De Gids. Jaargang 152
(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |
Kroniek & kritiekPoëtisch leven
| |
[pagina 312]
| |
tentie hier vanmiddag het laatste woord te zeggen over het nieuwe voorstel tot wet. U moet mij maar zien als iemand die het goed met u meent na zo'n dag discussiëren, en daarom kom ik met een gedicht bij u aan. Een gedicht dat uw aandacht misschien even afleidt van alle ambtelijke en eng-politieke teksten en dat desondanks, of misschien juist daardoor, iets heel principieels zegt over de verbeelding en de regels, over de fantasie en de beperking daarvan, over het ideaal en iedere poging tot beknotting van de droom. Het is een heel bekend gedicht, het heet ‘De ceder’ en werd geschreven door de vorig jaar overleden dichter Han G. Hoekstra, die het in 1946 publiceerde in de bundel Panopticum:
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Een binnenplaats, meesmuilt ge, sintels, schillen,
en schimmel die een blinde muur aanrandt,
er is geen boom, alleen een grauwe wand.
Hij is er, zeg ik, en mijn stem gaat trillen,
ik heb een ceder in mijn tuin geplant,
gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.
Ik wijs naar buiten, waar zijn ranke, prille
stam in het herfstlicht staat, onaangerand,
niet te benaderen voor noodlots grillen,
geen macht ter wereld kan het droombeeld drillen.
Ik heb een ceder in mijn tuin geplant.
De strekking van het gedicht is duidelijk. Hier is iemand aan het woord die zijn droombeeld, zoals dat op symbolische wijze gestalte krijgt in de altijdgroene ranke ceder, recht overeind houdt, dwars tegen het geschamper van een realistische of gewaand realistische tegenspeler in. Er zijn een paar dingen waarop ik even wilde wijzen, omdat men er misschien gemakkelijk aan voorbijziet. De ‘ik’, de dichter zal ik maar zeggen, is van meet af aan in het defensief, en daar zal hij zijn redenen wel voor hebben. De ceder, die exotische boom, heeft hij in zijn tuin geplant, op een afgebakende en beschermde plek met andere woorden, waar hij hem voortdurend kan zien. Maar tegelijkertijd gaat de betekenis van die ceder de beperkingen van de gekozen plaats te boven. Immers, de aanwezige muur beschermt niet alleen, maar heeft blijkens de woorden van de realist ook iets mistroostigs: het is een ‘grauwe wand’ die door schimmel wordt aangerand. De werkelijkheid van die wand wordt door het droombeeld van de ceder naar de achtergrond gedrongen. Het woord aanranden - in de zinsnede ‘die een grauwe muur aanrandt’ - is dubbelzinnig en betekent behalve ‘aantasten’ ook zo iets als ‘een rand trekken langs’, waardoor die ‘blinde’ muur, die geen uitzicht lijkt te bieden op iets anders, met nog meer nadruk tot een grens, een beperking, wordt verklaard. Vandaar dat de ceder later in twee opzichten ‘onaangerand’ mag heten: hij is onaantastbaar voor het ongeloof der realisten, voor tegenslagen, ‘noodlots grillen’, en heeft door zijn verticale gerichtheid geen last van enige rand, muur of begrenzing. Het gedicht ‘De ceder’ is een rondeel. Het is gebouwd op niet meer dan twee rijmklanken en de regels 1, 7 en 13 zijn aan elkaar gelijk. De dichter heeft zichzelf dus bij het schrijven nogal wat beperkingen opgelegd, de conventionele beperkingen van een zeer speciaal poëtisch genre. Die beperkingen lijken in overeenstemming met de beperkingen die een ‘blinde muur’ aan het droombeeld dreigt op te leggen, maar zij hebben de gedachtenvlucht niet beperkt. Integendeel, men kan bij voorbeeld aan het rijmschema een betekenis geven die het primaat van het droombeeld boven of binnen de realiteit impliceert. De rijmklanken waarvan het gedicht in zijn opbouw afhankelijk wordt gemaakt, zijn afkomstig van degene die het droombeeld koestert. De regels, de formele voorwaarden, zijn opgesteld door wie het initiatief tot spreken nam, de drager van een ideaal: ‘Ik heb een ceder in mijn tuin geplant, / gij kunt hem zien, gij schijnt het niet te willen.’ Alles wat de ander daar tegen in wil brengen, zal op díe klanken moeten rijmen en is daardoor in zekere zin van secundair belang. | |
[pagina 313]
| |
Dat alles kan men zeggen. Maar voorwaarde daarvoor is, dat men het voltooide gedicht in zijn geheel overziet en opmerkt dat het een rondeel is, met maar twee rijmklanken erin. Als men ‘De ceder’ anders bekijkt, niet als een afgerond geheel, niet als een kleine polemiek waarvan de uitslag bij voorbaat vaststaat, maar als een zich ontwikkelend gesprek, een proces van woord en wederwoord, dan kan men beweren dat het nu juist de meesmuilende ander is die het gedicht naar zijn hand lijkt te zetten. Per slot van rekening is hij het die van ‘geplant’ en ‘willen’, aanvankelijk niet meer dan zo maar twee woorden aan het eind van de eerste respectievelijk de tweede regel, rijmwoorden maakt door verder te gaan met ‘schillen’, ‘aanrandt’ en dan weer ‘wand’, vertekende echo's van het ideaal. Als wij het zo bekijken, is de drager van het droombeeld, zoals hij in de tweede regel al vreesde, inderdaad in het defensief gedrongen door een zich als realist voordoende regelneef, die aan de verbeelding beperkingen, een rijmschema, oplegt. De idealistisch gestemde ‘ik’ kan nu, in regel 6, even niets anders doen dan zijn uitgangspunt herhalen. Met die herhaling van zijn eerste regel stelt hij nu zelf een regel in en haalt hij het verloren initiatief binnen het proces van de zich ontwikkelende dichtvorm naar zichzelf terug. Het gedicht, zo wordt nu duidelijk, zal zich tot rondeel ontwikkelen. En daarin is dan, binnen de wetten van het genre, ook nog een definitieve herhaling van de openingsregel voorzien. Aan het slot. De zin ‘Ik heb een ceder in mijn tuin geplant’ zal de discussie overleven. De drager van het ideaal is koppig, hij houdt vol. Zijn stem, staat er in de zesde regel, gaat na de gehoorde tegenwerping trillen. En dan, na die antithetische sintels, schillen en schimmel, staat de ceder er opeens veel duidelijker dan in het begin, demonstratief als een zojuist in nieuw ontdekt gebied geplante vlag, in het midden van de tuin die het gedicht is, in de middelste van de dertien regels. Hij staat daar bijna trillend - ‘rank’ en ‘pril’ zijn de woorden -, trillend als de stem van wie hem geplant heeft, omdat hij er niet vanzelfsprekend staat. De vanzelfsprekendheid waarmee zijn aanwezigheid al in de eerste regel geponeerd werd, is verdwenen. Maar daar is iets anders voor in de plaats gekomen: een koppig en daardoor ontroerend vasthouden aan de oorspronkelijke droom, ook al suggereert de regel wit tussen de eerste en de tweede strofe (ongewoon bij een rondeel) eventjes dat er inderdaad geen zichtbare werkelijkheid met die droom correspondeert. Desondanks staat de ceder even later blijkbaar al zo stevig en overtuigend in de bodem van de tuin dat hij onafhankelijk is van woorden. Het ideaal is nu ook voor anderen direct zichtbaar en vanzelfsprekend geworden. Wanneer het gedicht afsluit met opnieuw de regel ‘Ik heb een ceder in mijn tuin geplant’, klinkt daar dan ook een rustige zekerheid uit op. Ik denk dat deze dynamische leeswijze van het gedicht de juiste is. Zij laat zien dat drie regels die uiterlijk volkomen aan elkaar gelijk zijn, op het vlak van de emoties een geheel andere betekenis hebben. En ook maakt deze lezing duidelijk dat ‘beperkingen’ - hier: de door een tegenspeler opgelegde noodzaak regel 7 te doen rijmen op ‘wand’ - in hun tegendeel kunnen verkeren. De idealist laat zich niet uit het veld slaan en herhaalt gewoon zijn eerste zin. Hij beantwoordt aan de regel, stelt zelf een andere, extra beperking in en legt daarmee de grondslag voor zijn morele overwinning op de tegenstem. Schuilt er in deze bespiegelingen een les voor wie zich hier vandaag hebben beziggehouden met de nieuwe cultuurwetgeving? Niet in de directe, praktische zin natuurlijk. Maar misschien vormen zij wel een stimulans voor de discussie over het niveau van die regelgeving. Wij zullen toch minstens van de top van de hoge ceder een twijgje moeten nemen om het in de grond te planten. Misschien heeft het zin als ik minister Brinkman voor de herkomst van deze woorden even aan Ezechiël 17:22 herinner. Het Oude Testament schijnt hij te kennen. |
|