De Gids. Jaargang 152(1989)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 308] [p. 308] Frans Budé Nachtduur Veroordeeld tot het zitten zonder jaar en naam. Onbewogen naast een lege boom, te verlegen om te kijken. Passanten in een droom te ver om mee te gaan, te reiken naar het meisje, de vrouw de knop van haar stok gedraaid uit hout, droog en uitgespleten in het duister van haar schoot Waar licht haar handen vindt sluit steenkoud de ochtend aan De zwarte tanden van haar kam bewegingloos en bang. Dit uur van tijd dat vaststaat, opstaat in een ooghoek, dagenlang haar achterlaat tussen spiegels, bang dat daar herkenning waart, scherpe krassen, dageraad [pagina 309] [p. 309] Niet het woord meer ingebed in regels warme taal. Alleen haar hand nog in een lucht van oude, gulle zomers. Ingekrompen dagen laten haar een landschap toe als zij denkt dat het tijd is haar hoofd de wolken krekels hoort de stout gedroomde golven - ingelijst en droog Waar ben je als ik je zie - je geheimen achter de wijdte van je ziel, die net met water nog, buiten- aards zich schrapte, zo lang zo nat zich waste dat je wit en leeg verblijft achter glazen ogen, in angst daar weer verstijft. Zie je de bloemen nog wel die stil en donker zinken in de droge vaas, het zwarte scheepje op het schilderij, zo langzaam naderbij, als jij de nacht mee in - aan klip en licht voorbij [pagina 310] [p. 310] Je schoenen hoeven nu niet mee Je gaat op glazen voeten, zwarte gangen door langs deuren die gesloten zijn. En buiten buiten ben je al van steen slaat mijn warme wasem aan je dode voeten daar, je haren zo dooreen. Verlaten valt nog avondlicht - nu het winter is, zo ver vaneen Marie, ver van wind en nacht- geluiden streelt mijn hand je huid nabij. Afstand die niet kleiner maakt. Je mond verschijnt, glimp van pijn. Ik blijf voor lege ogen staan, deel met jou je laatste lach. Geen zorg dan afgenomen - geen verder licht dan nacht Vorige Volgende