en vormgeving van woning, muziek, lectuur, voedsel, taalgebruik, kleding en omgang. Net zoals emoties steeds sterker als problematisch én als bruikbaar worden ervaren, zo wordt ook het zichzelf presenteren steeds sterker als een opgave én als een genoegen ervaren. Het zichzelf profileren is een sport en een kunst geworden, waarvan mensen zich steeds sterker lijken te realiseren dat en hoe zij er zich toe moeten zetten. |
|