| |
| |
| |
H.H. ter Balkt
Zoo ga ik ook (Herman Gorter)
Adem van de raaf en de zon
Ademend achter het gaas hiëroglyfische
ademwolkjes van de raaf zonder hemel
en hij schreeuwt schor zijn credo, wees
één met het al (niet, wees een)
Hoog boven het tropisch regenwoud
- bleue kristallen laaien op de paden -
straalt 't afgewende licht van januari
waarin jouw valkenoog, o zonnige,
| |
Warandehoedere
nog onwennig, steeds luidruchtiger klapwiekend wetend
dat de toezichthouders verdwenen zijn. Dick Hillenius
Fladderende stemmen, zoete tabletten
zegt warandehoedere die op het bos past,
warandehoedere van de melkwitte vertelsels
Op het conclaaf van de derde internationale
in de verre stad hield de goede en slechte ridder
valcoogh een meeslepende rede: red de wereld,
red Sanderijn - maar hij werd niet gehoord
Fladderende stemmen, zoete tabletten
zo gaat het altijd zegt warandehoedere
| |
| |
De louche lansen hoeden niet, ach ooit
storten zij in hun vierspannen van de bergen
en worden ingemetseld met koets en al in de rots
in 't kouwelijke Tecklenburg; maar wat is ooit
Allen moeten hoeden zegt warandehoedere
(die op het bos past) maar heel alleen is Sanderijn
en lanceloets lansen (fladderende stemmen, hoor)
vellen het woud... O Rosa Luxemburg
O wereld, o snelle valken, o Sanderijn
| |
De uilen
Menige uil nog in januari sneeuwmaand -
resten ijzel op de roestige platen gelegd
op de weg - waakzaam, velerlei ondoorgrondelijke
knipperende oogopslag en staring;
van de sneeuwuil die treurt om zijn vlakte,
van de oehoe, bevederde calvijn; de ransuil.
Veertjes van de zwijgenden glanzen dof,
jullie vleugels en snavels wijzen ons af.
Jullie conclaaf van orakels
in een metafysisch Zandbergen
zal ons verzwijgen. En het roest knarste,
vertierelantijnde aarde droeg ons, de hemel
zond ons verwensingen na.
Inventaris van ruimte-objecten op 1 januari 1987, NRC Handelsblad, 14 februari 1989
| |
| |
| |
Ravenoog
Door fruitvliegjes ingesneeuwd
ravenoog, staart naar de zon
| |
De wolven
Leugens hadden ons allang ingesneeuwd
Ik zeg, leugens hadden ons ingesneeuwd
Leugens hadden ons innig lief, omhelsden ons
Terwijl het niet sneeuwde, integendeel
In dat heet tropisch regenwoud in de Zoo
dronk je op een nagebootst tropisch terras
bij de muziek van een verre tamtam onder
het druppelen van meiregen van het vernuftige
dak op leliën en bladeren groot als waaiers
op mango's en papaya's en bonte vleugeltjes
koffie; koffie dronk je daar, ijzel ontbrak
Daar was de onstuimige bloei van de wereld
Daar door vernuft nagebootst sprong de schepping
als een leeuwin tegen je op; en beregende je
Verder dan, later in de winter, zag je de wolven;
vredig neerliggend bij tientallen onder de wolk
die er niet was; onder de sneeuw die er niet was;
vredig neerliggend onder de leugens
Nooit zag je onaardser rust dan de rust van de wolven:
en het goedmoedig staren naar hun route die er niet was;
en het uitzien naar lente en sneeuw die er niet waren;
ze lagen met hun honderden onder de bomen,
hun tanden verborgen; onder de gesloten wolken; ook
de fabels van de mensen waren gesloten; deuren
en paden donker; nog dichter de restaurants
| |
| |
Schreef jij, Herman Gorter, ja jij schreef dat
‘De arbeidersklasse danst een grote reidans
aan de oceaan der wereld’, de arbeidersklasse
bedreigd als 't regenwoud danst in de discotheek
‘Oceanen’; niemand verwacht iets, alleen de wolven
De wolven zijn de herders; het zijn de wolven
| |
Raaf
Raaf, raaf, verzwijg ons of red ons
en onze januari, februari en mei
|
|