van ongebruikelijke vragen, het zich openstellen voor andere informatie en beschouwingswijzen en het bespreken van nieuwe politieke en sociale visies. Met het verstrijken van de jaren werd het steeds duidelijker dat deze ideeënstrijd voortbouwde op plannen, voorstellen en opvattingen die in omloop waren tijdens de dooiperiode onder Chroesjtsjov en vervolgens in de jaren vanaf 1970 - de Sovjets spreken van het tijdperk van de stagnatie - nog wel ergens in een achterkamertje werden uitgesproken en opgeschreven. Het is in elk geval zonder meer de moeite waard na te gaan in welke mate schuifladeliteratuur, Samizdatpublikaties en dissidenten het culturele en ethische peil van het denken in de Sovjetunie bewaard hebben, zodat na 70 jaar onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting en cultureel isolement zovele mensen uit zulke verschillende lagen van de bevolking op zo'n hoog peil deelnemen aan de culturele revolutie van alledag.
Op dit moment lijkt mij bovendien de stelling niet geheel en al gewaagd dat het voortzetten van de gesprekken door vertegenwoordigers uit het officiële en het niet-officiële Westen met de Sovjetunie in de periode van stagnatie en van een politiek van vicieuze cirkels (1970-1985) de diverse gesprekspartners informatie en ideeën hebben aangereikt die later deel zijn gaat uitmaken van het ‘nieuwe denken’ en van de radicaal gewijzigde buitenlandse en defensiepolitiek. De concrete kritiek op het politieke denken en gedrag van de Sovjetunie door vertegenwoordigers van de politiek, de media, de wetenschap en de vredesbeweging heeft op de lange duur vruchten afgeworpen. Nu analyseren de Sovjets hun vroegere politiek van verdeel en heers, confrontatie en dreigementen, hun blok- en barricadepolitiek, hun scheld- en toeterdiplomatie en tenslotte hun concrete wangedrag op ongeveer dezelfde manier als jaren geleden hun westerse gesprekspartners en critici. Soms hebben deze partners de Sovjets ook modellen, stategieën en oplossingen aan de hand gedaan met behulp waarvan zij zich uit hun vicieuze cirkel konden bevrijden.
Het is de derde maal geweest sinds de dood van Stalin dat de Sovjetunie gepoogd heeft haar binnenlandse en buitenlandse politiek aan te passen aan de bestaande werkelijkheid. Een dergelijk veranderingsproces impliceerde de geleidelijke, maar radicale eliminatie van het politieke, economische, militaire en culturele stalinisme. De hervormingen onder Chroesjtsjov sinds 1956 waren halverwege blijven steken en vervolgens werden deze vanaf 1971 teruggedraaid toen de hervorming onder Brezjnev - het vredesprogamma van 1970 - mislukt was. Vervolgens ontstond er in de Sovjetunie een gemodereerde vorm van stalinisme die men het best als post-stalinisme kan omschrijven, omdat de verhoudingen weliswaar anders waren dan onder de grimmige dictatuur van Stalin, maar tevens daarop voortborduurden.
Langzamerhand is het gebleken dat de hervormingen in de Sovjetunie er op zijn gericht de post-stalinistische structuren, netwerken, verhoudingen en collectieve waardevoorstellingen radicaal omver te halen. Dit is in wezen een radicaal proces van discussie, debat, herontdekken van oude werkelijkheden en waarheden, het openen van nieuwe werkelijkheden en de liquidatie van Potemkin-benaderingen waarin het ‘doen alsof’ belangrijker is dan de grondige analyse en weergave van de realiteit.
Dankzij de inspanningen van vele kunstenaars, alle dissidenten, verschillende wetenschapsbeoefenaren en enkele politici die voor het eerst moed hebben gekregen, is de Sovjetunie verwikkeld in een werkelijke culturele revolutie. Deze revolutie herinnert in niets aan de massaslachting, de wraakoefeningen en de oorlog van allen tegen allen in China, maar kan beter worden vergeleken met de Verlichtingsperiode die uiteindelijk de bakermat van de democratische revoluties in de tweede helft van de achttiende eeuw is geworden.
Deze omwenteling in de Sovjetunie verloopt onoverzichtelijk. Deels ligt het initiatief bij de politieke leiders, voor een ander deel worden zij door de gebeurtenissen en de mensen voortgedreven. Zij voltrekt zich groten-