De Gids. Jaargang 152(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 381] [p. 381] Hans Faverey Gorter aan zee Alsof hij daar staat, daar waar het strand het smalst is, aan de voet van zijn duin - een misschien al enigszins tanige, eigenzinnige man: zoals iemand die uitkijkt over zee, maar die alleen is met zichzelf. Lang voor Croesus over de Halys trok, bespiedde hem echter, op haar buik in het helmgras, half opgericht, Alkinoös' tintelende dochter, en kan het niet geloven wat zij ziet. Toch traint hij, nu hij zelf zich daar voor uittrok, alleen op zijn serve. Telkens gooit hij een bal in de lucht en slaat hem uit alle macht terug naar zee. Sommige ballen halen het nog net en vallen ook echt in zee; andere redden het niet, komen terecht op het strand; mochten zijn verscholen in schuim. Juist op de leegste middag van zijn leven keert een getaande man, die opnieuw te vroeg zal sterven, terug naar zijn branding; hij bukt zich, verzamelt zo veel als hij kan van die natgrijzige ballen, bergt ze op [pagina 382] [p. 382] in dat zeegroen net. Dan loopt hij terug, raapt zijn racket op en begint aan de klim, met diezelfde loodzware zak vol stenen, op tegen gretigst geduinte. Arrianus is het, die beschrijft hoe Epictetus leert over het weinige daarover met ere men beschikt. Niettemin, telkens zodra er nog iemand is die Scheria niet is vergeten, en die sommige verzen blijft herlezen van deze onbuigzame man, wordt juist dit vergeefse, aan het helder strand der zee bevochten, door geen poëzie meer uitgewist. Vorige Volgende